Van de totale extra investeringen in het onderwijs, gaat er slechts een kleine 13 procent naar het Hoger Onderwijs. De investeringen uit het
onlangs gesloten begrotingsakkoord tussen VVD, PvdA, D66, Christenunie en de SGP komen vooral ten goede aan het primair, voortgezet en middelbaar onderwijs. Dat blijkt uit
een document (.pdf) dat is opgesteld door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Het Hoger Onderwijs hoeft alleen maar wat extra geld voor de lumpsum te verwachten. Onderwijsinstellingen krijgen van de Rijksoverheid namelijk elk jaar één budget voor materiële en personele kosten, dat is de lumpsumfinanciering. Onderwijsinstellingen bepalen zelf hoe ze dit bedrag besteden. In 2014 is hier het meeste geld voor beschikbaar: 650 miljoen euro, het Hoger Onderwijs krijgt daar 158,6 miljoen euro van. In de drie jaar daarna kunnen hogescholen en universiteiten in totaal een zelfde bedrag verwachten. Voor alleen het primair onderwijs is er in 2014 al 234,6 miljoen extra beschikbaar voor de lumpsum.
Tot aan 2017 wordt er in totaal 2,5 miljard extra geïnvesteerd in het onderwijs, het Hoger Onderwijs krijgt hier een schamele 13 procent van. Wel komt er een klein beetje extra geld voor onderzoek en innovatie: in drie jaar tijd is daar 300 miljoen euro voor over, maar het is onduidelijk hoe dit geld wordt besteed.
Tegelijkertijd moeten onderwijsinstellingen, dus ook hogescholen en universiteiten, geld inleveren. Omdat de overheid wil dat er efficiënter wordt gewerkt, krijgen het HBO en WO 90 miljoen euro minder. Daar bovenop komt ook nog eens een recent aangekondigde prijsbijstelling: academische ziekenhuizen krijgen door het onlangs gesloten akkoord 73 miljoen euro minder. Ook daar moet er efficiënter worden gewerkt.
Het leek zo'n mooi begrotingsakkoord, maar het valt erg tegen. In vier jaar tijd komt er amper 160 miljoen extra geld bij voor het Hoger Onderwijs.