Binnenstebuiten

Het leven van een bèta gaat niet altijd over rozen. Natuurkundestudent Manu trekt over het hobbelige pad van het Huygensgebouw naar de rest van de wereld. Hieronder zijn verslag. Tekst: Manu Compen Dit artikel verscheen eerder in de januari-ANS Aan slome fietsers heb ik een hekel. Als iedereen twee keer zo snel zou fietsen, zouden we allemaal drie keer sneller bij onze bestemmingen aankomen. Tenminste, dat denk ik altijd als op weg naar college ‘t stoplicht voor m’n neus naar rood verspringt. Ik vervloek dan, terwijl ik ongeduldig op het zwarte knopje ram, iedereen die mij op mijn tocht vertraagd heeft. Dat opaatje die zijn hond niet aan de lijn hield, die scholieren die met z’n vieren naast elkaar fietsten en die importstudent die als een dronken schipper het fietspad aflaveerde. Vooral semi-oma’s die met hun zoemende fietsen inhalen om hierna voor me te blijven hangen, halen het ergste in me naar boven. De wereld is te klein voor zoem-oma’s. Ik snijd ze af en kijk niet meer om. Deze bitterheid is het resultaat van jarenlang niet meer gewonnen te hebben. Op zondagochtend verlies ik meestal van een elftal doorgezakte slagers en marktmannen uit Weurt of Beuningen en doordeweeks verlies ik elke keer als ik bij een werkcollege een of andere vergelijking niet weet op te lossen. Opeens word ik ingehaald door een bekend gezicht. Reflexmatig begin ik harder te trappen. Ik zag haar bij m’n P-uitreiking een paar dagen geleden. Ze had een jaar sneller dan ik haar propedeuse in de wacht gesleept. Daarbovenop had ze ook haar P Wiskunde gehaald. Summa cum laude. Ik weiger ook nog eens op de fiets door dit meisje ingehaald te worden. Ze slaat rechtsaf waar ik rechtdoor ga. Ironisch. Stom wijf. Ik zet hard aan en kom haar een kruispunt later weer tegen. Met kreunende fiets kom ik net iets eerder bij de fietsenstalling aan. Ik ben opgelucht, maar een overwinning voelt anders. Stoïcijns kijkt ze recht vooruit wanneer ze de stalling binnenkomt. Alsof onze race nooit was. De gedachte dat ze niet haar best heeft hoeven doen om het me zo moeilijk te maken, irriteert me. Nadat we onze jassen hebben opgehangen, gaan we andere kanten op. Aangekomen bij m’n werkcollege verlies ik na een paar minuten de aandacht als de eerste opdracht niet lukt. Zij zal al wel bijna klaar zijn met dit werkcollege. ‘De Argentijnen kennen niet van jou winnen, maar je kunt wel van hun verliezen’, zei Cruijff ooit. Maar tijden veranderen. Ooit. Voor mij misschien komende zondagochtend tegen Bemmel. Tot die tijd moet ik leren verliezen. Klik hier voor de overige artikelen uit de januari-ANS.

 

Lees meer

Binnenstebuiten

Het leven van een bèta gaat niet altijd over rozen. Natuurkundestudent Manu trekt over het hobbelige pad van het Huygensgebouw naar de rest van de wereld. Hieronder zijn verslag. Deze column van Manu Compen verscheen eerder in de februari-ANS Ik zet mijn tas op het koude asfalt buiten Málaga Airport. Doordat het mistig was in Sevilla, moest de piloot in Málaga landen. In een met oranje straatverlichting overgoten bushal, word ik samen met mijn ouders en broer naar een tourbus geloodst waar een kale chauffeur geïrriteerde Nederlanders opwacht. Een complete Indiase familie - nooit niet in je vliegtuig - is in heftige discussie met een geblondeerde Spaanse rookster, over wiens grote boezem een RyanAir-pasje bungelt. Het hoofd van de familie, te herkennen aan de hoeveelheid kinderen, kinderwagens en rollators die hij bij zich draagt, kijkt verstard voor zich uit terwijl zijn vrouw het woord doet. In dit soort situaties van zweterige, ongelukkige ergernis zijn er altijd mensen die het nog minder leuk willen maken. En niemand wil dit liever dan de Nederlandse Xenos-moeder. In de zweetkar die ons van landingsbaan naar gate bracht, had ik haar naar contact zoekende kraalogen al tevergeefs proberen te vermijden. De bestuurder van de zweetkar deed er alles aan om op passief-agressieve wijze te laten weten dat hij een hekel had aan onverwachte busladingen RyanAir-Nederlanders. Met elke zwaai naar rechts of links plakte iedereen even tegen zijn buurman. De meesten excuseerden zich verzuchtend en keken ontwijkend naar het plafond. Maar zij niet. Met elke botsing die haar golvende lichaam maakte, begon ze smakelijker te lachen en begeriger te zoeken naar iemand om haar lach mee te delen. ‘Moest haar weer overkomen dit!’ Eenmaal in de tourbus ploft ze in de stoelenrij naast mij en mijn broer. ‘Ol-la!’, zegt ze opgewekt tegen de chauffeur. ‘Adios!’ tegen het vliegtuigpersoneel dat buiten op een andere bus wacht. Ondanks het tijdstip - 23:10 volgens het rode display - en de stilte in de bus, besluit ze haar zoektocht naar oogcontact en gezelligheid voort te zetten. Met succes. Binnen de kortste keren vormt zich in de rijen om haar heen een sociaal slagveld van waar-kom-je-vandaans, ben-je-hier-al-eens-eerder-geweests en hoe-lang-blijven-jullies. Met oordopjes gewapend probeer ik me in mijn loopgraaf te verschuilen, maar mijn broer trekt me het open vuur in. Een half uur later is er een akkoord over een wapenstilstand bereikt en trek ik me bloedend terug. Mezelf verkneukelend met het vooruitzicht van een Xenos-loze week. In de hoop net zo ontspannen en onbevangen blij als zij in het vliegtuig terug te stappen. Klik hier voor de overige artikelen uit de februari-ANS.

 

Lees meer

Binnenstebuiten

Het leven van een bèta gaat niet altijd over rozen. Natuurkundestudent Manu trekt over het hobbelige pad van het Huygensgebouw naar de rest van de wereld. Hieronder zijn verslag. Deze column van Manu Compen verscheen eerder in de april-ANS. Het is pauze. Met de vaste groep zakken we in een hoekje op ons vaste stekje boven de kantine in het Huygensgebouw. Nog enigszins wazig van een stoffig hoorcollege, pak ik een mandarijn uit m´n tas. Om mij heen gaan Tupperware-bakken open waar wel tien mandarijntjes in passen. De afgelopen maanden zijn het er exponentieel meer geworden. Meestal gevuld met rijst, macaroni en hompen kip. Snel moet het geheel erin getakeld worden voordat het in de sportschool weer verbrand wordt. De laatste happen desnoods met geweld. Ik gooide mijn brood vroeger altijd weg. Stiekem, uit het zicht van mijn ouders, voerde ik wanneer ik terug kwam van school al mijn boterhammen aan de kippen. Soms werd ik betrapt en kreeg ik op m´n kop. Die gewoonte hield stand totdat er te weinig kippen waren om alles snel genoeg op te eten. Tegen die tijd hadden mijn ouders het opgegeven en ging ik zonder brood naar school. Soms nam ik voor de vorm een appel of een banaan mee, maar die bleven dan meestal een paar weken in het voorvakje logeren. Nog steeds komt er niet meer dan een verdwaald mandarijntje in mijn tas. En dat steekt lelijk af tegen de plastic bakken met eiwitten en vezels, waar vroeg voor opgestaan wordt om het klaar te maken. Niet omdat het lekker is, maar omdat het op de planning staat. Ik had gedacht dat het sportscholen aan het Huygens voorbij zou gaan, dat het een veilige haven zou zijn voor een volk dat om andere middelen wordt begeerd dan haar biceps. Maar ook hier gaat het er uiteindelijk om wie de grootste heeft. Gelukkig maar. Ik zou er zelf nooit aan beginnen. Liften, met tegenzin eten, gains maken, vragen hoeveel iemand drukt. Maar nu ik er mee geconfronteerd word, knaagt het. Is dat mandarijntje een metafoor voor mijn gebrek aan mannelijkheid? Tot de tijd dat mijn weerbarstigheid het verliest van de drang om te liften, zal ik andere manieren moeten vinden om duidelijk te maken dat ík de grootste heb. Bij dezen alvast: de mijne is 11 meter lang. Klik hier voor de overige artikelen uit de april-ANS.

 

Lees meer

Binnenstebuiten

Het leven van een bèta gaat niet altijd over rozen. Natuurkundestudent Manu trekt over het hobbelige pad van het Huygensgebouw naar de rest van de wereld. Hieronder zijn verslag. Deze column van Manu Compen verscheen eerder in de mei-ANS Een bèta is berekenend, nauwkeurig en soms een beetje afwachtend. En als je het niet al bent, dan word je het wel in zekere mate als je een paar jaar studeert. Je wordt in die tijd immers structureel afgericht; complexe problemen hebben tijd nodig om door te dringen en dienen met engelengeduld benaderd te worden. Met een soortgelijke voorzichtigheid vrouwen versieren klinkt als een slecht idee. En dat is het ook. We hadden elkaar nu een aantal keer gezien. Moeiteloos praatten we urenlang achtereen over alles wat er maar in ons op kwam. Natuurlijk en zonder filter. Verder dan dat gingen we niet. Voorzichtigheid was immers geboden. Welke malloot stort zich in zo’n sociaal complexe situatie zonder eerst alle verborgen variabelen bloot te leggen? Zonder eerst zeker te weten of er geen stukken informatie gemist worden die de oplossing zouden kunnen veranderen? Het zijn diezelfde malloten die in liefde op het eerste gezicht geloven. Alsof zo een dramatisch ingewikkelde vergelijking in een oogopslag op te lossen is. Mijn pragmatische aanpak met haar leek succesvol. Niemand werd gekwetst en de oplossing kon na al die tijd nog in alle hoeken en gaten gevonden worden. Ik was blij dat het allemaal niet te vlug ging. Dagen van overweging trokken geleidelijk voorbij. Totdat ik het op een ochtend zeker wist; de oplossing was vermenigvuldiging. Ik kon niet wachten mijn eureka-moment te delen met haar, mijn co-onderzoeker. Niet wetende dat zij haar oplossing allang oneindig ver van mij had gevonden. Want in de tijd dat er hormonen hadden moeten gieren en eierstokken moeten klapperen, zat ik rekenend aan mijn stoppelige kin te plukken. Misschien moet ik de volgende keer mijn rekenmachine in mijn tas laten, het berekenen en plannen van gevoelens achterwege laten. Om heel even te proeven of het probleem verdwijnt als de oplossing niet gezocht wordt. Klik hier voor de overige artikelen uit de mei-ANS.

 

Lees meer

Binnenstebuiten

Het leven van een bèta gaat niet altijd over rozen. Natuurkundestudent Manu trekt over het hobbelige pad van het Huygensgebouw naar de rest van de wereld. Hieronder zijn verslag. Deze column van Manu Compen verscheen eerder in de juni-ANS. In mijn ooghoek zag ik ‘m dribbelen toen ik ‘s avonds achter mijn laptop zat. Alsof ik niet voor hem bestond, sjeesde hij tussen mijn voeten door. Uit een (zwakke 21ste-eeuw variant van een) vecht-of-vluchtreflex schoot ik uit mijn bureaustoel. Ik kon niet slapen voordat ik de muis naar buiten had gejaagd. Ik vecht, muis vlucht. Een half uur later lag mijn hele kamer overhoop. Alles wat op de grond lag, was naar hogere gronden verplaatst om schuilpogingen te ontmoedigen. Op handen en voeten had ik hem eindelijk in de hoek gedreven. Met een laatste Hollywoodesque charge verdrong ik hem door de deuropening naar het balkon. Maar de gemoederen waren desondanks nog niet tot bedaren gebracht. In elke ooghoek zat nu een gehallucineerde muizenfamilie en elke ritseling was afkomstig van een muizenpootje. Iedere keer als ik mensen over natuurkunde uitleg, lijk ik eerst een bepaalde angst te moeten wegnemen. Een angst voor onbegrip van het onbekende die meestal zijn oorsprong vindt op de middelbare school. Kwantummechanica, Thermodynamica, Sterrenkunde zijn interessante termen, maar vooral intimiderend. In documentaires op National Geographic en Discovery wordt deze angst omzeild met indrukwekkende animaties van ontploffende sterren en alles-opslokkende zwarte gaten. Formules vliegen vaak op de achtergrond door het beeld, terwijl een man met een goeie voorleesstem verhalend voordraagt. Ook wordt de onderbeetman met robotstem in een rolstoel (Hawking) soms terloops nog even ingezet om de kijkers in te prenten; kijk gewoon met bewondering toe, begrijpen is slechts mogelijk wanneer je met je oogleden een elektrische rolstoel kunt besturen. Doe dus vooral geen poging. Als natuurkundige is dat erg frustrerend; de werkelijke schoonheid schuilt achter de animatie. Waarom wordt er niet de moeite genomen daar bij stil te staan? Als je het diertje even in alle rust aankijkt, vergeet je zijn keutels op de keukentafel. Vergeet je het geritsel achter de koelkast, je aangeknaagde laptopkabel en je IKEA-laminaat dat nu is ingevet met buiksmeer en urine. Het muisje wat reflexmatig zo intimiderend leek, wordt zo gereduceerd tot een angstig hoopje knaagdier. Maar wie gaat elke waanzinwekkende, voorbij dribbelende muis aankijken? Niemand. En dat vergeet de natuurkundige vaak. Morgen plaats ik zeven vallen. Klik hier voor de overige artikelen uit de juni-ANS.

 

Lees meer