Binnenstebuiten

Het leven van een bèta gaat niet altijd over rozen. Natuurkundestudent Manu trekt over het hobbelige pad van het Huygensgebouw naar de rest van de wereld. Hieronder zijn verslag. Deze column van Manu Compen verscheen eerder in de april-ANS. Het is pauze. Met de vaste groep zakken we in een hoekje op ons vaste stekje boven de kantine in het Huygensgebouw. Nog enigszins wazig van een stoffig hoorcollege, pak ik een mandarijn uit m´n tas. Om mij heen gaan Tupperware-bakken open waar wel tien mandarijntjes in passen. De afgelopen maanden zijn het er exponentieel meer geworden. Meestal gevuld met rijst, macaroni en hompen kip. Snel moet het geheel erin getakeld worden voordat het in de sportschool weer verbrand wordt. De laatste happen desnoods met geweld. Ik gooide mijn brood vroeger altijd weg. Stiekem, uit het zicht van mijn ouders, voerde ik wanneer ik terug kwam van school al mijn boterhammen aan de kippen. Soms werd ik betrapt en kreeg ik op m´n kop. Die gewoonte hield stand totdat er te weinig kippen waren om alles snel genoeg op te eten. Tegen die tijd hadden mijn ouders het opgegeven en ging ik zonder brood naar school. Soms nam ik voor de vorm een appel of een banaan mee, maar die bleven dan meestal een paar weken in het voorvakje logeren. Nog steeds komt er niet meer dan een verdwaald mandarijntje in mijn tas. En dat steekt lelijk af tegen de plastic bakken met eiwitten en vezels, waar vroeg voor opgestaan wordt om het klaar te maken. Niet omdat het lekker is, maar omdat het op de planning staat. Ik had gedacht dat het sportscholen aan het Huygens voorbij zou gaan, dat het een veilige haven zou zijn voor een volk dat om andere middelen wordt begeerd dan haar biceps. Maar ook hier gaat het er uiteindelijk om wie de grootste heeft. Gelukkig maar. Ik zou er zelf nooit aan beginnen. Liften, met tegenzin eten, gains maken, vragen hoeveel iemand drukt. Maar nu ik er mee geconfronteerd word, knaagt het. Is dat mandarijntje een metafoor voor mijn gebrek aan mannelijkheid? Tot de tijd dat mijn weerbarstigheid het verliest van de drang om te liften, zal ik andere manieren moeten vinden om duidelijk te maken dat ík de grootste heb. Bij dezen alvast: de mijne is 11 meter lang. Klik hier voor de overige artikelen uit de april-ANS.

 

Lees meer

Gevonden Voorwerp

Wie: David (25), masterstudent Filosofie
Voorwerp:
Schaakset

Tekst: Ronald Peeters Foto: Ilja van Hoek

Dit artikel verscheen eerder in de januari-ANS

 

 

GVHoe goed ben jij met de stukken op het schaakbord?
‘Behoorlijk goed, ik ben internationaal meester in het schaken en hoor bij de top 50 van Nederland. Dit heb ik aan mijn ouders te danken, zij leerden mij schaken. Eindelijk had ik een spel waar ik niet na een week op was uitgekeken. In het begin speelde ik voornamelijk tegen klasgenoten op de middelbare school, omdat ik zo goed was vloog het schaakbord uit frustratie vaak door de lucht. Toen ik op mijn veertiende bij een schaakvereniging ging, mocht ik binnen twee jaar met de volwassenen meespelen.’

Ben je door talent een schaakgod geworden?
‘Het was voornamelijk veel trainen. Zeker in mijn beginjaren oefende ik met dit bord gemiddeld zo’n zes uur per dag. Dan zat ik in mijn eentje met een schaakbord en de laptop ernaast zetten te oefenen. Op die manier combineer je dan het harde rekenwerk van de pc met je eigen creativiteit. Later kreeg ik hier echt de pest in en vond ik trainen niet meer leuk. Ik speel nu voornamelijk partijen.’

Ben je een nerd?
‘Ja, op de middelbare school was ik zeker de schaaknerd. Nu is dat niet meer zo. Je bent zo’n grote nerd als je jezelf maakt. Ik pronk er natuurlijk wel eens mee dat ik aardig kan schaken, maar zo heb ik mijn vriendin niet versierd. Zij is er via Google achtergekomen en vindt het heel sexy dat ik een Duitse Wikipediapagina heb. Op die pagina ben ik wel echt trots, schaken is toch een groot deel van mijn leven.’

Wat is je favoriete stuk van deze set?
‘Dit is echt een kutvraag. Dat verschilt eigenlijk iedere keer weer. Als ik toch moet kiezen, is het dat stuk waar ik de laatste mooie manoeuvre mee doe. In elke stelling heb je bepaalde stukken nodig die alles kapot kunnen maken. Als je dat stuk op het laatste dan over hebt, is dat heel cool. Een mooi voorbeeld van een manoeuvre is de zogenaamde aftrekschaak. Dan valt een stuk onverwachts de koning aan. Toen ik schaakles gaf aan middelbare scholieren moest ik deze zet uitleggen. Uiteraard kwam meteen de vraag of ik mezelf ooit afgetrokken had.’

Klik hier voor de overige artikelen uit de januari-ANS.

 

Lees meer