Column: Ik geef hoop

Hoera! De rijpe vijftigers hebben weer een reden tot analyse. Afgelopen maand stonden er namelijk een stel jongeren in de krant die praatten over hun burn-out. Sindsdien is de bom na lange tijd weer losgebarsten in het ratelfestijn over mijn generatie. Volgens de rijpe vijftigers zouden wij, in tegenstelling tot generatie Y, onszelf teveel zorgen maken over de toekomst. ‘De crisis pakt ons allemaal’, zeggen ze dan hoofdschuddend.

Met name sinds de introductie van het leenstelsel zouden wij het volgens hen erg moeilijk hebben gehad. Ze nemen nog een flinke slok van hun spa roodje en kijken je doordringend aan vanachter hun brilletje die alleen ónder het glaasje een dik, mosterdgeel montuur heeft. ‘Daar krijg je stress van, dat is heel normaal.’ Natuurlijk, ik ondervind aardig wat druk. Maar die komt niet alleen vanuit mijzelf en het leenstelsel.

Ik behoor namelijk tot de generatie die zich kon voorbereiden. Toen de crisis uitbrak leerde ik net de stelling van Pythagoras. Als CoolCat brugpup had ik nog geen les economie gehad en droomde ik van een carrière in de kunst. De mensen die zich over mij bekommerden, merkten de crisis wel en na maanden van zelfmedelijden besloten ze zich te richten op mijn generatie. Wij, Generatie Hoop, hebben de potentie om door het maken van de juiste keuzes de crisis te kunnen omzeilen. De meest belovende studies worden bekeken, voorlichting wordt gegeven en de juiste partijen worden gekozen. Ja, met mijn generatie komt het wel goed.

‘Wat nou als ik ondanks alle voorbereiding geen goede baan krijg?’ is wat er vervolgens door mijn hoofd spookt. Want dan moet je het wel écht hebben verknald. Hier zit nou precies het stress-puntje. Het gaat me zo goed af, ik ben zo goed voorbereid, dat falen geen optie mag zijn. Ik ben bedoeld om de economie weer op te vangen als de crisis voorbij is, ik behoor tot de belofte. ‘Beter dan generatie Y.’ En als ik het echt niet meer zie zitten, dan troosten ze me met de zin der capitulatie: ‘Zolang je maar gelukkig wordt.’