Planetaire explosie

'Ik had nog even gehoopt dat we er makkelijk vanaf zouden komen.' Zijn nogal cynische reactie op het uitblijven van het einde van de wereld bracht me een beetje van mijn stuk. De Maya’s hadden hem teleurgesteld: de mens was niet veranderd in een liefdevoller wezen en de aarde was ook al niet verzwolgen in een planetaire explosie. Geen einde, geen nieuw begin. 'Fijn dat je er bent.' Hij leek vermoeid.

Het was oudejaarsavond en in dikke winterjassen, een muts op ons hoofd, zaten we op zijn balkon. We zagen de kinderen uit de straat rotjes afsteken. Met meer geluk dan wijsheid laveerde de buurman zijn fiets tussen de kruitdampen door. Onder onze groene tuinstoelen lagen lege en halflege flessen wijn. “Muziekje erbij?” Hij liep zijn kamer in en sloot zijn laptop op zijn boxjes aan. Onder mij sprong het blonde zoontje van de overburen verschrikt weg van een te laat ontploft rotje. 'That’s great, it starts with an earthquake...' Lachend legde hij zijn kussen recht en ging weer in zijn stoel zitten. It’s the end of the world as we know it van R.E.M. – het was zijn gevoel voor humor.

Hij werd altijd wat mistroostig van de jaarwisseling, vertelde hij me. Met die hele symboliek van het nieuwe begin had hij weinig. Een slang vervelde en verloor zijn littekens, maar voor hem ging dat niet op. 'Six o’ clock, TV hour, don’t get stuck in foreign tower', zong Michael Stipe. Hij was niet opgesloten in zijn kamer. Het probleem was veel meer dat hij opgesloten zat in zijn hoofd. Zijn glazen huis, noemde hij het. Hij kon wel naar buiten kijken, maar hij kon er niet uit – en voor hem geen deejays. In het slotrefrein hoorde ik hem meemompelen met de tweede stem. 'It’s time I had some time alone.' Hij zei het als een mantra. 'It’s the end of the world as we know it – and I feel fine', voegde hij gedecideerd toe. Twee leugens, wist ik, maar wat wilde hij graag dat ze waar waren. Ik was blij dat ik besloten had de jaarwisseling met hem door te brengen.

De klok van de kerk aan het eind van de straat sloeg twaalf. De eerste pijlen suisden de lucht in. We schonken nog eens bij, klonken onze glazen en terwijl de raketten tot ontploffing kwamen bedachten we hoe het heel even leek alsof de hemel werd opgelicht door duizenden verre planetaire explosies. Volgend jaar werd de mens een liefdevoller wezen. Volgend jaar.

Dixi.

Niek Janssen is classicus in spe en wenst de lezers van ANS-online een mooi en liefdevol 2013.

 

Eenhoorngrot

Maar weinig West-Europeanen hebben de ambitie om naar Noord-Korea te verhuizen. Ik snap dat best. De staat van de mensenrechten, de persvrijheid, het weer: allemaal niet om over naar huis te schrijven. Toch krijg je daar wel wat voor terug. Er zijn maar weinig landen met een zo stabiele regering, bijvoorbeeld, en studeren is in deze Democratische Volksrepubliek nog altijd gratis. Maar het belangrijkste argument voor een verhuizing lijkt me de berichtgeving van het staatspersbureau, de Korean Central News Agency (KCNA).

Waar het Algemeen Nederlands Persbureau ons overspoelt met nare berichten over de krimpende economie, de dalende onderwijskwaliteit en de ochtendziekte van Kate, brengt de KCNA dagelijks een glimlach op het westerse gezicht. Is het niet het bericht dat wijlen Kim Jong Il onder een dubbele regenboog geboren is, dan weten ze wel te vertellen dat hij als student al vijftienhonderd boeken publiceerde. En wist u ook dat de voormalig leider van de Volksrepubliek tevens de uitvinder van de hamburger is?

Maar het fraaiste bericht kwam deze week. Noord-Koreaanse archeologen hadden een ‘Eenhoorngrot’ gevonden in de hoofdstad Pyongyang. Deze vondst bevestigde dat Tongyong, de tiende-eeuwse koning van het nog verenigde Korea, die volgens de lokale geschiedenisboekjes op een eenhoorn reed, in Pyongyang had gewoond. En daarmee was Pyongyang de legitieme hoofdstad van zowel Noord- als Zuid-Korea. Het opmerkelijkste aan het verhaal: de grot werd gevonden op slechts tweehonderd meter van een grote tempel midden in de hoofdstad. De belangrijkste aanwijzing voor de archeologen? Een grote steen met daarop het woord ‘EENHOORNGROT’. Nog een wonder dat ze hem niet eerder ontdekt hebben.

Och, och, die gekke Koreaantjes. Zoiets zou je hier nou nooit op het nieuws zien. Zonde eigenlijk: het zou de mensen denk ik goed doen als er af en toe eens een maffe classicus voorbij kwam die beweerde de botten van een cycloop of het lijk van de hydra te hebben gevonden. Maar helaas, geen westerling die nog met fabeldieren aan durft te komen kakken. Hier geen Koreaanse toestanden. Gekke, gekke Koreaantjes: we lachen om hun staatspersbureau.

Nee, dan het NOS Journaal. Ik zag ze langskomen deze weken: een hond die een auto bestuurt, een minuut lang Gangnam Style op Nederland 1 (toch nog Koreaanse toestanden). En daarvoor was onze publieke omroep voor een item over springende sterren ook al niet te beroerd. Verheugt u zich bovendien maar alvast op de berichtgeving over de aflopende Mayakalender komende week. Fabeldieren hebben we hier niet, maar wij hebben onze eigen Eenhoorngrotten.

Dixi.

Niek Janssen is classicus in spe en wil voor een item over cyclopenbotten best met een schepje naar Sicilië.

Meer Dixi lezen? Kijk dan hier.

 

44 gram per honderd

We waren aan elkaar overgeleverd, de twee eerstejaarsstudenten economie, de Turk op leeftijd en ik. Met ons vieren zaten we bij elkaar in de tamelijk volle intercity van Nijmegen naar Den Bosch. De economen hadden een geanimeerd gesprek over hun tentamen van die ochtend, ik las een boek en de Turk staarde om beurten mijn buurjongen en mij aan. ‘Christus, kan die verwarming niet aan?’ ‘Hij zal wel kapot zijn.’ De trein vertrok, en het was inderdaad behoorlijk koud. Voortdenderend passeerden we station Dukenburg.

‘Brr, kan de verwarming niet aan? Misschien die knop? Misschien kunnen we de conducteur vragen?’, probeerde de oude Turk het gesprek van enige minuten geleden te hervatten. Het kostte hem hoorbaar moeite om de zin te formuleren. ‘Nee, hij is kapot.’ Ik zei nog steeds niets. De Turk tegenover me keek me indringend aan, en wisselde weer naar het studentje naast me. Wijchen. Ravenstein. In Oss stonden we even stil. De Turk brak een reep chocolade aan, nam een flinke hap, stopte de reep terug in zijn tas, maar besloot niet veel later dat hij toch in een keer op moest. Oss-West.

Er verscheen nog een reep, maar deze bleef ongeopend. De Turk bestudeerde de achterkant van de verpakking aandachtig. ‘Wie heeft scherpe ogen?’ Zijn buurjongen bood zich aan. ‘Hoeveel suiker zit erin?’ 44 gram per honderd, zo bleek. Achttien per reep. ‘Zo veel?’, vroeg hij, terwijl we Rosmalen passeerden. Hij keek naar de reep alsof hij een dood vogeltje in zijn hand had. Wat wanhopig keek hij ons drieën aan, we zwegen. Hij voelde nog eens aan de verwarming, opende zijn mond, bedacht zich, zweeg.

Den Bosch-Oost, Den Bosch. Met z’n vieren stapten we uit. De studenten en ik haastten ons naar onze volgende trein, de Turk sjokte richting uitgang. Hij heeft nog iets gemompeld, maar ik heb hem niet verstaan.

’s Avonds, na de voorstelling, kwam ik terug in Nijmegen. Ik zocht een kruk uit in mijn kroeg en bestelde een biertje. Met mijn hoofd de andere kant op gedraaid hoorde ik het dialoogje naast me. ‘Kom je hier vaker?’ ‘Soms’. De stilte. ‘Weertje, hè.’ Het gesprek was al voorbij voor het begonnen was.

Het waren de donkere dagen voor Sinterklaas en misschien hadden we allemaal een beetje liefde nodig.

Dixi.

Niek Janssen is student klassieke talen.

Meer Dixi lezen? Kijk dan hier.

 

Maatschappelijk debat

Laatst wilde ik meedoen aan een maatschappelijk debat.

'Waar vindt dat debat eigenlijk plaats?', vroeg ik. 'In de publieke sfeer.' 'Is dat dat grote gebouw aan het Keizer Karelplein?' Dat bleek niet het geval. Daar stond ik dan, met mijn ferme standpunten.

De afgelopen jaren heb ik een groot aantal maatschappelijke debatten niet bijgewoond. Onder andere de maatschappelijke debatten over drugsbeleid, seksueel misbruik en de islam heb ik volkomen gemist. En dit keer ging het over de zorgpremie. De mensen hadden het nergens anders meer over, zei de journalist van De Telegraaf. Maar als ik iemand op straat vroeg: 'Wat vindt u nou van de zorgpremie als middel om inkomensnivellering te bewerkstelligen?', keek hij me nors aan en liep hij door.

Een paria was ik. Uitgesloten van het maatschappelijk debat, geroyeerd uit de democratie.

Ik was gewoon zo benieuwd hoe dat nou werkte, zo’n maatschappelijk debat. Had iemand een zaaltje afgehuurd waar die andere zeventien miljoen Nederlanders samenkwamen om hun mening te geven? Dat deden ze dan vast op alfabetische volgorde, om er wat systeem in te houden.

'Die luie subsidietrekkers moeten niet zo zeiken en niet de centen van de hardwerkende Nederlanders afpakken', vond Aad van der A. 'Nou, nivellering is in beginsel niet verkeerd, maar is de zorgpremie wel het juiste middel om de inkomensongelijkheid op te heffen?', bracht Aaf van der A te berde.

Ik vond het wel knap dat die andere zeventien miljoen mensen over alles een mening konden formuleren. En dat ze ook nog eens bereid waren naar de mening van al die andere mensen te luisteren, ook al hadden die er helemaal geen verstand van. Als iedereen zijn zegje mocht doen moest dat ook wel ontzettend veel tijd kosten, zeker als je daarnaast ook nog eens een hardwerkende Nederlander was. Om nog maar te zwijgen over de vraag waar je zo’n grote zaal kon huren, wie de catering regelde en hoe lang de rijen voor de toiletten waren.

Ik zou het denk ik niet op kunnen brengen.

Zou dat nou niet handiger kunnen? Misschien konden een paar mensen zich opwerpen om de mening van de rest te vertellen in een clubje afgevaardigden. Veel mensen vonden toch hetzelfde. Dan konden we iets van een stemming organiseren waar je mocht zeggen met wiens mening je het eens was. En wie de meeste stemmen kreeg, kreeg dan het meest te zeggen in dat clubje. Dan hadden we ook niet zo’n grote zaal nodig. Een kamer was dan voldoende. Of twee, voor de zekerheid. Bijvoorbeeld ergens in Den Haag.

Dixi.

Niek Janssen is classicus in spe en begrijpt niet zo goed waarom we van onze zorgvuldig opgebouwde representatieve democratie weer een directe democratie moeten maken: hij heeft wel iets beters te doen met zijn tijd.

Meer Dixi lezen? Kijk dan hier.

 

Ik leef me eige leven

Het was een belangrijke dag, want mijn loopbaan stond op het spel. Voor een pas afgestudeerd classicus is het banenspectrum niet bijzonder groot. En aangezien ik niet van plan was de komende vijftig jaar cohort na cohort onwillige pubers dominus – domini – domino - dominum – domino bij te brengen, was het maar te hopen dat er genoeg onderzoeksplaatsen voor mij en mijn soortgenoten beschikbaar zouden blijven. Het was dan ook met de nodige zenuwen dat ik het pdf’je ‘20121029-definitief-regeerakkoord’ opende.

Ja hoor. De onderzoeksagenda liep nog steeds via Economische Zaken en het ging nog steeds alleen maar over intensievere samenwerking met het bedrijfsleven. Voor een alfa als ik beloofde dat weinig goeds. Valorisatie, kennis-kunde-kassa…

Voor de niet-ingewijde gaat dit wellicht wat te snel. Even wat gas terug: wat is eigenlijk het probleem? Wetenschappelijk onderzoek wordt steeds meer gefinancierd door het bedrijfsleven. En die bedrijven, maar ook de overheid, willen steeds meer dat de resultaten van dat onderzoek direct te vertalen zijn in winstgevende producten. Universiteiten worden dus gestimuleerd om precies de computerchip of het geneesmiddel uit te vinden dat een bedrijf wil hebben. ‘Valorisatie’, heet dat dan.

Waar was de tijd van Hermans’ Onder professoren gebleven, dat de uitvinder van ‘de derde witmaker’ nog als wetenschapper verdacht was?

Onderzoek moet dus vooral direct nuttig zijn. Hetgeen mij, als classicus, voor een schier onoverkomelijk probleem stelde. Hoe kon ik mijn onderzoek te gelde maken? Ik kon in Rome als gids gaan werken om tijdens rondleidingen de inscripties te vertalen, maar daar bleef het dan ook wel bij. Misschien kon ik zaterdag met Allerzielen maar beter een kaarsje gaan branden voor mijn carrière.

Toen ik bij de Xenos in de rij stond met een zak waxinelichtjes herinnerde ik me plotseling een mailtje van enkele jaren geleden dat ik bewaard had.

beste bestuur, jullie zijn de vereniging van grieks en latijns toch? hoe zeg je ik leef me eige leven in het latijns, het is voor een tattoo? groetjex kimberley

Ik heb onmiddellijk een print van het bericht gemaakt, die met een foto van Kimberley’s onderarm (vitam ipsa duco) in een envelop gestopt, en het geheel naar Henk Kamp en Jet Bussemaker gestuurd. Met mijn toekomst in de wetenschap kwam het wel goed.

Dixi.

Niek Janssen is classicus in spe en begint nu hij voor deze column Onder Professoren herlezen heeft weer ernstig over zijn wetenschappelijke ambities te twijfelen.

 

Onbederf’lijk herfst

De kastanjeboom voor mijn deur krijgt gele randjes als het water in kleine poeltjes op het asfalt staat. Één blaadje danst op de wind naar beneden. Als het de grond raakt is het plotseling zo ontzettend herfst. Een bejaarde man struikelt voor mijn raam langs.

Voor wie denkt in metaforen is het moeilijk van de herfst te houden. In heel oude vegetatiemythen staat de herfst al voor het langzame verval na de geboorte en bloei van lente en zomer. De herfst dwingt tot al dan niet nostalgische reflectie. Het synoniem ‘najaar’ zegt veel over hoe wij over dit seizoen denken: de herfst als afterthought, niet meer in het teken van het leven, maar van het sterven.

In dat licht is het ironisch dat een poëziefestival met de naam ‘Onbederf’lijk Vers’ juist in de herfst georganiseerd wordt. Ik was gevraagd om in de Selexyz enkele dichters voor te stellen en van koffie te voorzien. Ze bliefden geen koffie, maar desalniettemin mocht ik me drie uur lang laven aan de woorden van Joke van Leeuwen, Wout Waanders en Arnoud Rigter.

De eerste twee kende ik. Waanders toevallig, als vriend van vrienden, en Van Leeuwen als de schrijfster van enkele van mijn lievelingsboeken uit mijn basisschooltijd – in die zin ook een soort vriend van vrienden. Maar Rigter was mij onbekend, en niets in zijn lange haar of blauwe, ribstoffen colbert verried dat ik aan het eind van die avond twintig euro neer zou tellen voor zijn tekeningen in een boekje en zijn stem op een cd’tje.

Zijn poëzie was nauwelijks te volgen. Cadans en performance hadden op de woorden gezegevierd. Maar in die warboel van taal schoten soms zinnen dwars door me heen. Zijn lage basstem stelde me gerust: 'Het antwoord op al uw existentiële vragen', zei hij, 'is neen.' En daarna: 'Wie denkt dat het leven eenvoudig is, heeft nog nooit een levende kip proberen in te scannen.' Plotseling baadde zijn lange, wilde haar in een messiaans licht.

Toen ik thuiskwam zag ik dat het licht in de achtertuin aanstond. Daarheen gelopen stond ik plotseling oog in oog met een duizelingwekkend woud aan oranje, rode en paarse vlinders. De groene klimop aan de schutting was van kleur verschoten. Ik moet eerlijk toegeven dat mijn mondhoeken wat omhoog krulden.

Misschien is het met het leven wel zoals met de herfst: de schoonheid vind je in de achtertuin.

Dixi.

Niek Janssen is classicus in spe en heeft de cd van Arnoud Rigter al twee dagen op repeat staan.

Meer Dixi lezen? Kijk dan hier.

 

Damnatio memoriae

Als je in de aula zit, boven, in de senaatszaal, word je aangekeken door een stuk of vijftig heren op leeftijd. Portretten van de rectores magnifici, stuk voor stuk op hun paasbest. Een herinnering aan negentig jaar universiteit in Nijmegen. Zo niet vandaag. Ruim een derde van de schilderijen was nergens te bekennen.

En zomaar, ineens, ben je uit het collectief geheugen verdwenen. Een lege plek aan de muur. Het is misschien wel de grote angst van veel mensen, míjn grootste angst: dat niemand je zich meer herinnert. Het is in ieder geval waarom mensen piramides bouwen, president willen worden, columns schrijven. Allemaal in de hoop om dat moment uit te stellen waarop de mist van de tijd je inhaalt.

Al heel lang weten mensen hoe krachtig het wapen van de herinnering is. Bij de Romeinen gold de ‘verbanning van de herinnering’, de ‘damnatio memoriae’, als de ergst mogelijke straf. Een goed voorbeeld is misschien wel mijn favoriete schilderij: het familieportret van keizer Septimius Severus.

Septimius en zijn vrouw Julia Domna staan afgebeeld, met voor hen hun zoontjes Geta (links) en Caracalla (rechts). Nadat Septimius was overleden werden Geta en Caracalla samen keizer van het Romeinse rijk. De wrede Caracalla wilde de macht echter niet delen, vermoordde zijn broer, en kondigde een ‘damnatio memoriae’ af: er mocht niet meer over Geta gesproken en geschreven worden, en al zijn afbeeldingen moesten worden vernietigd.

Het fascinerende resultaat is bovenstaande afbeelding. Niemand die zich afvraagt wie die drie gezichten zijn, je blik wordt onwillekeurig naar de vage vlek getrokken. Er is geen beterer manier om te zorgen dat iemand herinnerd wordt dan te proberen zijn herinnering uit te vagen. Als je niet wilt dat mensen een boek lezen, moet je het niet op de verboden lijst zetten. Als je niet wilt dat mensen Wilders stemmen, moet je niet constant vertellen wat een nare vent het is. Als je wilt dat iemand aan een roze olifant denkt, dan zeg je: 'Denk niet aan een roze olifant.'

Eenzelfde uitwerking hadden de lege plekken aan de muur in de senaatszaal op mij. Ik liep naar de muur om te kijken tussen welke rectoren de gaten zaten, zodat ik later thuis op kon zoeken wie er ontbrak. Bij de muur aangekomen zag ik de ontbrekende portretten in een hoekje staan. Een man kwam binnen om ze weer terug te hangen. Ze waren alleen even opgepoetst.

De namen heb ik niet meer opgezocht. De lege plekken zal ik snel vergeten.

Dixi.

Niek Janssen is classicus in spe en heeft zelf soms ook last van herinneringsdrang, maar wil vooral voor wie hij liefheeft heten..

Meer Dixi lezen? Kijk dan hier.