Oorlog op dun ijs

Slechts één maand per jaar is ze thuis. De rest van de tijd reist Bernice Notenboom de wereld over, op jacht naar de extreme gevolgen van klimaatverandering. ‘De meeste mensen vinden het na een lange reis heerlijk om weer thuis te zijn, dat gevoel heb ik nooit gehad.’ Tekst: Gijs Hablous Foto's: Matthijs Koopman Ze bedwong de machtige Mount Everest, stond oog in oog met ijsberen en kampeerde op de Zuidpool. Klimaatjournalist Bernice Notenboom (49) trekt er graag op uit en schuwt geen gevaar. ‘Ik ga niet op reis om tot rust te komen, dan kun je net zo goed thuis blijven.’ Reizend naar de extremen, van pool tot pool en dwars door de oceanen, probeert Bernice de gevolgen van klimaatverandering te laten zien. Met een combinatie van indrukwekkende beelden en harde wetenschap is haar televisieprogramma Klimaatjagers een van de middelen om dit doel te bereiken. De serie is verkocht aan vijftien landen en zal naar schatting 40 miljoen mensen bereiken. ANS maakt kennis met deze globetrotter. Ze vertelt over haar drijfveren, overleven onder extreme omstandigheden en haar toekomstbeeld. U omschrijft uzelf als beroepsavonturier. Vormt dit een groter deel van uw persoonlijkheid dan de journalistiek? ‘Avonturen beleven is zeker de rode draad in mijn leven, dat is het altijd geweest. Ik kan echter geen avonturier zijn zonder op te merken dat het klimaat verandert op de plekken waar ik kom. Vandaar dat ik ben gaan schrijven en uiteindelijk een tv-serie heb gemaakt. Het is voor mij onmogelijk om zoals een journalist op reis te gaan en de gebeurtenissen bij thuiskomst van me af te zetten.’ Bezit u de avontuurlijke component van nature of speelt ervaring hierbij ook een rol? ‘Ik geloof dat er een gen bestaat dat ervoor zorgt dat ik van nature zo ben. Er is al eens onderzoek gedaan bij immigranten in de Verenigde Staten, waaruit bleek dat een groot deel van deze groep een gen bezit dat er voor zorgt dat ze onrustig zijn, geen regelmaat willen en er graag op uit trekken. Ik beschouw mezelf dan ook als nomadisch. De meeste mensen vinden het na een lange reis heerlijk om weer thuis te zijn, dat gevoel heb ik nooit gehad.’ Waardoor bent u zich gaan bezighouden met klimaatproblematiek? ‘Ik woon in de bergen in Canada, te midden van de natuur. Hier zijn weersveranderingen een stuk directer te merken dan in een grote stad. De bladeren vallen bijvoorbeeld te laat van de bomen en in januari regent het in plaats van dat er sneeuw valt. Ik heb jarenlang een raftingbedrijf gehad waar ik continu met de elementen bezig was en activiteiten plande op basis van weersvoorspellingen. Al snel vielen mij verstoringen in patronen op, dit maakte me nieuwsgierig. De meest oogopenende gebeurtenis was in maart 2007, toen ik op de Noordpool niet over ijs kon lopen maar moest zwemmen.’ De rust waarmee Bernice haar koffie drinkt, staat in schril contrast met de zware beproevingen die ze regelmatig doorstaat. Zo overleefde ze in een kajak de sterke stroming van de Niger en zette ze in de barre kou van Antarctica haar tentje op. Hier kwam ze naar eigen zeggen tot de basis van het bestaan. ‘Wanneer je comfort en luxe wegneemt, borrelen allerlei dingen boven waarvan je niet wist dat je ze in je had.’ SONY DSCKunt u daar een voorbeeld van geven? ‘Het klinkt misschien vreemd, maar tijdens poolexpedities is de beste reactie op een acuut probleem om het even op z’n beloop te laten. Wanneer je bijvoorbeeld vijfhonderd meter open water tussen twee ijsvlakten wilt oversteken, is de eerste reactie om al je energie in een directe oplossing te steken. Toch is het in een dergelijke situatie vaak beter om simpelweg een nacht te wachten. De volgende morgen ligt de oplossing voor handen, het water is bevroren en lopen is mogelijk. ‘Ook helpt het om creatief en inventief te zijn wanneer een oplossing ontbreekt. Meteen afgaan op je intuïtie en voor de meest logische oplossing kiezen, kan zelfs fatale gevolgen hebben. Zwemmen in ijskoud water kan immers dodelijk zijn, terwijl een creatieve insteek bijvoorbeeld een veilig vlot kan opleveren. Het vermogen tot bezinning en het zoeken naar alternatieven is bij de mens helemaal weg, in onvoorziene situaties komt dit instinct naar boven.’ In het programma Klimaatjagers worden indrukwekkende landschappen afgewisseld met beelden van de schokkende gevolgen van klimaatverandering. De mens is minuscuul ten opzichte van deze immense effecten. Al gauw bekruipt de kijker een moedeloos gevoel, alsof de wereld al verloren is. U laat in de tv-serie vooral de problemen zien, maar zijn er ook oplossingen? ‘Het is een bewuste keuze geweest om geen oplossingen aan te dragen, omdat dit ten koste gaat van de zendtijd en dus de ruimte voor wetenschap in het programma. Ook bestaat er geen blauwdruk die als oplossing geldt voor de wereldklimaatproblematiek. Verschillende landen hebben verschillende opties, het is echt maatwerk. Een succesvolle aanpak kan alleen tot stand komen wanneer rekening wordt gehouden met de cultuur, de natuurlijke hulpbronnen en de politieke situatie van een land. Kleinschaligheid is ontzettend van belang.’ Welke rol heeft de politiek in dit geheel? ‘De politiek vervult op dit moment geen duidelijke rol. Er wordt geen koers gehouden richting een bepaald doel en wet- en regelgeving veranderen voortdurend. Bovendien worden klimaatissues niet als prioriteit gezien, zeker niet in tijden van economische crisis. Visie en beleid voor de lange termijn zijn noodzakelijk, en haast is geboden. Helaas ontbreekt het hier nu aan. Wat mij betreft kunnen we de politiek als middel afschrijven.’ De blijvende focus op economische belangen en het negeren van klimaatonderwerpen komt niet alleen in de politiek, maar overal in de maatschappij naar voren. In hoeverre hebben we de huidige situatie aan onszelf te wijten, moeten we de mensheid niet afschrijven? ‘In de laatste uitspraak kan ik mij niet vinden, we moeten altijd hoop blijven houden. Het gaat al niet meer om onze generatie, maar om de kinderen die nu geboren worden. Van afschrijven is geen sprake, we kunnen het nog lang volhouden. Het is wel een enorm experiment: wij als mensen op deze planeet. Ik verwacht dat we het ongelofelijk onaangenaam gaan maken voor onszelf. Als we namelijk niet slimmer om leren gaan met CO2-uitstoot, zullen er op den duur te veel plekken ontstaan waar mensen niet kunnen overleven. Door deze schaarste aan leefbare ruimte kunnen de eerste klimaatoorlogen ontstaan.’ Klimaatoorlogen? ‘Op het moment dat dichtbevolkte gebieden onleefbaar worden door bijvoorbeeld droogte, ontstaat er een noodgedwongen migratiestroom. In veel gevallen zal de getroffen bevolking te arm zijn om zelf deze stap te zetten, bovendien ontbreekt vaak de kennis om te bevatten waarom ze hun hele hebben en houden moeten opgeven. Cultuurverschillen tussen landen zorgen voor conflict wanneer grote groepen mensen hun land ontvluchten en nergens anders worden geaccepteerd.’ Die conflicten gaan vooral over beperking van levensruimte, denkt u dat overbevolking dit probleem zal verergeren? ‘Er zijn berichten die zeggen dat de aarde gauw haar bevolking niet meer zou kunnen dragen, maar daar geloof ik niet in. De moeilijkheid is dat de verhoudingen scheef zijn: er leven te veel mensen in gebieden met te weinig hulpbronnen en te weinig mensen op plaatsen met een overvloed aan deze bronnen. ‘India is een voorbeeld van een risicoland, hier leven 600 miljoen mensen van 1 euro per dag. Dezelfde mensen zijn voor hun oogst afhankelijk van de moessonregens. Klimaatverandering kan hier verstrekkende gevolgen hebben waardoor het gebied onleefbaar wordt. Als zo’n grote groep gaat migreren, leidt dit ongetwijfeld tot conflict.’ Aan de ene kant bestaan er dus enorme risico’s, met name in dichtbevolkte gebieden. Is het aan de andere kant niet juist zo dat in deze gebieden de meeste ruimte is voor verbetering? ‘Zeker, maar wel door kleinschalig te beginnen. Zo is het mogelijk om de lokale bevolking een stimulans te bieden wanneer zij hun CO2-uitstoot tot een bepaalde grens verlagen, bijvoorbeeld in de vorm van een microkrediet. Regel dit voor de bovengenoemde 600 miljoen Indiërs en een groot aantal Chinezen en het probleem van de brown cloud, de smogwolk die Zuid-Azië bedekt en verantwoordelijk is voor het uitblijven van de moesson, is binnen tien jaar op te lossen.’ In het NCRV-programma Het Gesprek zei u geen kind op deze planeet te willen zetten. Hoe denkt u hier nu over? ‘Ik denk al sinds ik jong ben dat dit geen fijne wereld is voor een kind om in te leven. Ik zou me zorgen maken over de mensen die nu worden geboren. Dit heeft niets met overbevolking te maken, maar met de huidige mentaliteit om problemen op de lange baan te schuiven.’ Dat klinkt allemaal vrij deprimerend. Is er nog ergens optimisme te bespeuren? ‘Zeker, en dat is maar goed ook. Hoewel we met een aantal problemen de boot gemist hebben, is er nog altijd werk aan de winkel. Zoals uit het voorbeeld van Azië blijkt, zijn er genoeg zaken die we wel kunnen doen om de aarde leefbaar te houden voor nieuwe generaties, ook los van politieke besluitvaardigheid. Het belangrijkste is om een grote mentaliteitsverandering ten aanzien van klimaatproblemen in gang te zetten. Hier hoop ik mijn steentje aan bij te dragen.’ Bekijk hier de overige artikelen uit de november-ANS.

 

Lees meer

Peter Buwalda: 'Schrijven is een langdurig, uitputtend ongemak'

Zoals ieder jaar liep De Vereeniging afgelopen zaterdag weer vol voor het Nijmeegs Boekenfeest. Literatuurliefhebbers konden luisteren naar voordrachten en live interviews en zich vergapen aan schrijvers en een enkele Nijmeegse volkszanger in het wild. ANS sprak met vier schrijvers over het thema ‘Vriendschap en andere ongemakken’. Deze keer: Peter Buwalda. Wat vindt u van het thema van de boekenweek? ‘Ik vind het een onproblematisch thema, terwijl iets pas interessant wordt als het problematisch is. Vrienden zijn de mensen waarmee het minste mis gaat in het leven. Bazen, collega’s, voorbijgangers, hooligans en soldaten zijn allemaal problematisch. Mijn vrienden zijn de enige mensen bij wie ik geen ongemakken ervaar. Of heel soms dan, wanneer vrienden geen vrienden blijken te zijn of als iemand plotseling vriend-af is. Dan wordt het interessant.’ Is vriendschap een ongemak in het eenzame schrijversbestaan? ‘Nee. Toen ik thuis zat te schrijven, zag ik mijn vrienden net zo weinig als normaal gesproken. Ik zie mijn vrienden niet vaak, kom niet om de haverklap bij ze binnenlopen. Overvallen worden, zelfs door vrienden, vind ik niet fijn. Men moet zich eerst even aanmelden, liefst schriftelijk, datum prikken en inplannen. Ik houd helemaal niet van spontaniteit.’ Ervaart u andere ongemakken tijdens het schrijven? ‘Schrijven is een langdurig, uitputtend ongemak. Je staat op met zes problemen en gaat naar bed met twaalf. Dan sta je weer op met twaalf problemen en ga je naar bed met vierentwintig. Schrijven is voortdurend problemen oplossen. Je hebt elke dag iets te stoeien. Elke alinea moet bevochten worden. Het is een grote ingewikkelde legpuzzel, waar niemand om heeft gevraagd. Je moet zorgen voor iets waar niemand om heeft gevraagd, op een manier dat ze er achteraf om gaan vragen.‘ Wie is voor u een inspirerende schrijver? ‘De Franse auteur Jonathan Littell. Toen ik mijn boek aan het schrijven was, kwam hij tevoorschijn met een negenhonderd bladzijden tellend boek, over een SS’er nota bene. Je volgt hem vanuit zijn perspectief door de Tweede Wereldoorlog heen, van 1933 tot 1945. Het is zo’n waanzinnig goed geschreven, goed gedocumenteerd boek, dat het mij inspireerde. Er bleek zo’n grote inzet uit, dat ik dacht: “oke, je moet aan het werk”.’ Bij welk boek voelde u uzelf ongemakkelijk? ‘Het gebeurt niet vaak dat een boek me zo ongemakkelijk maakt dat ik het niet kan lezen. Sommige dingen van Kafka, misschien. Die kunnen zo intens droevig zijn, zo pijnlijk, dat het ongemakkelijk wordt. Daar houd ik wel van. Het wordt pas ongemakkelijk als mensen zien dat je ongemakkelijk bent, of als je samen ongemakkelijk moet zijn. Het fijne van literatuur is dat je het altijd in je eentje consumeert.’ Wat is volgens u het bestaansrecht van de Boekenweek? ‘Voor mij is het bestaansrecht heel groot, zeker nu ik een eigen winkeltje heb. Mijn boek moet verkocht worden. Ik ben niet voor vaderdag en ook niet voor moederdag, maar wel voor de Boekenweek. Dat was ik ook al toen ik nog geen schrijver was. Het is een goede legitimatie om, ondanks de crisis of ondanks je eigen failliet, toch een boek te kopen, zeker als student.’ Welk thema zou u zelf aandragen voor een volgende Boekenweek? ‘Buren. Dat is een uiterst problematisch vraagstuk. Buren is het einde van het begin en het begin van het einde. Je hebt altijd last van ze en zij hebben altijd last van jou. Zorg dat je later nooit buren krijgt.’ Foto's: Tim Ficheroux

 

Lees meer

Politieke creatieveling

Sharon Gesthuizen is een geboren Nijmeegse, kunstenares en Tweede Kamerlid voor de SP. Als woordvoerder Justitie en Economie organiseert ze protesten om mensenrechten te beschermen, als kunstenares maakt ze het liefst beelden. ‘Als ik geen kunst maak, kan ik niet nadenken.’ Tekst: Cecile Vermaas Foto's: Zaza Muntinga Net op tijd komt Sharon Gesthuizen (37) op de fiets aan bij haar huis in Den Haag. Ze verontschuldigt zich voor haar trainingsbroek - ze is ziek en komt net van de apotheek vandaan -, wijst op de comfortabele bank en stapt nog snel onder de douche. Gesthuizens woning representeert haar leven: aan de muren hangen schilderijen, voor het raam staat een schildersezel en op de tafel ligt een verkiezingsaffiche van haar dochter die klassevertegenwoordiger wil worden. ‘Dat is op vrijwillige basis gebeurd’, verzekert ze. Gesthuizen begon ooit aan een universitaire opleiding, maar ontdekte dat ze liever fulltime creatieveling was. Daarom ging ze naar ArtEZ om Vrije Kunst te studeren. Ondertussen zit ze al zeven jaar in de Tweede Kamer namens de Socialistische Partij (SP) en is daar woordvoerder Justitie en Economie. ANS sprak haar over politiek, kunst en het protestgehalte van de huidige student. U staat bekend om uw inzet voor het socialer behandelen van onder andere asielzoekers en postbodes. Waar liggen uw speerpunten momenteel? ‘Op dit moment kom ik op voor de getroffenen van de ramp in het Rana Plaza. Deze Bengalese fabriek is afgelopen april ingestort, met vele doden en gewonden tot gevolg. Ik zet me hiervoor in omdat er twee vakbestuurders uit Bangladesh bij het Binnenhof zijn langsgekomen. Zij vertelden dat 95 procent van de mensen die bij de ramp betrokken waren, nog geen compensatie hebben gekregen. Dat is natuurlijk echt bizar! ‘Daarnaast ben ik nu bezig met een initiatiefvoorstel tegen acquisitiefraude. Bedrijven die bedrieglijke contracten aansmeren worden meestal niet vervolgd, omdat zedendelicten prioriteit krijgen. Ik wil hier verandering in brengen. ‘Het schrijven van zo’n wet is heel erg leuk. Als de Raad van State advies over je voorstel heeft gegeven, mag je in vak K - waar normaal Rutte zit - je plan verdedigen.’ Gesthuizen zet zich graag in voor de mensenrechten. In 2012 kreeg ze voor de verdediging van uitgeprocedeerde asielzoekers de titel ‘Engel van het jaar’, gegeven door de jongerenafdeling van de ChristenUnie. In datzelfde jaar maakte ze Frank Heemskerk – destijds staatssecretaris - uit voor leugenaar, omdat hij zich aansloot bij een onderzoek dat claimde dat postbodes geen last ondervonden van de liberalisering van de postbedrijven. Niet al haar protesten hebben succes: een wetsvoorstel in 2009 om te voorkomen dat er te veel koopzondagen zouden komen, werd afgewezen. sharon 1U heeft veel idealen. Kunt u deze als Kamerlid genoeg verwezenlijken? ‘Ja. Als ik het gevoel zou hebben dat mijn werk zinloos was, dan zou ik naar iets anders zoeken. Af en toe moet ik tevreden zijn met hele kleine stapjes, of accepteren dat mijn plannen via een omweg worden gerealiseerd, maar het eindresultaat geeft altijd voldoening.’ Op welk project bent u echt trots? ‘Ik denk meteen aan “Red de Postbode”, een project dat ik een paar jaar geleden heb opgezet omdat nieuwe postbedrijven met stukloon werkten. In sommige gevallen leverde dat voor postbodes een uurloon van 4 euro op. Door de liberalisering zouden tevens veel mensen worden ontslagen. We hebben met de vakbonden en duizenden medewerkers van TNT keihard gewerkt om die omstandigheden te verbeteren. Uiteindelijk is het geslaagd, nu zitten slechts honderden in plaats van duizenden postbezorgers thuis.’ In haar strijd voor de postbode is Gesthuizen ver gegaan. Zo ver dat de Haagse politie het noodzakelijk vond om haar te arresteren. In een demonstratie droegen de actievoerders een doodskist om de postbode symbolisch te begraven. De politie vond de timing niet ideaal - dezelfde dag werden de slachtoffers van het busongeluk bij Lommel herdacht. Gesthuizen heeft in haar verleden vaak gedemonstreerd. Met postbodes van vijftien nationaliteiten stond ze in Brussel, maar daar heeft protest volgens haar geen bereik. ‘In Den Haag kun je nog pal voor het restaurant aan het Binnenhof gaan staan. Dan kunnen ze niet om je heen. Als je echter in Brussel demonstreert, ziet niemand je.’ Voor haar loopbaan als politicus begon, hield Gesthuizen al van protesteren, daarom heeft ze in het bestuur van de Landelijke Studentenvakbond (LSVb) gezeten. Zo droeg zij eraan bij dat in 2003 tienduizend mensen bij elkaar kwamen op het Malieveld. Door de hoge opkomst werd het protest als een succes gezien. Studenten van nu wordt wel eens verweten dat ze zich niet meer zoveel inzetten voor hun rechten als vroeger. Voeren de studenten van nu nog genoeg actie? ‘Nee, wij vonden destijds tienduizend mensen heel veel en dat was al minder dan in de decennia ervoor. Slechts enkele jaren voor ons had de LSVb twintigduizend mensen opgetrommeld. ‘Tegenwoordig moet er heel hard aan worden getrokken om een grote groep bij elkaar te krijgen. Dat moest bij ons natuurlijk ook, maar toen waren er meer mensen bereid om een protest te organiseren. Wij hadden nog niet te kampen met zo’n extreme studiedruk. Bestuurswerk is natuurlijk vrijwilligerswerk en dat is tegenwoordig moeilijker om naast je studie te doen.’ Is de student dan nog wel geëngageerd genoeg? ‘Ja, ik denk dat de gemiddelde student niet minder maatschappelijk betrokken is dan vroeger. Hij is alleen minder bereid om van tevoren iets te organiseren. Dat kost nou eenmaal een hoop tijd. Een bestuur is ook niet genoeg om een protest te organiseren. Er zijn actievelingen nodig om alles op de universiteit voor te bereiden.’ Gesthuizen heeft twee jaar geprobeerd enthousiast te zijn voor opleidingen aan de RU, ze volgde een jaar Engels en een jaar Rechten. Ondanks dat ze haar propedeuse Engels in een jaar haalde, besloot ze toch om over te stappen naar de kunstacademie. Waarom heeft u die overstap gemaakt? ‘De universiteit was niets voor mij. Ik vond het onderwijs heel droog, omdat er in het eerste jaar zo weinig ruimte was voor creativiteit. Ik ben toen met Rechten begonnen omdat ik wist dat je daarmee voor het soort werk werd opgeleid dat ik later wilde doen. De studie was alleen totaal niet interessant. Ik hoopte op boeiende discussies over wat goed en fout was en het doen van rechterlijke uitspraken. Het enige wat ik echter mocht, was toepassen wat in de wetgeving stond. ‘Ik realiseerde me dat ik het liefste mijn tijd wilde besteden aan het maken van beelden. Ik had daarmee niet meteen een hekel aan Rechten, maar wilde er toen nog niet aan beginnen. Misschien maak ik die studie ooit nog af.’ Gesthuizen is het parlement binnengerold via de gemeenteraad in Haarlem. ‘Ik ben ooit lid geworden omdat ik boos was over de stijgende ministersalarissen. Toen ik op internet opzocht welke partijen daar iets van vonden, stond daar toevallig de SP bij. Ik ben toen zelf op de partij afgestapt.’ Voor en na de kunstacademie bent u actief bezig geweest met politieke kwesties. Heeft u die interesse op ArtEZ nog benut? ‘Ja, sterker nog, ik kreeg vaak het commentaar van mijn docenten dat mijn werk te sociaal geëngageerd was. Daar waren ze op de academie niet van gediend. De bijbedoeling van die school is volgens mij ook dat je stronteigenwijs wordt, dus ik nam die kritiek niet al te serieus. Ik heb ooit een docent pisnijdig gemaakt met een videoproject. Daarin veranderde een kalfje in een vrouw die midden op straat aan het dansen was. Het was een hels karwei - medestudenten gaven het project de bijnaam The story of the neverending cow. Het idee erachter had te maken met de BSE-crisis. Vele koeien moesten toen worden afgemaakt omdat ze mogelijk besmet waren met de gekkekoeienziekte. De video sloeg natuurlijk nergens op. “Als ik dat had willen weten, had ik wel naar het journaal gekeken”, was de reactie van de docent. Achteraf gezien vind ik het zelf ook verschrikkelijk slecht en pretentieus.’ sharon 2Uitte u uw engagement nog op andere manieren? ‘Ook buiten mijn kunst was ik politiek actief. Ik heb dapper geprobeerd om een studentenvakbond op te richten, maar dat werd geen succes. Kunststudenten zijn over het algemeen niet geïnteresseerd in actievoeren. Als ze al maatschappelijk betrokken zijn, laten ze dat liever in hun werk zien, dan dat ze protest voeren. Daarnaast kostte het ontzettend veel tijd naast een toch al zware studie - net zoals de studenten van tegenwoordig waar we het net over hadden.’ Hoe gebruikt u kunst in uw werk als Kamerlid? ‘Alle politici halen ervaring uit hun leven en eerdere banen, ik ben daar geen uitzondering op. De kunstacademie heeft me geleerd op een bepaalde manier naar dingen te kijken. Waarschijnlijk heeft het ook geholpen me op een manier uit te drukken die meer tot de verbeelding spreekt. Ik kan me voorstellen dat ik heel anders discussieer dan mijn medeparlementariërs die bijvoorbeeld advocaat of docent geweest zijn. ‘Ik heb de kunst nodig om mijn werk te overleven. Het maakt voor mij een fundamenteel verschil of ik wel of niet iets maak. Het is een soort zuurstof om dingen te kunnen doen. Als ik te lang niet creatief ben geweest, kan ik niet nadenken.’ Bekijk hier de overige artikelen uit de december-ANS.

 

Lees meer

Raoul Heertje: 'Schrijven is een balans tussen uiterste concentratie en volledige ontspanning'

Zoals ieder jaar liep De Vereeniging afgelopen zaterdag weer vol voor het Nijmeegs Boekenfeest. Literatuurliefhebbers konden luisteren naar voordrachten en live interviews en zich vergapen aan schrijvers en een enkele Nijmeegse volkszanger in het wild. ANS sprak met vier schrijvers over het thema ‘Vriendschap en andere ongemakken’. Deze keer: Raoul Heertje. Wat vindt u van het thema van de boekenweek? ‘Het is bedacht door een vrij slecht reclame- of marketingbureau. Ik vind het een beetje zielig, het inspireert totaal niet. Vriendschappen en andere ongemakken, dat suggereert iets interessants. Het enige dat het bij mij oproept, is “oh God, ze hebben bij elkaar gezeten, tien zinnetjes heen en weer gemaild en gedacht: die doen we, daar gaan mensen stukjes over schrijven”. Heel treurig, ik trap er niet in.‘ Is vriendschap een ongemak in het eenzame schrijversbestaan? Na lang nadenken: ‘De laatste maand dat ik aan mijn boek werkte, was ik echt eenzaam. Ik werkte me kapot. Alle sociale dingen zijn dan vervelend, vriendschap is dan inderdaad een ongemak. Pas wanneer je in je hoofd allemaal rare paden inslaat, wordt het schrijfproces interessant. Als je vrouw of vrienden er dan tussendoor komen, ben je weer terug op aarde. Dat is heel verstorend. Schrijven is concentratie, een trance die pas ontstaat na uren bagger schrijven. Als je na bagger schrijven een vriend gaat bellen, is die concentratie weg.’ Ervaart u andere ongemakken tijdens het schrijven? ‘Schrijven is een balans tussen enorm geconcentreerd en tegelijk enorm ontspannen zijn. Bij teveel concentratie ga ik eindeloos nadenken over elk zinnetje, maar als ik te ontspannen ben wordt het totale rotzooi. Dat vind ik ongemakkelijk. ‘Een ander ongemak is dat ik na moest denken over wat andere mensen willen. Ik wilde het boek schrijven dat ik zelf graag wilde lezen, een boek over een ingewikkeld onderwerp dat ik zo moet vertellen dat het een leuk boek is. Dan moet je toch gaan nadenken over die ander, degene die het leest, terwijl ik voor mijzelf altijd een situatie creëer waarin ik kan doen wat ik zelf wil. Dat vond ik ingewikkeld, een ongemak.’ Bij welk boek voelde u uzelf ongemakkelijk? ‘Onlangs heb ik een boek gelezen van rapper Jay-Z, over zijn eigen muziek. Ik vind hem een heel goede artiest, met sterke teksten die hij goed uitlegt en die mij raken. De grens tussen wat heel goed en oprecht is of juist totale kitsch vind ik echter heel moeilijk. Als ik sentimenteel word van zijn boek, schaam ik me bij het idee dat dit dus het sentimentele stukje is. Als ik geraakt word, wil ik dat de poging van de schrijver daartoe ook oprecht is.‘ Wat is volgens u het bestaansrecht van de Boekenweek? ‘Ik kan me niet voorstellen dat mensen door de Boekenweek boeken gaan lezen. Dat idee vind ik net zo raar als mensen die gehoor geven aan Jan Mulder die met een leeuw naast zich zegt dat je een ING hypotheek moet nemen en dat gebeurt ook. Ik zou het verschrikkelijk vinden als de mogelijkheid een boek echt in je handen te houden verdwijnt, dus als het een goed promotiemiddel voor het boek is, vind ik de Boekenweek prima. Je moet je echter wel afvragen of dit inderdaad de manier is. Misschien interesseert het de jeugd helemaal niet dat Connie Palmen dronken op het boekenbal staat. Maar zo’n avond als dit vind ik hartstikke leuk.’ Welk thema zou u zelf aandragen voor een volgende boekenweek? ‘Waarom moet er überhaupt een thema zijn? Een marketeer verzint dat dan om er leuk promotie omheen te maken. Alle mensen die bezig zijn met een thema moeten er uit gegooid worden.’ Foto’s: Tim Ficheroux

 

Lees meer

Rebels talent

Shockeren en provoceren lijkt de tweede natuur van muzikant Jett Rebel. Met veel bloot en weinig schaamte trekt dit extravagante alter ego de aandacht. ‘Wie vindt dat mijn imago ingestudeerd is, kan wat mij betreft de tering krijgen.’

Tekst:Anders Hoendervanger
Foto's:
Pleunie de Wild

Dit artikel verscheen in de april-ANS.

‘Te veel crack en te weinig whisky vandaag’, laat muzikant Jett Rebel (23) zich ontvallen als hij tijdens zijn optreden in Doornroosje een pauze neemt voor een slokje scotch. De jonge artiest verzorgt met verve het voorprogramma van Chef’Special. Vorig jaar werd Jett Rebel door 3FM uitgeroepen tot Serious Talent en nu maakt hij kans op de gelijknamige award. Daarnaast staat zijn naam op het Pinkpop-affiche. Deze avond in Nijmegen trekt de artiest tijdens het concert graag en succesvol de aandacht van de meisjes in het publiek. Met wulpse bewegingen en veel gekreun maakt hij zich het podium eigen. De muzikant is met zijn skinny jeans en rode lippenstift geen alledaagse verschijning. Over zijn gelakte nagels zegt hij: ‘blauwe glitters vind ik tof, that’s it.’ Multi-instrumentalist Jett Rebel speelde in de studio zijn twee EP’s – met radiohits zoals Louise en Do You Love Me At All – volledig zelf in. Het genre van zijn muziek laat zich moeilijk vangen in één woord: het varieert van pure pop tot ruige rock. Zo coverde hij in De Wereld Draait Door op geheel eigen wijze de Spice Girls en is hij tevens niet vies van een Elvis-imitatie.

Ook vanavond keert hij het publiek de rug toe om de openingsakkoorden van Jailhouse Rock te spelen en vervolgens sexy de heupen los te schudden op het vervolg van deze klassieker. Ondanks lovende kritieken is Jett Rebel nog relatief onbekend. Dat blijkt als de ANS-interviewers tegen het einde van de middag Doornroosje betreden. ‘Jullie zijn Jett Rebel?’, vraagt de medewerker in de zaal. Aan de muur hangt het affiche van het concert vanavond. Zijn naam is verkeerd gespeld. Jett Rebel is de artiestennaam en vooral het alter ego van Jelte Tuinstra, een gewone jongen met een liefde voor muziek. Een totaal ander persoon dan de wildebras op het podium, zo blijkt uit het gesprek die middag: Jett doet, waar Jelte stopt. Shockeren met halfnaakte meisjes in videoclips of blote mannen in bad op Facebook? Niet is te gek.

Wie ‘Jett Rebel’ zoekt op internet ziet als eerste resultaat een foto waarop hij de billen grijpt van een halfnaakt meisje. Hoe zit dat? ‘Dat was een spontane actie. We waren de videoclip van Do You Love Me At Allaan het opnemen met twee vriendinnen, zonder script of plan. Eerst figureerden de meisjes alleen met hun handen in beeld, bijvoorbeeld om aan mijn kleren te trekken. “Mogen we ook met onze blote kont in beeld?”, vroeg een van de meisjes absoluut onverwacht. “Natuurlijk, waarom niet?”, was mijn eerste reactie.’ ‘Het zijn trouwens de billen van mijn ex-vriendin waar ik mijn handen in zet. Als Jelte Tuinstra zou ik niet zo snel voor de camera een meisje in de billen knijpen, maar als Jett Rebel zit ik in een modus waarin mij dat overkomt.’

Je ex-vriendin in een videoclip in de kont knijpen, is dat niet heel ongemakkelijk?
‘We hebben nog steeds een goede klik. Het is ook wel fijn als je iemand lichamelijk kent, dan lijkt het tenminste geloofwaardig.’

Tuinstra’s videoclip is een soort omgekeerde Blurred Lines. De artiest fungeert als speelbal voor de meisjes. Zo krijgt hij een zak over zijn hoofd getrokken, incasseert hij klappen, wordt zijn mond gesnoerd met Duct tape en rookt hij vijf sigaretten tegelijk.

https://www.youtube.com/watch?v=MBj9KyvLxGg

Ben je niet bang dat mensen je voorkomen juist nep vinden, omdat je het shockeren zo benadrukt?
‘Het klopt dat ik als Jett Rebel gekke dingen doe, maar het zijn acties die ik niet onder controle heb. Wie vindt dat mijn show of imago ingestudeerd en nep is, kan wat mij betreft de tering krijgen.’

Conservatives advoHoe moeten we de tegenstelling tussen Jett en Jelte zien? ‘Op het podium voel ik mij veilig en het meest op mijn gemak, tussen de mensen het minst. Ik ben dan heel bang voor de mening van anderen. Als ik na een optreden moet signeren ben ik heel verlegen, terwijl ik vijf minuten eerder nog op het podium stond te stuiteren. Vroeger was het nog veel erger. Wanneer ik een album had opgenomen en iemand een refrein niet mooi vond, gooide ik alle opnamen de prullenbak in. ‘Ik kom uit Baarn, een bekrompen dorp waar mensen regelmatig “vieze homo” naar je roepen wanneer je lippenstift draagt. Toen ik naar Amsterdam verhuisde, merkte ik al snel dat ik meer kon maken qua uiterlijk. Misschien dat ik nu inhaal wat ik vroeger heb gemist. Het is chiller om een stuk steviger in je schoenen te staan en een beetje stoer te doen.’

Al van jongs af aan waren voor Tuinstra allerlei muziekinstrumenten binnen handbereik. Het liefst ramde hij met stokken op een drumstel. Ondanks dat hij op vierjarige leeftijd nog niet bij de pedalen kon komen, drong hij aan op les. Zijn jongensdroom? De drummer worden van Kinderen voor Kinderen. Het is niet verwonderlijk dat de muzikale Tuinstra in menig bandje heeft gespeeld, waaronder Valerius, en deelnam aan het Junior Songfestival.

Wanneer besloot je muzikant te worden?
‘Op de middelbare school vond ik het moeilijk me te concentreren, mijn illusie was dat het zou helpen als alle vakken over muziek gingen. Daarom ben ik naar het popconservatorium gegaan. Al snel viel het niveau van de muzieklessen tegen en wilde ik elke dag snel weer naar huis om aan mijn eigen liedjes te werken. Ik had sterk de drang gewoon muziek te spelen zonder de poespas van muziektheorie. Noten lezen heb ik bijvoorbeeld nooit onder de knie gekregen.’

Heb je het conservatorium verlaten voor je muziekcarrière?
‘Ik kon door overbelasting van mijn arm even geen gitaar meer spelen, toen ben ik gestopt. Door deze RSI-klachten kon ik uiteindelijk anderhalf jaar lang niet spelen. Daarvan heb ik geleerd dat je niet eeuwig kunt doorgaan. Ik speel alleen nog het noodzakelijke, daardoor worden de liedjes beter. De RSI is helaas nooit helemaal verdwenen en vormt soms nog een beperking.’

In recensies word je vergeleken met David Bowie, The Beach Boys en Prince. Zijn dat ook jouw inspiratiebronnen?
‘Prince inspireert mij door de manier waarop hij op het podium staat. Vooral hoe hij dan met zijn bandleden omgaat is bewonderingswaardig. Veel soloartiesten kennen hun medemuzikanten niet eens. Mijn eigen bandleden zitten niet in de band omdat ze goed mijn muziek kunnen naspelen, natuurlijk lukt hen dat. Waar het om gaat is of zij ook iets kunnen toevoegen. ‘Ik heb een heel heftige Beach Boys-fase gehad. Een fascinatie kan soms zo heftig worden dat ik er geen andere uiting aan kan geven dan een tatoeage.’

Op Tuinstra’s arm prijkt een hartje met de naam van Beach Boys-bassist en zanger Brian Wilson. Hij rolt zijn mouw verder op waarna een grote Elvis-tatoeage zichtbaar wordt. Niet enkel bekende muzikanten versieren het lichaam van Tuinstra. Zo heeft hij ook een ‘familiearm’ met de naam van zijn moeder en zusje. Ook een niet-familielid heeft via de inkt zijn weg gevonden naar deze ereplaats: middelbare-schoolvriend Xander, het muzikale maatje van Tuinstra. Xander is de bassist uit Rebel’s band en ze nemen sporadisch samen een bad.

Waarom plaats je een badderfoto op Facebook?
‘Mijn vrienden zijn heel erg vrij en gezellig met elkaar. Ik heb nog meer badfoto’s op Facebook staan, ook met andere mannen. Dat is niet per se homo-erotisch, in tegendeel. Xander en ik zijn goede vrienden en kunnen het ook muzikaal goed met elkaar vinden. Zo delen we een fascinatie voor niet-uitgekookte muziek.’

Wie zijn er volgens jou wel uitgekookt?
‘Iedereen eigenlijk. Laatst vertelde iemand mij dat ik commercieel ben. Ik heb nooit geld willen verdienen met mijn muziek, of een liedje op een bepaalde manier geschreven zodat mensen het zouden kopen. Uitgekookte muziek kenmerkt zich door te perfecte melodielijntjes en rechtgetrokken stemmen. Muzikanten kunnen tegenwoordig niet meer zingen, niet meer spelen. Alles kan op de computer worden aangepast, daarom denken artiesten al snel “waarom zou ik het zelf nog doen?”’

Jelte Tuinstra kwam die middag bij Doornroosje aan in een kleine auto en parkeerde deze naast de grote bus van Chef’Special. De voertuigen blijken achteraf niet de verhoudingen te weerspiegelen. Jett Rebel is zonder twijfel een aanstormend talent en weet in het voorprogramma te overtuigen met zijn akoestische set. Het moment dat hij als speciale gast mag meespelen met Chef’Special wordt door velen aangemerkt als het hoogtepunt van de avond. Na afloop van het concert gaat de hoofdact albums signeren, maar een paar jongens lopen al eerder weg. ‘Ik had liever de handtekening van Jett’, zegt een van hen tegen zijn vrienden.

https://www.youtube.com/watch?v=Zm01D4ZrWmU

 

 

Lees meer

Rita Verdonk blijft Trots

Na een omstreden Haagse carrière en de moeizame geschiedenis van haar partij Trots op Nederland, hangt Rita Verdonk haar politieke ambities aan de wilgen. Ze kijkt zonder enige wroeging terug op haar veelbesproken rol in het immigratiedebat. 'Alleen de bijnaam deportatieambtenaar vond ik echt schandalig.' Tekst: Eline Huisman en Jozien Wijkhuijs Foto's: Nadine Reef Hoewel Rita Verdonk (56) niet meer iedere ochtend op tijd in Den Haag hoeft te zijn, staat haar agenda nog immer vol. ‘Straks ga ik op de koffie bij een gepensioneerde boer en vanavond heb ik de laatste bestuursvergadering van Trots op Nederland.’ Toch oogt de doorgaans zo strenge vrouw ontspannen en opgewekt. Onlangs maakte ze bekend definitief afscheid te nemen van de politiek en haar functie als voorzitter van Trots neer te leggen. Trots, want de afkorting TON is volgens Verdonk uit den boze. Inmiddels is ze voor zichzelf begonnen. Met haar eigen bedrijf Rita Verdonk bv geeft ze lezingen, coacht mensen en geeft adviezen aan ondernemers die vastlopen in de bureaucratie. ‘Als iemand bijvoorbeeld in een familiebedrijf zit en daar uit wil, is dat een heel proces. Zakelijk is het te doen, maar je losrukken van je familie heeft een grote impact. Ik wil een gids zijn.’ Verdonk was jarenlang leidinggevende op verschillende niveaus. Ze was onder meer adjunct-directeur van het Huis van Bewaring in Den Haag en minister voor Vreemdelingenzaken & Integratie voor de VVD. Na een heftige strijd met Mark Rutte om het fractievoorzitterschap behield Verdonk nog een tijdje haar zetel, maar werd uiteindelijk uit de partij gezet. Hoewel het in de peilingen aanvankelijk leek alsof Verdonks meest recente project Trots tot een grote volksbeweging zou uitgroeien, sloeg het noodlot kort na de oprichting toe. Ontevreden burgers voelden zich meer thuis bij de ideeën van de PVV en in de media werden de berichten over Trots steeds negatiever. Het zetelaantal in de peilingen kelderde. ‘Het is moeilijk om door te dringen tot het hechte systeem van de politieke elite. Ik hoop van harte dat Trots doorgaat, maar zonder mij als politiek leider.’ Bent u teleurgesteld dat uw missie met Trots uiteindelijk is mislukt? ‘Natuurlijk, de structuur in de politiek zit muurvast. Ik wilde een partij beginnen voor en door burgers en daarmee anderen dan de elite de kans geven om de politiek in te gaan. Bij de VVD kreeg ik 620.000 voorkeursstemmen, die kiezers kon ik niet in de steek laten. Op dit moment maken tweehonderd mensen de dienst uit voor de rest van Nederland en het grootste deel daarvan is losgezongen van de dagelijkse werkelijkheid. Dat vind ik geen democratie, maar oligarchie.’ Is het niet gewoon een gebrek aan ideeën dat uw partij aan het randje van de afgrond bracht? ‘Dat is flauwekul. Zelfs mensen die niets met ons hebben, zeiden dat van alle programma’s het onze het beste in elkaar zat. De duidelijkheid, de lijn en de visie spraken veel mensen aan.’ Met het beste partijprogramma was u toch wel groter geworden? ‘We hebben veel zetels verloren door optredens van Geert Wilders. Toen er aangifte tegen hem werd gedaan voor haatzaaien en beledigen, verloren we ineens zeven zetels. Zijn bij voorbaat zinloze bezoek aan Engeland kostte ons er vijf. Dan gaat het hard. Ik zat alleen in de Kamer en het was moeilijk om mijn punt te maken. Tegen de tijd dat ik het woord kreeg, zaten de journalisten allang in Nieuwspoort. ‘Als wij een nieuw idee lanceerden, werd het meteen overgenomen. VVD’er Fred Teeven stond gewoon mijn partijprogramma te citeren en de PVV bezigt nu onze slogan “Voor en door de burgers”. Dan kan ik wel als Calimero roepen dat ik zielig ben, maar zo zit ik niet in elkaar.’ Elke nieuwe partij moet zijn plek in de politiek bevechten. Stapt u niet te vroeg op? ‘Ik ben nu 56 en het is acht jaar geleden dat ik de politiek in ging. Al die tijd heb ik in een orkaan geleefd. Ik wil nu een eigen bedrijf opbouwen en geld verdienen. Trots kost me nog steeds te veel tijd, ik wil het nu gewoon eens lekker alleen doen.’ Met haar vertrek bij Trots zet Verdonk een punt achter een politieke carrière waarin zij altijd naar misstanden in de samenleving zocht. Tijdens haar studententijd in Nijmegen werd ze actief bij de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP). In 1981 demonstreerde ze een keer mee tegen de grootschalige ontruiming van kraakpanden in de Piersonstraat. Inmiddels beweegt Verdonk zich aan het andere uiterste van het politieke spectrum met een uitgesproken rechtse visie. ‘In Nijmegen was links zijn onvermijdelijk, al was ik helemaal niet zo politiek geïnteresseerd. Ik kwam in een vriendengroep terecht die heel links was en mijn lidmaatschap van de PSP kwam voort uit de wens om betrokken te zijn bij de vrouwenclub die zij hadden.’ Waarom wilde u dat, als het niet uit politieke overtuiging voortkwam? ‘In die tijd hadden vrouwen veel minder vrijheden dan tegenwoordig. Toen ik kinderen kreeg werd dat pas echt duidelijk. Ik werkte fulltime en als ik dan een keer mijn dochter ophaalde van de crèche kreeg ik suggestieve opmerkingen als: “Ze was zo vrolijk vandaag, ze wist zeker dat u haar vandaag een keer zelf kwam ophalen?” In de jaren tachtig werd je vaak op dat soort dingen aangesproken.’ Hoe kwam u vervolgens bij een rechtse partij als de VVD terecht? ‘Voornamelijk doordat ik verhuisde naar de Schilderswijk in Den Haag. Je zag die buurt achteruit kachelen. Allochtonen gooiden vuilniszakken van drie hoog naar beneden en openden overal winkeltjes zonder enige controle. Nederlanders moeten altijd een diploma hebben en aan regels voldoen. De verhoudingen waren zo scheef! De machteloosheid van de autochtone bewoners heeft me getroffen. In de gevangenis waar ik werkte, zag het ook zwart. Toen ben ik langzamerhand naar rechts opgeschoven, dat geldt denk ik voor iedereen wel een beetje.’ Hoe bedoelt u dit? ‘Je hoort de PvdA nu dingen zeggen waarvoor ik tijdens mijn ministerschap nog zowat gelyncht werd. Zoals het standpunt dat je de Nederlandse taal moet spreken als je in Nederland wilt wonen. ‘Er is een aantal partijen geweest dat problemen gewoon aan de orde durfde te stellen, ongeacht wat dat voor hen persoonlijk betekende. Pim Fortuyn deed dat tot aan de dood toe, ik werd jarenlang zwaar beveiligd. Ik zal altijd de discussie opzoeken, want discussie leidt tot oplossingen. In mijn column in SP!TS kaart ik regelmatig controversiële onderwerpen aan, zodat mensen er over gaan praten.’ In één van die columns schreef u, naar aanleiding van een onderzoek naar discriminatie van Marokkanen, Turken en Surinamers bij uitzendbureaus, dat sommige groepen gewoonweg niet genoeg hun best doen op de arbeidsmarkt. Dit soort uitspraken zet verschillende groepen toch gewoon lijnrecht tegenover elkaar? ‘Dat is een theorie die wordt gelogenstraft door de praktijk. We moeten niet met iedereen medelijden hebben, maar gewoon durven zeggen dat er bij bepaalde groepen een laag arbeidsethos is. Onlangs kwam er een man naar me toe die zei: “Ik zit al dertig jaar in het allochtonenwerk en er zijn maar vier jaar geweest waarin er echt iets gebeurde. Dat was tijdens uw ministerschap. U was duidelijk.” Bij moskeebesturen vroeg ik bijvoorbeeld altijd waarom er geen vrouwen en jongeren aan tafel zaten, maar alleen mannen in driedelig grijs. Als ik terug kwam, zaten er vaak een vrouw en een jongere die hun mond niet open mochten doen. Dan ging ik altijd het gesprek opnieuw aan en vroeg hen ook iets te zeggen. Zo’n bestuur is gewoon geen goede afspiegeling van de samenleving.’ Dit kabinet bestaat toch ook voornamelijk uit oude mannen in driedelig grijs? ‘Klopt, dat is de keuze geweest van Mark Rutte. Er zijn genoeg goede vrouwen, maar in het kabinet zit hetzelfde clubje dat binnen de VVD Rutte op het schild heeft gehesen en mij eruit heeft gegooid.’ U had ooit de ambitie om de eerste vrouwelijke premier van Nederland te worden. Kunt u op dit moment een vrouw aanwijzen die daar geschikt voor zou zijn? ‘Nee. Ik vind geen enkele politica sterk genoeg. Tegelijkertijd worden ze ook tegengewerkt en moet je als vrouw nog altijd een stapje harder lopen dan een man.’ Was u trots op uw verkregen bijnaam iJzeren Rita? ‘Als het gaat over mijn heldere werkwijze en het openen van discussies wel. Ik heb een aantal dingen gewoon heel duidelijk neergezet en ben gestopt met het over de bol aaien terwijl de samenleving kapot gaat. Als ik zo word genoemd omdat ik helemaal geen oog had voor individuele gevallen, vind ik het onterecht. ‘Het enige dat ik echt vervelend vond waren verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog. Bijvoorbeeld wanneer ik werd neergezet als deportatieambtenaar. Dat vind ik schandalig en ik verwijt het vooral linkse politici, de zogenaamde progressieven.’ Het beleid van Gerd Leers is minstens zo hard. Werd u als vrouw eerder aangesproken op het voeren van een harde lijn? ‘Aan de ene kant worden vrouwen sneller als hard afgeschilderd, terwijl ik volgens mij alleen maar helder was. Ik was juist bezorgd over wat er met ons land zou gaan gebeuren als we bleven gedogen. Dat vind ik zo’n vies woord, gedogen. Als je leiding hebt gegeven weet je dat dat niet werkt. Aan de andere kant zei toenmalig collegaminister Hoogervorst ook wel eens tegen me: “Rita, zulke dingen zou ik als man nooit mogen zeggen.” Daarnaast heb ik donkere ogen en donker haar, onderschat de impact daarvan niet. ‘Het beleid van...
Lees meer

Roos Rebergen: 'Roosbeef kan festivalpodia makkelijk aan'

Het albumOmdat ik dat wil van Roosbeef is alweer een tijdje uit en Nederland heeft al volop van live-optredens kunnen genieten. In België ligt de plaat echter net in de schappen en daar zijn de reacties, net als in Nederland, erg enthousiast. ‘De Belgen vinden onze muziek minder opvallend, ze begrijpen het beter.’ Tekst: Jozien Wijkhuijs Foto’s: Tim Ficheroux De hond van Roos Rebergen (24) springt enthousiast tegen de deur op en belaagt direct de fotograaf. ‘Dit is Bert, hij is homo’, zegt Rebergen, zangeres van de band Roosbeef, om te vervolgen met de vraag ‘jullie zijn toch niet bang voor honden? Samen met drummer Tim van Oosten en Bert woont de zangeres pal naast station Overvecht in Utrecht. In de woonkamer staat een grote bar en trots laat Rebergen haar volledig uitgeruste oefenruimte zien. De rommel doet denken aan de gemiddelde studentenkamer. ‘Ik heb niet opgeruimd’, zegt Rebergen terwijl ze een theepot met bloemetjespatroon vult en Bastogne-koeken uitdeelt. Roosbeefs album Omdat ik dat wil kwam in september 2011 uit en werd, net als het eerste album, geproduceerd door Zita Swoon-zanger Tom Pintens. Hoewel de plaat lovend werd ontvangen, worden de nummers nauwelijks op de radio gedraaid. Er kwam wel een tour, zowel in theaters als op andere podia. Inmiddels is Rebergen weer voorzichtig aan het schrijven voor een nieuwe plaat, maakte ze onlangs muziek voor een animatiefilm en probeert ze gitaar te leren spelen. ‘Ik heb vandaag het boekje Gitaar spelen voor Dummies gekocht, want ik kan het eigenlijk niet zo goed. Ik zit altijd zo vast aan mijn piano, met die gitaar kan ik op een andere manier liedjes schrijven.’ Momenteel maakt ze de sprong naar onze zuiderburen, waar de band dit jaar veel wil spelen. De plaat is daar net uit en wordt vooralsnog goed ontvangen. ‘We hebben daar nu een aantal keer gespeeld. Ik zing ook in het achtergrondkoortje van Het Zesde Metaal, dat is de band van Wannes, die tot voor kort ook in Roosbeef speelde. Met die band spelen we soms dubbelshows.’ Het Zesde Metaal is in België aan een flinke opmars bezig en Roosbeef lift deels mee op dit succes. ‘Hij noemt af en toe onze naam, dus dat is fijn. We hebben nu ook een boeker die erg enthousiast is en pas stond er een groot interview in De Morgen.´ Ook de Belgische radio kreeg lucht van de band uit Nederland en inmiddels wordt Roosbeef veelvuldig gedraaid op de Vlaamse ether. De aanvragen voor shows druppelen naar aanleiding daarvan langzaam binnen. ‘In Nederland is die link er minder en kun je ook veel optreden als je niet op de radio wordt gedraaid. Nederlandse radiostations krijgen vaak de reactie dat onze muziek opvallend is. In België vinden ze dat minder, ze begrijpen het beter.’ Wisselende bassisten De liefde voor Nederland is echter nog lang niet over, ook niet nu Roosbeef in België succes boekt. ‘Ik ben nog steeds heel blij met het Nederlandse publiek en we zijn hier ook veel verder dan in het buitenland. Het gemis aan radio-aandacht is volgens Rebergen hoogstens jammer. ‘Het zou leuk zijn als er op de Nederlandse radio ruimte was voor allerlei verschillende soorten muziek. Als ik ’s ochtends een half uur naar de radio luister, voel ik me daarna helemaal leeg. Radio 3fm probeert het vaak nog wel, maar als de reacties dan tegenvallen geven ook zij het op, al zeggen sommige dj’s dat ze onze muziek heel tof vinden. ’ Roosbeef onstond in het Gelderse Duiven. Reinier van den Haak, tevens de zanger van Krach, woonde in hetzelfde dorp en Tim van Oosten kwam uit het naastgelegen Westervoort. Het bleek lastiger om een bassist te vinden, de band heeft er meerdere versleten. ‘We kregen steeds problemen met onze bassisten, het klopte steeds net niet. Ik weet niet precies hoe dat komt, misschien zijn het andere types.’ Wannes Cappelle, volgens de website van Roosbeef ‘multi-instrumentalist’, verliet onlangs de groep en wordt vervangen door de eveneens Vlaamse Tijs Delbeke. Rebergen hoopt met deze groep verder te kunnen op het nieuwe album. ‘Het is een geweldige groep. Iedereen heeft echter zijn eigen projecten, dus ik hoop dat het gaat lukken om met z’n allen verder te gaan.’ Kinderstemmetje Rebergen staat bekend om haar unieke manier van zingen en de cryptische teksten die ze voor Roosbeef schrijft. de Volkskrant schreef over Omdat ik dat wil: ‘Het breekbare kinderstemmetje van Rebergen is natuurlijk gebleven, en daar moet je wel tegen kunnen. (...) maar op een dromerig onderwegliedje als Nachtauto ('Dwaal je overdag net zo?'), dat wordt omgeven door een bijna spookachtig aura, is Rebergen net zo sterk in de wat zwaardere poëtische metaforen.’ De houding die ze in haar muziek en op het podium aanneemt is volgens Rebergen zelf een overdreven versie van haar persoonlijkheid. ‘Ik ben dezelfde persoon, maar ik vergroot het wat uit.’ De roes en het dromerige geluid is voor haar geen staat die ze op moet roepen om het liedje te kunnen spelen. ‘Als het geschreven is, is het geschreven. Je moet het met aandacht kunnen spelen en zingen.’ Voor de teksten combineert Rebergen haar eigen gevoel met dingen die ze in het dagelijks leven ziet. Het is voor haar een vorm van communicatie met de wereld om haar heen. ‘Liedjes schrijven is makkelijker dan met iemand praten. Je kunt dingen mooier maken of een beetje liegen. Ik leen dingen uit mijn omgeving om mijn eigen gevoel duidelijk te maken.’ In de recensies en besprekingen van Omdat ik dat wil stond ook constant de onvermijdelijke frase ‘Roosbeef is volwassen geworden.’ Rebergen vindt dit een dooddoener: ‘Ik was eerst achttien en nu ben ik vierentwintig, het zou raar zijn als ik precies dezelfde was gebleven. Volwassen worden klinkt ook als een eindpunt, alsof we er al zijn. Ik ben geen voorstander van het woord, maar mensen mogen het natuurlijk noemen zoals ze willen.’ Een nieuw album zou dan mogelijk ook weer geheel anders klinken, al is Rebergen daar op dit moment nog niet uit. Voorlopig blijft ze voornamelijk bezig met verschillende projecten in België en het prille begin van nieuw werk. Stiekem bestaat er bij haar de hoop dat Roosbeef een aantal festivalpodia mag beklimmen. ‘Men lijkt te denken dat wij niet zo’n festivalband zijn en er worden vooral veilige keuzes gemaakt bij het boeken. Ik denk echter dat we het makkelijk aankunnen.’

 

Lees meer

Rutger Bregman: 'Het verleden is een grabbelton'

Actuele lessen trekken uit het verleden is voor geschiedkundigen taboe. Historicus Rutger Bregman is daar echter wars van. Zijn debuut 'Met de kennis van toen' steunt volledig op dwarsverbanden tussen verleden en heden. Tekst: Mickey Steijaert Foto: Jaap Baarends Als Rutger Bregman eetcafé ’t Oude Pothuys in Utrecht binnenloopt, blijkt hij in niets te voldoen aan het stereotype van stoffige geschiedkundigen. Bij een historicus die doceert aan de Universiteit Utrecht, twee boeken op zijn naam heeft staan en voor onder meer de Volkskrant, NRC Next en De Groene Amsterdammer schrijft denk je niet aan een 23-jarige blonde knaap. Geconfronteerd met het beeld van historici als bejaarde archivarissen lacht hij: ‘Een goed historicus weet natuurlijk heel veel. En wanneer weet je veel? Als je oud bent, dat lijkt me logisch.’ De jongeling volgde zijn geschiedenisstudie in de Domstad. Tijdens zijn studententijd publiceerde een kleine uitgever het boekje Hoe haal ik mijn Tentamen?, dat Bregman naar eigen zeggen in een weekend had geschreven. Zijn tweede boek, Met de kennis van toen, wordt door de meeste recensenten dan ook als zijn echte debuut beschouwd. In de duimdikke bundel plaatst Bregman actuele zaken in een historisch perspectief, van vergelijkingen tussen Wilders en Hitler tot de geschiedenis van het schelden. Bregman: ‘Wat Rob Wijnberg deed met filosofie in zijn boek Nietzsche en Kant lezen de krant probeer ik te doen met geschiedenis: uit een onverwachte invalshoek een verrassende conclusie voortbrengen. Het is een model waarin je veel details weglaat maar waarmee je een breed publiek aanspreekt.’ Hoe kwam je tot de keuze voor de verschillende onderwerpen? ‘Het zijn voornamelijk zaken die ik zelf leuk en interessant vind. Ik heb een behoorlijk gevulde boekenkast voor een 23-jarige, daar zoek ik verhalen uit om te verbinden met de actualiteit. Daarnaast laat ik me leiden door recente gebeurtenissen, zo besefte ik na verloop van tijd dat er nog niets over Wikileaks in mijn boek stond. Daar verdiepte ik me toen alsnog in.’ Hoe bepaal je vervolgens de relevante historische context bij het onderwerp? ‘Als modern historicus beperk ik me vooral tot de negentiende en twintigste eeuw. Een vergelijking met de eeuwen daarvoor komt al snel geforceerd over, de verschillen met tegenwoordig worden daar wel erg groot. Ik probeer in mijn boek bijvoorbeeld een parallel te vinden tussen de huidige beroemdheidcultus en de klassieke heldenverering. In beide gevallen is er sprake van een zoektocht naar rolmodellen. Justin Bieber zou dan bijvoorbeeld de moderne Paris van Troje uit de Ilias zijn. Zo’n mietje dat alle vrouwen krijgt.’ De prijs voor toegankelijkheid Bregman koestert weinig illusies over zijn boek. ‘Het is geen baanbrekend onderzoek waarin ik dingen vertel die nog nooit iemand heeft bedacht. Ik bespreek slechts inzichten die historici al veel eerder hebben opgedaan, maar die ze niet fatsoenlijk bij het grote publiek presenteren.’ Dit kwam Bregman op enige kritiek te staan. Het geringe aantal pagina’s dat hij aan ieder onderwerp besteedt, biedt erg weinig ruimte voor het uiteenzetten van de historische context. Bregman reageert gelaten: ‘Het is nooit mijn doelstelling geweest om al te diepgravend te zijn. Dat is de prijs die ik betaal voor het toegankelijk maken van geschiedenis.’ Die publieke aandacht voor het verleden is nodig, meent Bregman. Historici mengen zich volgens hem te weinig in het maatschappelijke debat: ‘De geschiedkunde heeft zich in een keurslijf van wetenschappelijke degelijkheid gewrongen. Vanaf hun allereerste college leren geschiedenisstudenten dat er geen lessen voor het heden uit het verleden kunnen worden getrokken. Die twee werelden zouden te veel van elkaar verschillen.’ Bregman verzet zich tezamen met ‘showprofessors’ als Maarten van Rossem tegen dit dogma. ‘Soms is het goed om uit te zoomen en het actuele debat in een ander perspectief te plaatsen. Vaak kom je dan op een originele gedachte. Dat probeer ik ook in Met de kennis van toen te doen.’ Volgens Bregman maken deze ‘verrek-momenten’ de verhalen uit zijn boek zinvol. ‘Te veel mensen zien het verleden als een grijze, homogene massa. Als historicus probeer je duidelijk te maken dat het juist een enorm gelaagd geheel is.’ Een voor de hand liggend voorbeeld haalt Bregman uit het immigratiedebat. ‘Populistische lui als Geert Wilders verwijzen in hun anti-islamretoriek graag naar de typisch Hollandse VOC-cultuur. Nederland beleefde haar multiculturele hoogtepunt echter in de zeventiende eeuw, toen de helft van de inwoners van Amsterdam allochtoon was. De VOC werd voor 80 procent met vreemd geld gefinancierd. Die hele VOC-flow bestond uit buitenlanders.’ Hoe relateer jij de VOC aan het huidige debat? ‘De houding ten opzichte van allochtonen kenmerkte zich in de zeventiende eeuw door een grote onverschilligheid. Zolang er maar aan iemand te verdienen viel, vonden we het prima. Door middel van onderwijs en moderniseringsprocessen zijn deze buitenlanders na verloop van tijd vanzelf geïntegreerd. Volgens mij is die nonchalante houding een wijze les. Tegenwoordig probeert links de verschillen te lijmen en benadrukken rechtse politici de problemen, terwijl onverschilligheid ook een oplossing kan zijn.’ Die onverschilligheid was toch logisch? Er was destijds immers nog amper sprake van een nationale identiteit, dus kon die ook niet worden bedreigd. ‘Dat is waar, maar is die nationale identiteit er nu wel? Er wordt weinig eenheidsgevoel ontleend aan wat volgens mij de crux van de Nederlandse identiteit is, onze gezamenlijke taal. Met de identiteit wordt meer op een nostalgische, mythische manier omgegaan. Er bestaan weinig specifiek Nederlandse kenmerken, in principe zijn wij niet substantieel anders dan bijvoorbeeld Belgen of Denen.’ Zijn er geen enkele historische waarden die Nederlanders kenmerken? ‘Nederland heeft zich lange tijd het gidsland genoemd, een natie die vooruitstrevend was in zaken als seksuele mores en euthanasie. Eigenlijk is dat een illusie, want in de negentiende eeuw waren wij juist het toppunt van kleinburgerlijkheid. Het is echter wel een nuttige illusie. Ik zou het mooi vinden als dat ideaal van een progressief en vooruitstrevend land terug kan komen. Met behulp van de geschiedenis kun je zo’n optimisme creëren.’ Dan zoek je een bepaald historisch feit om je standpunt te onderbouwen. Dat is precies hetzelfde als waar je de PVV om bekritiseert. ‘Dat is waar. In het hele boek span ik de geschiedenis voor mijn karretje. Het verleden is een grote grabbelton, voor elke mening is wel een onderbouwing te vinden. Neem de inval in Irak. Tegenstanders komen op de proppen met het verdrag van Wenen in 1919, waarbij veel te strenge maatregelen werden genomen tegen Duitsland. Hieruit zou je kunnen concluderen dat je niet te hard moet ingrijpen in dergelijke internationale problematiek. Voorstanders verwijzen echter naar 1938, toen de weinig doortastende appeasement-politiek van Chamberlain leidde tot de Tweede Wereldoorlog.’ Dat klinkt alsof je, zolang je maar een goede retoriek en kennis van geschiedenis hebt, elke willekeurige les uit het verleden kunt trekken. ‘Ja, maar ik vind de parallellen die ik trek beter dan die van de PVV.’ Wat maakt jouw parallellen dan beter? ‘Door publieke figuren wordt vaak niets anders gedaan dan dropping. Op die manier wordt het argument van appeasement ook in het immigratiedebat gebruikt. Men roept “Chamberlain!” en “appeasement!”, maar legt het verder niet uit. Dat moet je volgens mij juist wel doen.’ Bregman beseft zich dat zijn interpretaties van de geschiedenis niet per se de juiste zijn. ‘Daar probeer ik mijn lezers gevoelig voor te maken. Het verleden vergelijken met het heden is een rijke methode, misschien wel te rijk. Dat verklaart de reflex van historici, die menen dat niets te vergelijken is. Ik vind echter dat daar iets mee verloren gaat.’

 

Lees meer

Scherpgesteld

De omstreden missie Task Force Uruzgan kostte tussen 2006 en 2010 vijfentwintig militairen het leven. Filmmaker Robert Oey vertelt hun verhaal in zijn documentaire Gesneuveld door de ogen van de nabestaanden.Tekst en foto's: Kiki Kolman Zittend aan zijn bureau vertelt de vader van omgekomen militair Tim Hoogland dat hij niet boos is op Defensie. ‘Ik kan beter boos zijn op mezelf, ik vond het mooi dat hij in dienst ging.’ Hij is nog lang niet over de dood van zijn zoon heen. Praten over zijn verdriet is lastig voor hem en dat belemmert hem om zijn normale leven weer op te pakken. Zijn vrouw staat bij het graf van hun zoon. Ze zegt hard haar best te doen om verder te gaan, maar ze is de levenslust gewoon verloren. Met zijn film – ‘ik vind documentaire zo’n saai woord’ - Gesneuveld verbeeldt filmmaker Robert Oey de dood van de vijfentwintig Nederlandse militairen die in de periode van 2006 tot 2010 zijn omgekomen in Afghanistan. Hij doet dit niet door middel van shots van ontploffingen of oorlogsgeweld, maar aan de hand van verhalen van nabestaanden, interviews met militairen en beelden die hij schoot tijdens zijn twee weken durende bezoek aan Afghanistan. ‘Ik wil mijn blik op het leger richten via de dood van die jongens.’ Behoefte om te schieten Het leger heeft Oey altijd al gefascineerd. ‘Dat je als man of vrouw voor een beroep kunt kiezen waarbij je mogelijk het leven laat, vind ik heel bijzonder. Toch kan ik begrijpen dat je deze keuze maakt.’ Oey kan zich de aantrekkingskracht tot het wapentuig voorstellen. ‘Ik ben niet vies van het idee dat geweld een onderdeel is van wie we zijn. Als je mij voorstelt om in een weiland te gaan schieten op blikjes, een konijn of zelfs iets groters, dan ga ik zo mee. Een van de militairen uit de documentaire had kort voor het omkomen van zijn buddy zijn vriendin aan de telefoon. Hij had tegen haar gezegd: “Godverdomme, ik heb nog steeds niet kunnen schieten.” Ik kan mij dat gevoel wel voorstellen. Ik zou soldaat worden om te schieten. Veel, lang en zo hard mogelijk.’ De regisseur verbaast zich over de krampachtige houding van Nederland tegenover de krijgsmacht. ’We willen een leger en we geven er flink wat poen aan uit, maar we kunnen ze niet ergens naartoe sturen en zeggen “do your thing”. Weet je waar wij in Nederland goed in zijn? Humanitaire missies. Daar mogen ze wel schieten, maar het liefst niet raak. We missen het besef dat het laten zien dat je stoerder, beter en meer krijger bent dan anderen de essentie van het militaire beroep vormt.’ Bescheiden beelden Hoewel Oeys visie anders doet vermoeden, is Gesneuveld een rustige, bijna gezapige film. De kijker ziet de militairen niet in actie, maar in de kantine of op een gala. Opnames van het strijdveld of schreeuwende soldaten ontbreken. Oey: ‘Beelden van een oorlog met veel lawaai, gevloek en een cameraman die steeds wegduikt zijn al honderden keren vertoond en eigenlijk ook niet interessant. Het is veel aangrijpender om nadien in een veel soberdere beeldvoering op zoek te gaan naar het achterliggende verhaal.’ Dit doet hij aan de hand van monologen van familieleden, collega’s en vrienden van de slachtoffers. Zo spreekt de vader van wijlen Timo Smeeijhuizen over hoe zijn vrouw hem verliet en hij zich overgaf aan het geloof. De zus van sergeant Mark Weijdt doet een boek open over het moment dat zij op het punt stond de kist van haar broer te openen, zelfs al een schroef had losgedraaid, omdat ze anders zijn dood niet kon bevatten. De beelden die worden gebruikt zijn simpel, stil en worden begeleid door een kalme muziek. Oey heeft deze keuze gemaakt vanuit zijn voorliefde voor het klinische, zo vertelt hij. ‘Ik vind het mooi als films de zaken feitelijk weergeven. Ik ben ook een enorme fan van filmpjes zoals ze die vroeger maakten, waarbij je in een bierbrouwerij zag hoe van het hop een biertje werd gemaakt, hoe het flesje werd gevuld en hoe aan het einde iemand dat opdronk. Datzelfde wilde ik in eerste instantie met deze film doen, een feitelijke beschrijving van hoe het slechte nieuws in Nederland werd gebracht. Wat gebeurde er? Wat had diegene aan? Wat werd er gezegd?’ Er is echter meer in de documentaire gekomen dan dat alleen. ‘Uiteindelijk ben ik overmand door de verhalen en is er meer emotie bij komen kijken.’ Is het dan wel mogelijk om een onderwerp dat zo emotioneel geladen is feitelijk te brengen? ‘Jawel. Er zit heel veel zeggingskracht in simpele handelingen: de manier waarop je ontbijt, wat je aantrekt en hoe je dat doet. Ik film sprekers niet voor niets achter hun bureau vol papieren of terwijl zij een kleffe bruine boterham met kaas eten bij de patiëntenadministratie. Ik zou ook een indrukwekkendere omgeving kunnen kiezen, maar deze alledaagse handelingen in hun doorsnee context zeggen veel meer.’ Tarten van het lot De documentaire mag dan uiterlijk kalm zijn, de inhoud is des te heftiger. ‘Deze film is heel diep gegaan. Ik raak ontroerd als ik hem terugkijk. De gevoelens die de mensen in de film bij me oproepen overvallen me op zo’n moment.’ Ook voor hen is het zien van de film confronterend, vooral de eerste keer. ‘Zij moeten vooral heel erg wennen aan het feit dat hun verhaal in dienst staat van een groter geheel. Pas na een tweede, derde of vierde keer beginnen ze het te begrijpen.’ Hoewel Oey het in eerste instantie niet zo heeft bedoeld, zien sommigen de film als een eerbetoon aan de omgekomen militairen. ‘Ik geloof zelfs dat het woord monument is gevallen, maar ik denk dat dat heel persoonlijk is. Een monument is niet van zichzelf een monument, dat moet het blijken te zijn. Ik bepaal niet voor de nabestaanden of dat hier het geval is. Dat is iets heel particuliers.’ De filmmaker gaat zorgzaam om met de rouwenden. ‘Ik vind het belangrijk dat het maken van de film in harmonie met de betrokkenen gebeurt. Documentairemakers die een kort geding aan hun broek krijgen, heb ik altijd heel verdacht gevonden. Bovendien moet je mensen soms tegen zichzelf in bescherming nemen, bijvoorbeeld wanneer ze boos worden of politieke uitspraken doen. Dergelijke beelden gebruik ik dan niet.’ Het is duidelijk dat Oey heel betrokken is bij degenen die in zijn film voorkomen. Hij kent hun verdriet, niet uit ervaring, maar uit hun verhalen. ‘Dat verdriet is een ander soort verdriet dan van iemand die zijn naaste aan een ziekte of ongeluk heeft verloren. Het grote verschil is dat deze mannen het lot zelf opzochten. Het is zoals een van de vaders zegt: “Hij was er al geweest, hij had het al gedaan en toch wilde hij nog een keer.” Vroeger zei men dat je stierf voor je vaderland, maar ik geloof niet dat die zin nog veel wordt uitgesproken. Ook de vraag naar zingeving is daarom een essentiële. Wanneer men op zoek gaat naar antwoorden is dat een linke exercitie, omdat je niet goed weet wat de antwoorden zijn.’ Film is geen kunst Op 30 september ging Gesneuveld in première op het Nederlands Filmfestival. Oey is niet bang voor de reacties. ‘Ik weet dat er momenten in zitten waarop je niet weg zult zappen. Ik heb gewerkt met een camera waarbij om de twaalf minuten de kaart vervangen moest worden, daardoor moesten mensen hun verhaal in korte tijd verwoorden. Dit levert een hoge mate van concentratie op en dat is te zien.’ De vraag met welk doel hij deze documentaire heeft gemaakt wuift hij weg. ‘Voor geen enkel doel, hoogstens voor mijn eigen begrip. Bij de start van het proces ben je enkel bezig met het verzamelen van materiaal. Naarmate je de film maakt, krijgt deze betekenis en diepgang. Nu zitten er honderden dingen in die ik zo kan opnoemen, maar er is geen boodschap die ik wil overbrengen. Een film met een boodschap is volgens mij oervervelend. Wanneer de betekenis verborgen ligt en er voorzichtig doorheen sijpelt is dat vele malen interessanter. Mensen hoeven van mij ook niet stil te staan bij de ernst van wat er is gebeurd, dat is niet iets wat ik wil bereiken.’ Oey staat rationeel en nuchter in zijn werk. ‘Terwijl ik hiermee bezig was stortte er in Afghanistan een Chinook naar beneden, 31 doden in een moment. Breivik schoot op Utoyah bijna zeventig mensen neer. En dan ben ik bezig met een documentaire over 25 gesneuvelde militairen?’ Oey weert opinie uit zijn stukken en wil zich ver van de politiek houden. ‘Dat gelijkhebberige bij documentairemakers kan ik niet hebben. Net alsof ik weet wat goed is voor de wereld. Natuurlijk vind ik dat ik iets te melden heb, maar niet in mijn films. Als mensen Gesneuveld politiek willen uitleggen, be my guest. Het is echter bedoeld als een apolitieke film.’ Het is mede daarom dat hij liever over film dan over documentaire spreekt. ‘Ik heb een afkeer van dat woord. Ik geloof dat een film ten principale is bedoeld om te entertainen en een goede actiefilm kan dan ook veelzeggender zijn dan een Zweedse documentaire. Dit is natuurlijk gevaarlijk om te zeggen wanneer het onderwerp 25 doden betreft. Ik geloof echter dat een film uiteindelijk mensen naar de bioscoop moet trekken en hen daar moet vervoeren.’ Op 17 oktober draait Gesneuveldin VillaLux en ANS mag 2x2 kaarten verloten onder de inzenders van het goede antwoord op de prijsvraag. Dus zend in en win!

 

Lees meer

Schutgens: 'het is veel meer dan het geven van een gewoon hoorcollege'

Deze week is hoogleraar Algemene Rechtswetenschap Roel Schutgens te zien bij Universiteit van Nederland. Deze populaire Nijmeegse hoogleraar geeft een basiscursus recht aan iedereen die een internetverbinding heeft. ANS stelde hem een aantal vragen. ‘Ik praat graag over mijn vak en vind het leuk om het recht inzichtelijk te maken voor een breed publiek.’ Waarom heeft u meegedaan aan Universiteit van Nederland? ‘Het is een heel mooi project, waar ik graag mijn steentje aan bijdraag. Het is geen gemakkelijke opdracht, want het is veel lastiger dan het geven van een gewoon hoorcollege en ik vond het natuurlijk een grote eer om te worden gevraagd.’ Wat is het verschil met een gewoon hoorcollege? ‘Bij een gewoon hoorcollege vertel je eerst een hoop theorie en daarna een aantal voorbeelden die de theorie inzichtelijk maken. Dat is niet erg, want studenten moeten toch het tentamen maken en letten braaf op. Een zaal studenten kan soms wel wat rumoerig zijn, maar over het algemeen is het een makkelijk publiek, ze zijn bereid te luisteren en vinden je grapjes leuk. De mensen in de zaal van de Universiteit van Nederland zijn een avondje uit. Dit publiek had net zo goed naar de film kunnen gaan. Je kunt dus niet al te theoretisch worden in deze colleges, het is vooral infotainment. Daarom denk ik dan ook niet dat dit ooit een vervanger van gewoon onderwijs kan worden.’ Hoe waren de opnames? ‘De programmamakers coachen je uitgebreid voor het maken van de colleges voor de Universiteit van Nederland. Het online publiek gaat na 30 seconden weg of ze bekijken het volledige college. Je moet daar dus rekening mee houden en je verhaal beginnen met een teaser die interesse wekt. Vervolgens kun je een theorie uitwerken. Ik denk dat wanneer een docent ieder hoorcollege met een leuk verhaaltje zou beginnen, studenten na een paar weken denken “schiet eens op man”. ‘Het publiek in de zaal krijgt in een keer een hoorcollege dat 1 uur en 20 minuten duurt. Dat wordt vervolgens in vijf stukken van elk een kwartier geknipt. Je moet dus een college geven dat samenhang heeft, maar ook uit vijf verschillende mini colleges bestaat. Dat is lastig, maar ook een leuke uitdaging. ‘Bij het geven van een hoorcollege schrijf ik meestal een aantal steekwoorden op en dan praat ik de tijd wel vol. Nu kon ik dat niet doen, want alles moet precies in die vijf keer 15 minuten passen. Voor de opnames moest alles uit mijn hoofd, dat maakte het wel spannend.' De aflevering van gisteren: http://www.youtube.com/watch?v=MQ-7mLd6Xv0 Foto: Universiteit van Nederland

 

Lees meer

Sebastiaan Hameleers en Pascal ten Have - Strijd voor de student

Terwijl Halbe Zijlstra hogeronderwijsland kapot bezuinigt, moeten de meest vooraanstaande behartigers van studentenbelangen, Sebastiaan Hameleers (ISO) en Pascal ten Have (LSVb), zwoegen om de basisbeurs te redden. ‘De demonstraties in maart waren slechts een eerste aanzet.’ Tekst: Tim Ficheroux en Erik van Rein Foto’s: Tim Ficheroux ‘Halbe eet het liefst een BigMac, met een aardbeienmilkshake’, lacht Sebastiaan Hameleers, voorzitter van het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO). ‘Toen die declaraties openbaar werden gemaakt door RTL 4 heb ik even gesmst: “Halbe, ik zit nu aan een McKroket.”’ In het zonovergoten tuintje van het ISO-kantoor in Utrecht spreken we Sebastiaan en zijn evenknie van de Landelijke Studenten Vakbond, Pascal ten Have. ‘Hij geeft eerder een klap in je gezicht dan een mes in de rug, maar blijft wel altijd sympathiek’, is hoe Pascal de stijl van Halbe Zijlstra, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap, typeert. ‘Het beleid dat hij doorvoert is natuurlijk redelijk straf, maar als persoon is Halbe een toegankelijke, aardige vent’, zegt Sebastiaan, die na dit jaar zijn opleiding Integrale Veiligheid gaat afronden. De achternaam van de staatssecretaris valt geen enkele keer, Pascal en Sebastiaan spreken zonder uitzondering over hem als Halbe. Beiden hebben een jaar opgeofferd om zich in te zetten voor de twee belangrijkste behartigers van studentenbelangen en gaan door de vele ontmoetingen joviaal met elkaar om. ‘Wat ga je hierna eigenlijk doen?’ vraagt Sebastiaan aan Pascal, afgestudeerd Bos- en Natuurbeheerder. ‘Werk zoeken, iets bij een NGO. Greenpeace, dat lijkt me wel wat.’ ‘Haha, Diederik Samsom achterna?’ Wil je ook de Kamer in? Pascal: ‘Soms denk ik van wel, maar het is eigenlijk geen leuk wereldje. Veel mensen krijgen een portefeuille toegewezen waar ze geen verstand van hebben. Neem nu onderwijs, Harm Beertema van de PVV heeft jaren voor de klas gestaan en kent het reilen en zeilen een beetje en je hebt Kamerleden die diep in de dossiers zitten, zoals Jasper van Dijk van de SP. Wat weet Halbe er nu eigenlijk van? Hij is autoverkoper geweest en heeft even bestuurd bij Shell, maar verstand van cultuur en hoger onderwijs heeft hij niet.’ Hoe is het om met een staatssecretaris samen te werken die lijnrecht tegenover je staat? Sebastiaan: ‘Er is ruimte om gehoord te worden, maar Halbe is niet degene die het beleid ontwikkelt. Hij voert slechts uit wat er door de coalitie of nu vanuit het Catshuis wordt opgedragen.’ Pascal: ‘Het is heel duidelijk dat de speelruimte niet bij Halbe en de VVD ligt. Halbe luistert naar je en legt vervolgens uit waarom hij je standpunt onzin vindt. Met goede argumenten kun je wel bij sleutelpartijen als het CDA, de PVV en SGP aankomen om het beleid studentvriendelijker te maken.’ Wat hebben jullie concreet bij hen kunnen bereiken? Pascal: ‘Bij de langstudeerboete zou in totaal één jaar uitlooptijd zijn, nu geldt voor zowel de bachelor als de master nominaal plus een.’ Studenten hebben veelal dezelfde belangen. Waarom bestaan er nog twee organisaties? Sebastiaan: ‘Je hebt ook hier een soort van marktwerking. Als één organisatie moet je zelf de kar trekken. Ik denk dat het heel belangrijk is dat je elkaar scherp houdt en aanvult.’ Pascal: ‘Als het ISO aankaart dat de studieschuld te hard stijgt, springen wij daarop in door te zeggen dat studenten minder te besteden hebben en daardoor de toegankelijkheid in het gedrang komt. Zo kun je nuance aanbrengen en meer kanten van de zaak belichten.’ Sebastiaan: ‘De LSVb is meer het stoute jongetje van de klas, wij zijn de braverikken. Waar de LSVb veelal actiegericht is, zijn wij pragmatischer en betere lobbyisten.’ Hoe betaalt zich dat uit? Sebastiaan: ‘Nou, wij hebben bijvoorbeeld geen gesodemieter met Anne-Wil Lucas van de VVD. Pascal heeft daar nog wel eens moeite mee.’ Pascal: ‘Als je de belangen van studenten zo goed mogelijk wil vertegenwoordigen, moet je soms scherp zijn. Met een pragmatische opstelling haal je er niet het maximale uit.’ Tijdens een debat over hoger onderwijs verweet VVD-Tweede Kamerlid Anne-Wil Lucas de voorzitter van de LSVb ervan studenten verkeerd voor te lichten. Via een tweet liet ze weten dat de deur van haar werkkamer voorlopig was gesloten voor Pascal. Sebastiaan: ‘Maar hij heeft de deur ook weer heel netjes open gekregen, zonder af te wijken van zijn standpunten.’ Ben je met een bloemetje langsgegaan, Pascal? Lachend: ‘Nee, dat niet.’ Serieuzer: ‘Ik heb duidelijk mijn verhaal uitgelegd. Uiteindelijk zijn we er toch allebei voor de studenten. In een tijd waarin de politiek zegt: “Dit duwen we gewoon door”, kun je ook fellere oppositie verwachten.’ Halverwege maart voerden de studentenorganisaties verschillende acties door het hele land. Zo werden er demonstraties gehouden in Nijmegen en op de Dam en werd er een fietstocht gehouden van Amsterdam naar Den Haag. Tevens boden ze gezamenlijk zeventigduizend ondertekende brieven aan bij de onderwijswoordvoerders in de Tweede Kamer. Hoe hebben jullie die actieweek ervaren? Sebastiaan: ‘Zeer positief, maar ik zie het als een eerste aanzet. We hebben flink de schouders eronder moeten zetten om veel studenten bij elkaar te krijgen. Maar de strijd is nog niet gestreden. Er wordt keihard gebuffeld in het Catshuis en wij zullen het geluid van de studenten naar voren moeten blijven brengen voordat de laatste hamer is gevallen.’ Wat vinden jullie van de actiebereidheid onder studenten op dit moment? Pascal, lachend: ‘Die is weleens hoger geweest.’ Hoopvol: ‘Ik denk dat het balletje nu pas kan gaan rollen. Als studenten eenmaal betrokken zijn gaan ze vaker meedoen.’ Is dat zo? Anderhalf jaar geleden stonden er 15 duizend studenten op het Malieveld. Nu waren dat er duizend op de Dam en driehonderd in Nijmegen. Pascal: ‘De ene maatregel stapelt zich op de andere. Ik mag het eigenlijk niet zeggen, maar het is net als bij de verhalen over misbruik in de katholieke kerk. Toen het eerste verhaal dat er duizend kinderen waren misbruikt naar buiten kwam, stond iedereen op zijn achterste poten. Je denkt nu: “oh, nog een, en nog eentje, oh die is eigenlijk erger.” Mensen raken tegenwoordig vrij snel afgestompt door herhalend mediageweld. We moeten ze zien te motiveren.’ Hoe krijg je ze dan weer gemotiveerd? Pascal: ‘Dat is de uitdaging.’ Sebastiaan: ‘Je kunt studenten weer mobiliseren door aan te tonen dat het een opeenstapeling van maatregelen is, die tezamen gigantische gevolgen hebben, waarvan de overheid nu al niet kan overzien wat die teweeg gaan brengen.’ In de aanloop naar de actieweek was er veel onduidelijkheid over de samenwerking tussen de organisaties. De LSVb kondigde de demonstraties al vroeg aan en het ISO betuigde steun, maar gaf tevens aan met een eigen programma te komen. Pascal, had jij gehoopt dat jullie meer samen hadden kunnen organiseren? ‘Ik denk dat het uiteindelijk heel goed is gegaan, we hebben met zoveel mogelijk organisaties samengewerkt.’ In het begin kwam het natuurlijk vooral vanuit de LSVb, terwijl het ISO nog geen plan leek te hebben. Sebastiaan: ‘Nee, het is andersom. De LSVb heeft begin februari de exacte data van de actieweek aangekondigd. Wij hadden op dat moment wel concrete acties, maar nog geen tijdsplanning.’ Er was veel kritiek op de onduidelijkheid omtrent jullie samenwerking. Begrijp je die kritiek? Sebastiaan: ‘Dat kan ik me absoluut voorstellen, maar vooralsnog denk ik dat de aankondiging duidelijk was en we hebben de acties van a tot z samen uitgevoerd. We stonden samen op de Dam en op het Binnenhof en we zaten samen op de fiets, waar ik overigens nog steeds een beetje zadelpijn van heb.’ Hoe gaan jullie het afschaffen van de basisbeurs in de bachelorfase tegenhouden? Sebastiaan: ‘Door nog steviger actie te voeren en radicaler onze standpunten naar voren te brengen. Als een regering die gezegd heeft van de basisbeurs af te blijven deze belofte nu ook verbreekt, is de maat vol. We hebben meerdere scenario’s. Ik weet niet of we het Malieveld volzetten of de Tweede Kamer bezetten.’ Hij klinkt een beetje als een LSVb’er, Pascal. ‘Daarom grinnikte ik ook.’

 

Lees meer

Spinvis: 'De mens heeft niet genoeg aan zichzelf'

Zijn concerten verkopen steevast uit en het nieuwe album wordt met groot enthousiasme ontvangen. Na meerdere theatertours en jaren van samenwerking met diverse artiesten is Spinvis terug met een plaat vol persoonlijke teksten. 'Je kunt wel alles wegstileren, maar dan zeg je eigenlijk niets meer.' Tekst: Sofie Mulders en Adrianne Tuk Foto's: Ewoud Rooks ‘Als je twintig bent, probeer je te klinken als je helden. Als je wat ouder bent, kun je alleen maar klinken als jezelf.’ Dat was wat Erik ‘Spinvis’ de Jong, toen 41 jaar, tien jaar geleden zei toen ANS hem sprak naar aanleiding van zijn debuutalbum. Nu is Spinvis terug met een nieuwe plaat, tot ziens, Justine Keller. De afgelopen maanden toerde hij met zijn band door Nederland en België om zijn album te promoten dat louter positief wordt ontvangen in de media. De Jong lijkt zijn geluk niet op te kunnen: ‘Het is fantastisch, feest, geweldig, maar ik ben me er wel van bewust dat het niet altijd zo goed zal blijven gaan.’ Het blijkt dat er in tien jaar tijd weinig is veranderd aan de totstandkoming van zijn cd’s. Terwijl zijn band op de achtergrond soundcheckt, vertelt De Jong over zijn nog altijd opmerkelijke werkwijze, zijn nieuwe album en de ontwikkelingen sinds het uitkomen van zijn debuut. Tien jaar terug kwam uw titelloze debuutalbum uit dat met groot enthousiasme werd ontvangen in de Nederlandse muziekwereld. Hoe kijkt u zelf terug op uw oude werk? ‘Het duurde lang voordat ik er met een bepaalde afstand naar kon luisteren. Nadat het album uitkwam, hoorde ik alleen maar dingen die niet goed waren of die anders hadden gekund. Toen dacht ik dat ik er langer aan had moeten werken, ik kon het niet horen zoals een ander dat deed. Onlangs heb ik er weer eens naar geluisterd. Ik begrijp nu waarom het zo is geworden en waarom mensen er zo positief over waren. Niet dat ik het zelf zo geweldig vind, maar het is een goede foto van de tijd waarin het is gemaakt. Het album is veel persoonlijker dan ik toen besefte. Ik maak mezelf wijs dat mensen het mooi vinden, omdat er een soort eerlijkheid in zit, een soort onbevangenheid. Dat is erg naïef: het is een man van veertig die niet kan zingen en alles zelf speelt. Waar haalt hij het vandaan, wat denkt hij nou wel? En toch doet ‘ie het.’ In het gesprek dat ANS in 2002 met u voerde naar aanleiding van dit debuut zei u dat ‘Spinvis een zeer persoonlijke en individuele vorm van popmuziek is’. Is dat inmiddels veranderd? ‘Nee. Wat ik maak, maak ik zelf. Ik bedenk nummers als een schrijver, ik maak mijn boek. Pas als ik het geheel heb uitgedacht en vormgegeven en de melodie af is, voer ik het met de band op het podium uit. Optreden is als het verfilmen van het boek.’ U speelt live wel met een band. Hebben zij invloed op het vormingsproces van het album? ‘Wat ik in de studio maak is persoonlijk, ik kan het pas aan de band geven als het helemaal klaar is. Als we de liedjes vervolgens live spelen krijgt het heel anders vorm dan op de cd. Er is geen vaste formule voor een nummer, er kunnen bijvoorbeeld coupletten toegevoegd worden. ‘Het mooie van optreden is het publiek. Beeldend kunstenaars en fotografen maken iets en hebben geen idee wie ernaar kijkt, het hangt maar in een museum. Bij het spelen voor een zaal komt dat directe contact met de luisteraars er wel bij. Het gevoel dat een publiek je geeft, is met niets te vergelijken.’ Vindt u het moeilijk om uw werk op het podium uit handen te geven? ‘Het is mijn taak om de balans te vinden tussen het verhaal dat moet worden verteld en de band. Ik probeer de bandleden vrij te laten, hen te laten doen waar ze het beste in zijn. Het is net als met relaties: pas als je iemand vrijheid geeft, krijg je het beste uit de ander. Iedere keer moet je een afweging maken tussen het verhaal en de muzikale vrijheid.’ Is de Spinvis die we op het podium zien anders dan de man die hier nu zit? ‘Je kunt onmogelijk op een podium staan en jezelf zijn, maar ik probeer het wel. Als ik een artiest zie die acteert en bij elk liedje een andere pose aanneemt, dan vind ik dat niet mooi. Er mag geen acteur tussen mij en het liedje staan. Ik denk veel na over dit fenomeen: wat speel je nu en wat is echt? Ik probeer voor mezelf te zoeken waar de grens ligt. Acteren is onvermijdelijk, want erover nadenken is al acteren, begrijp je?’ Hoewel er vele jaren overheen zijn gegaan, is ook op zijn nieuwe plaat tot ziens, Justine Keller het herkenbare Spinvis-geluid bewaard gebleven. Nog altijd vertelt hij met dromerige stem raadselachtige verhalen. Nieuw is het samenwerkingsverband met Hanco Kolk, die een beeldverhaal tekende bij elk liedje. Hoe is die samenwerking tot stand gekomen? ‘Dat had wel wat voeten in aarde. Ik ontmoette Hanco jaren terug bij toeval op een avond waar tekenaars en muzikanten samenkwamen. Hanco maakte een strip bij het nummer Voor ik vergeet en die tekening had iets heel poëtisch. Terwijl ik bezig was met dit album vroeg ik hem het hoesje te tekenen, maar hij wilde bij elk liedje een strip maken. Ik zei: “Te gek, maar hoe gaan we dat in godsnaam doen?” Ik had de teksten nog niet klaar, maar had wel voor ogen waar het over ging toen Hanco begon met tekenen.’ Hebben zijn illustraties u beïnvloed in het schrijfproces? ‘Nee, als ik een tekst maak, heb ik beelden in mijn hoofd. Op het moment dat Hanco ging tekenen, was dat de verbeelding van zijn fantasie op papier. Het is zijn interpretatie van mijn tekst en die moet ook echt van hem blijven. Sommige tekeningen komen treffend overeen met het beeld dat ik had, andere juist helemaal niet en dat is precies goed.’ De teksten op het album gaan opvallend vaak over het thema alcohol. In Oostende zingt De Jong: ‘Begin de dag met tequila, dan is het randje eraf en doet het niet meteen zo’n zeer.’ Begint u zelf de dag met drank? ‘Nee. Het zijn allemaal personages op mijn album. Alcohol is natuurlijk heel mooi, zelf drink ik ook dolgraag. De mens heeft de behoefte zich te onthechten door iets te gebruiken waardoor hij zichzelf niet is. Blijkbaar hebben we niet genoeg aan onszelf en dat vind ik bijzonder. Het viel mij op dat ik daar vaak over schreef. In elk liedje zat de geest van een vrouw, Justine. Zij is een roes, zoals ook alcohol en drugs een roes zijn. Alles is een roes. Toen ik liedjes voor mijn album ging selecteren, vond ik deze nummers qua gevoel bij elkaar passen. Ze gaan allemaal over een manier om niet te zijn wie je wilt zijn. Dat werd het thema.’ Is ‘tot ziens, Justine Keller’ net zo persoonlijk als uw debuut? ‘Dat zijn mijn albums altijd, want als ze dat niet zijn dan werkt het niet. De tekstregels waar ik me voor schaam, zijn de beste regels en die staan er natuurlijk ook op. Je kunt alles wegschaven en het net zo lang mooi maken tot het superglad is, maar dan zeg je niets meer. Als je blijft stileren, dan wordt het teveel een mooi popliedje, een product. Een nummer dat ik te ver had afgemaakt kwam dus niet op de plaat.’ Zijn uw teksten daarom zo cryptisch? ‘Dat vind ik gewoon mooi. Ik luister veel naar chansons en Franse popmuziek. In de Franse traditie is het helemaal niet vreemd als je willekeurige beelden aan elkaar knoopt, want de luisteraar begrijpt wel ongeveer wat je bedoelt. Weet je, het hoeft geen verhaal van A naar B te zijn, flarden van teksten vind ik mooi. In het Nederlands gebeurt dit niet zoveel, maar dat is niet mijn schuld. Ik voel me niet verplicht me aan deze traditie te houden.’ Vijf jaar geleden stond De Jong nog in het Cultuurcafé op de campus van de RU, afgelopen maand trad hij twee avonden op in een uitverkocht Doornroosje. Na een reeks kleinere zalen en theaters slaat Spinvis dit jaar een nieuw pad in met een clubtour. Waarom kiest u nu voor poppodia in plaats van theaters? ‘Ik kies voor afwisseling. In theaters spelen is heel leuk, je kunt met een muisstil publiek heel precies muziek maken. De mensen zitten op een stoel van een afstand naar je te kijken, vaak in het donker. Dat maakt je tegelijkertijd een beetje alleen. Het is dan een verademing om weer op een festival of in een club te spelen. Dat mensen over het podium hangen, met bier gooien en “huuhuuh” schreeuwen. Dat heeft ook effect op de band, iedereen gaat er in mee. Ik heb niet echt een voorkeur voor het een of het ander. Je moet proberen beide in ere te houden. Als je in het theater staat moet je niet een unplugged toer doen, maar iets theatraals met beelden en dans. Dat is iets wat in clubs juist weer niet kan. ‘Ik mag me verheugen dat Spinvis in die twee werelden kan bestaan. Het is geen gemakkelijke tijd, het gaat niet allemaal vanzelf. Als je dan clubs en theaters kunt doen, is dat rijkdom.’ Wat doet dit succes met u? ‘Als je achttien bent en succesvol, kan ik me voorstellen dat je daar echt in gaat geloven en dat je er ook je identiteit aan gaat ontlenen. Als je zo oud bent als ik, is het alleen maar een cadeautje. Het is ontzettend leuk dat alles zo goed gaat, maar ik ben me ervan bewust dat het niet altijd zo goed zal blijven gaan. Dan moet ik ook gewoon mijn muziek blijven maken, want dat is wat ik doe. Het is geen hobby, het is wie ik ben. Ik ga door tot ik dood ben.’ Is dit uw hoogtepunt? ‘Ik weet het niet, wat noem je een hoogtepunt? Je kunt dat op veel manieren bereiken. Ik zou nog wel graag in het buitenland willen...
Lees meer

Tom Lanoye: 'zonder zondebok, wat is de mens?'

Zoals ieder jaar liep De Vereeniging afgelopen zaterdag weer vol voor het Nijmeegs Boekenfeest. Literatuurliefhebbers konden luisteren naar voordrachten en live interviews en zich vergapen aan schrijvers en een enkele Nijmeegse volkszanger in het wild. ANS sprak met vier schrijvers over het thema ‘Vriendschap en andere ongemakken’. Deze keer: de schrijver van het boekenweekgeschenk, Tom Lanoye. De rij voor de signeersessie van Tom Lanoye is eindeloos. Vrolijke huisvrouwen staan verwachtingsvol met zijn boeken in de rij en bespreken, voor hem op gehoorafstand, zijn boek Sprakeloos. ‘Dat gaat toch over zijn moeder die is overleden? Dat vond ik nou zó mooi!’ Lanoye vraagt netjes de namen van de mensen die een boek onder zijn neus schuiven en werkt de hele rij zonder morren af. Tijdens het interview spuit hij schijnbaar moeiteloos de ene na de andere prachtige zin. Wat vindt u dit jaar van het thema van de boekenweek? 'Ik hoefde me daar godzijdank niets van aan te trekken, de enige spelregel was dat ik niet meer dan 24.000 woorden mocht gebruiken in mijn boekenweekgeschenk. Gisteren las ik er een stukje uit voor, toen bleek er toch iets over vriendschap in te staan. De tegenstelling tussen vriend en vijand zit wel duidelijker in mijn boek. Vijanden zijn belangrijker dan vrienden. We zijn allen lotgenoten in een snelle dood, aftakeling en verval met af en toe een feestje tussendoor, dus vrienden maak je wel. Een vijand is veel nuttiger omdat je moet formuleren wat je niet wilt zijn of wat je haat aan jezelf. Dat is bitter, maar dat moet je concluderen.' Heeft een schrijver ook vijanden nodig? 'Ik denk dat je, zeker als beginnend schrijver, het nodig hebt om te zeggen wat je niet wilt gaan doen. Daarom schrijven veel jonge schrijvers satire. Terecht, dat heb ik ook gedaan. Het is net als met nationalisme, daarbij moet geformuleerd worden wat de Nederlandse identiteit is. Dat is op zich zo’n groot filosofisch probleem, je kunt dat nooit vastprikken. Wat je wel kunt doen, is een vijand kiezen. Linkse partijen doen dat met bankiers en kapitalisten, dat is voor hen een goed vijandbeeld. Rechtse partijen kiezen de moslims of zeggen dat de Polen dronkelappen zijn. Zo kun je tenminste aanduiden wat de Nederlandse identiteit níet is.' Is vriendschap een ongemak in het eenzame schrijversbestaan? 'Nee, want ik heb natuurlijk één ubervriend, mijn vent, het licht van mijn leven, het anker van mijn bestaan, de ploeg van mijn akkers. Het schrijversbestaan is ontzettend saai en burgerlijk. Je hebt drie dingen nodig, een dak boven je kop, een ‘goe lief’ en een voorschot. Dan kun je beginnen met schrijven. Ik denk juist dat hij de reden is dat het zo goed gaat, aangezien het heel veel energie bespaart als dat gewoon goed in orde is. Ik had nooit gedacht dat er iemand zo gek zou zijn om met mij te gaan samenleven. We hebben ook allebei ons eigen professionele leven. Hij doet de boekhouding van het bedrijf, ik schrijf de boeken, omgekeerd zou een ramp zijn. Er zijn natuurlijk maanden dat er geschreven moet worden. Dat zijn zeer intense maanden, dan is hij de enige die dichtbij me komt. De rest kan ik allemaal niet hebben.' Andere vrienden laat u dan niet toe? 'Alleen echte vrienden, maar wel mondjesmaat. Ik ben een sociaal wezen, veel meer dan mijn beroep voorschrijft dat nuttig zou zijn. Volgens velen moet je als schrijver eigenlijk een klootzak zijn en geen vrienden hebben. Daar voldoe ik dus niet aan.' Wie is voor u een inspirerende schrijver? 'Dat zijn er zoveel. Louis Paul Boon zal ik noemen omdat hij net 100 jaar zou zijn geworden. Hugo Claus, Joseph Roth en Curzio Malaparte zijn ook belangrijk, maar de lijst is eindeloos. Hugo Claus is erg belangrijk vanwege zijn gedichten. Als zeventienjarige de Oostakkerse Gedichten lezen, dat is niet te evenaren.' Wat vindt u het bestaansrecht van de boekenweek? 'In het licht van wat ik eerder zei, 'vijand'. Of 'zondebok'. Want zonder zondebok, wat is de mens?' Foto's: Tim Ficheroux

 

Lees meer

Uit de oude doos: 'Niet iedereen is een Walter Lewin'

Iedere maand rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: 'Niet iedereen is een Walter Lewin'

In de januari-ANS van 2013 verscheen een interview met Walter Lewin, emeritus hoogleraar aan het prestigieuze Massachusetts Institute of Technology (MIT). Deze week raakte de Nederlandse natuur- en sterrenkundige in opspraak omdat hij online studentes lastig gevallen zou hebben. MIT besloot om al zijn colleges offline te halen en zijn titel als professor emeritus in te trekken.

Wat Lewin precies zou hebben gedaan, is onbekend. Volgens MIT heeft hij de regels van de instelling overtreden en wil ze zich losmaken van haar verleden met de hoogleraar. Daarnaast hoopt de universiteit met deze acties te voorkomen dat Lewin opnieuw studentes benadert.

Tekst:Rik van Hulst
Foto's:
Elise Talsma

‘Je moet die zaal zo in de hand hebben – en dat had ik vandaag – dat ze lachen als jij dat wilt, huilen als jij dat wilt en zelfs in hun broek plassen als jij dat wilt. Om dat te kunnen heb je persoonlijkheid nodig.’ Walter Lewin (77), emeritus hoogleraar Natuurkunde aan het prestigieuze Massachusetts Institute of Technology (MIT), vertrok op zijn dertigste naar de Verenigde Staten waar hij vorig jaar werd verkozen tot een van de beste professoren. Daarnaast bestempelde The New York Times hem als ‘Web Star’ omdat zijn colleges wereldwijd miljoenen keren werden bekeken. Het bètafenomeen haalt de meest memorabele capriolen uit om zijn publiek de schoonheid van de natuurkunde te laten zien en de normaal zo pittige wetenschap – zelfs voor de leek – verstaanbaar te maken. In De Wereld Draait Door liet Lewin zich absoluut niet door Matthijs van Nieuwkerk in de rede vallen en maakte hij Diederik Jekel, de huisnatuurkundige van het programma, uit voor ‘schijtzak’ nadat deze een van Lewin’s wereldberoemde proeven niet juist nabootste. Mede hierdoor oogt Lewin wat aanmatigend en pathetisch. Zijn laatste woorden tijdens het gesprek zijn tekenend: ‘Het maakt niet uit dat jullie in het interview zeggen dat ik arrogant overkom, zolang het maar een objectieve weergave van het gesprek is.’ In de twee uur daarvoor bleek hij vooral een charmante professor die simpelweg zijn bevlogenheid niet kan onderdrukken. ‘Je moet bedenken dat het meeste wat je vandaag hebt gezien spontaan uit mijn buik komt. Dat is mijn excentriciteit!’

Bent u tegenwoordig meer een showman dan wetenschapper?
‘Ik ben wetenschapper in hart en nieren, geen showman. Ik was 35 jaar pionier in röntgenastromonie. Mijn colleges werden echter zo beroemd dat het zwaartepunt langzaam naar het onderwijzen is verschoven. Vandaag de dag is het voor mij belangrijker om zeven miljard mensen in de wereld te onderwijzen dan alleen die elitegroep op MIT, waarvan au fond slechts duizend studenten eerstejaars zijn.’

Is het met Natuurkunde wel mogelijk zeven miljard man te bereiken?
‘Dat hangt er vanaf wie het doceert. Er zijn een heleboel goede natuurkundigen, maar de meesten hebben geen liefde voor hun vak of brengen het op een manier waarvan je moet braken. Het klassieke voorbeeld is dat de leraar slechts de vergelijking uit het boek op zijn PowerPoint zet en verder niet uitlegt. Dat betekent niets voor die kinderen. Leraren die dat doen zijn criminelen en dat mag je best in de krant zetten. Criminelen! ‘In mijn colleges laat ik ieder aspect uit de vergelijking tot leven komen. Wanneer ik aantoon dat de slingertijd van een pendulum onafhankelijk is van de massa die er aanhangt, ga ik niet eerst 15 kilogram laten slingeren en deze vervolgens vervangen voor 30 kilogram. Nee, dan ga ik er zelf aanhangen! Dat is niet makkelijk, want als ik zomaar op die kogel ga zitten, breng ik het zwaartepunt naar boven en is de lengte, die wel voorkomt in die vergelijking, effectief korter geworden. Met andere woorden, ik moet mijn hele lichaam uitstrekken. Dergelijke voorbeelden maken mijn colleges krachtig.’

Drama is dus noodzakelijk.
Luidkeels: ‘Dat is dé manier. Ik bouw een enorme spanning op bij mijn studenten wanneer ik 45 seconden aan die kogel heen en weer slinger. De klas is aan het tellen, waarbij iedere tel 4,5 seconden duurt: een, twee, drie. Ze horen me hijgen en kreunen, want het doet pijn aan mijn ballen, dat houd je niet voor mogelijk. Ik speel dat niet. Daarna krijg ik een staande ovatie. Ze vergeten misschien die vergelijking of kunnen hem nooit meer afleiden, maar ze weten voor de rest van hun leven dat de periode van een slinger onafhankelijk is van de massa die eraan hangt.’

Waarom hangt niet iedere hoogleraar aan zo’n kogel?
‘Stel dat jij een kunstenaar bent en ik zeg tegen jou dat je een Picasso moet worden. Wat zeg jij dan?’

Dat is onmogelijk.
‘Precies. Iedere natuurkundedocent die mijn colleges ziet gaat anders lesgeven, maar wordt daarmee nog geen Walter Lewin. Dat enthousiasme moet onderdeel zijn van je persoonlijkheid. Zoiets moet je uitstralen. Als jij een droogkloot bent, lukt dat je nooit.’

Had u deze mate van roem ook bereikt als u in Nederland was gebleven?
‘Zeker niet. Het is me hier te benauwd en te conservatief. En die spruitjeslucht! Desondanks is Nederland het enige land waar ik nooit een honorarium vraag voor mijn gastcolleges. Dit land gaat me aan het hart, hier ben ik werkelijk gemaakt.’ Grijnzend: ‘Maar ik eis wel dat ik businessclass vlieg.’

In 1985 werd Walter Lewin gevraagd eerstejaars MIT-studenten hulp te bieden bij de wekelijkse probleemstellingen. Het resultaat was een reeks video’s als aanvulling op zijn colleges Fysica, zogenoemde help sessions. Deze werden ieder uur van de dag op het interne kanaal van de universiteit uitgezonden. ‘Ik heb het vijftien jaar gedaan en het was een enorm succes! Er waren zelfs studenten die de cursus al hadden afgerond, maar toch op vrijdag met een krat bier naar mijn help sessions gingen kijken.’ University Washington Television in Seattle wilde Lewin’s materiaal ook uitzenden. ‘Daar was ik aanvankelijk niet voor, omdat ik de opnamekwaliteit van die sessies niet goed genoeg vond om aan 4 miljoen mensen te laten zien. Uiteindelijk heb ik toch toegezegd.’ Vervolgens stelde een collega van Lewin voor om naast zijn reeks help sessions ook zijn colleges vast te leggen. De techniek om de opnames online te zetten bestond echter nog niet, totdat MIT besloot met OpenCourseWare colleges online te gaan zetten. ‘In het begin waren het video’s waar geen hoogleraar op was te zien, maar slechts slides en problemsets. Het was voor MIT ideaal dat ik al 71 kant-en-klare videotapes had liggen. Die zijn in 2003 als een van de eerste het internet op gegaan.’ Zo groeide Lewin uit tot een van de eerste internetprofessoren en werden zijn colleges een wereldwijde hit.

Wat is de toekomst van het volgen van colleges via het internet?
‘We gaan een heel nieuwe richting op. It goes viral. Het is een epidemie die ervoor zorgt dat je, mits je een laptop hebt, wereldwijd certificaten van de topuniversiteiten kunt behalen. De colleges zijn in Nepal of Tibet niet alleen te bekijken, maar studenten moeten ook wekelijks problemen oplossen. Na vier maanden is het mogelijk examen te doen waarbij de computer beslist of je dit succesvol hebt afgerond of niet. Euforisch: ‘Stel je eens voor dat je in Tibet woont en het ondenkbaar is dat je ooit naar een universiteit zal gaan. Dan is het toch fantastisch wanneer je bij een sollicitatie een certificaat kunt laten zien waarop staat dat je onder andere succesvol de colleges Newtonian Mechanics van professor Lewin hebt gevolgd?’

Hoe moet die jongen in Tibet dat betalen?
‘Het inschrijven zal hoe dan ook gratis blijven. Er is wel een discussie gaande of er voor het certificaat een bepaald bedrag zal worden gerekend. Ik ben daar absoluut tegen, want wanneer aan de armsten geld wordt gevraagd, kunnen zij zich het onderwijs niet meer veroorloven. Het is wel mogelijk dat er een variabele prijs komt. Dat betekent dat je bijvoorbeeld duizend dollar betaalt als je in Californië woont en je niets betaalt wanneer je een certificaat in Bangladesh wilt behalen. Daar zijn we echter nog niet over uit.’

Wat voor waarde heeft zo’n certificaat?
‘Het is op het niveau van MIT. Het enige wat we niet kunnen controleren is of degene die het certificaat op zijn naam krijgt het ook daadwerkelijk heeft gemaakt. Op dit moment hebben we ervoor gekozen dat te accepteren, omdat je veel meer wint dan verliest. Voor miljoenen mensen zal de wereld veranderen en misschien is er tien procent die de zaak bezwendelt, maar zij vallen vroeg of laat toch wel door de mand.’

De webcolleges van

...
Lees meer

Verbijsterend redenaar

Wim Helsen zet malloten neer in zijn shows en trekt ten strijde tegen de kwalijke neigingen die in ieder persoon zitten. ‘Mensen moeten ervaren dat ze zichzelf oplichten.’

 

Lees meer

Vrouwkje Tuinman: 'Ik ben een salonidealist'

In het kader van het Wintertuinthema ‘Vorm van verzet’ stelt ANS-Online vijf vragen aan verscheidene gastsprekers. Ditmaal: Vrouwkje Tuinman Vrouwkje Tuinman is een veelzijdig schrijver. Naast haar werk als freelance journalist en recensent is ze ook dichter, columnist en romanschrijver. Momenteel schrijft ze voor diverse Nederlandse tijdschriften, waaronder Opzij. Onlangs kwam haar dichtbundel Wat ik met de sleutel moet uit, over de dood van haar beste vriend. ANS sprak haar na afloop van haar optreden met Claw Boys Claw, die haar teksten op muziek zette. Hoe werkt u aan uw vorm? Met volle mond: ‘Zoals ik nu ook doe, met chips. En straks eet ik nog chocolade, als ik thuis ben. Zo werk ik aan mijn vorm.’ Waarvoor springt u op de barricades? ‘Dat is nogal wat, op de barricades springen. Ik vind tolerantie heel belangrijk, maar hoop dat het niet nodig is daar ooit de barricades voor op te gaan. Ik ben wel eens actief bij van die Volkert van der Graaf-achtige groepjes hoor, maar flyeren is dan meteen het meest radicale wat ik ooit heb gedaan. Ik ben een salonidealist.’ Wat is uw favoriete verzetje? ‘De Grazia lezen, een damesblad over mode. Het blad is zo toegankelijk, daar val ik elke avond mee in slaap. Het ideale verzetje. Dat ik zoiets toegeef zeg.’ Welke rol speelt vorm in uw werk? ‘Uiteindelijk gaat alles wat ik schrijf, al mijn gedachten, in een vorm. Zodra dat af is, staat zo’n stuk tekst op zichzelf en zijn het niet meer mijn gedachten. Het eerste nummer dat Claw Boys Claw vanavond van mij speelde, gaat over de dood van mijn beste vriend. Voor mij was dat een aparte tekst geworden, los van mijn gevoelens. Toen ik hen mijn woorden hoorde spelen kwam de inhoud ervan voor het eerst weer binnen.’ Wat doet u verder deze winter? ‘Ik ben druk bezig met mijn derde roman, die gaat weer over dood en rouw. En over twee weken ga ik naar Groot-Brittannië om kerst te vieren.’

 

Lees meer

Wiebe Draijer: ‘De werkloosheid vreet een hele generatie aan’

De jeugdwerkloosheid groeit hard en afgestudeerden moeten steeds vaker op een houtje bijten. SER-voorzitter Wiebe Draijer heeft goede hoop dat het poldermodel oplossingen weet te bieden voor problemen van jongeren. Tekst: Pieter van der Lugt Foto’s: Ceriel Gerrits In zijn strak ingerichte werkkamer vertelt Wiebe Draijer (47) ontspannen, maar vol energie over zijn nieuwe functie als voorzitter van de Sociaal-Economische Raad (SER). Als topmanager bij consultancybureau McKinsey vloog hij de wereld over, maar nu zetelt hij permanent in Den Haag. ‘In de zes maanden dat ik hier zit, ben ik misschien twee keer in het buitenland geweest. Voorheen haalde ik dat aantal in drie dagen. Dat de functie zo op Nederland is gericht, was voor mij dan ook even aanpassen.’ Draijer geeft leiding aan het belangrijkste adviesorgaan van de overheid. Werknemers- en werkgeversorganisaties werken samen met onafhankelijke deskundigen in de SER aan adviezen over de belangrijkste sociaal-economische thema’s. Deze samenwerking zorgt voor een breed maatschappelijk draagvlak waardoor het kabinet makkelijker grote hervormingen kan doorvoeren. Daarmee is de SER een van de belangrijkste instituties van het oer-Hollandse poldermodel. Terwijl zijn voorganger, Alexander Rinnooy Kan, jaar na jaar werd gekroond tot ‘Meest invloedrijke Nederlander’, ziet het er niet naar uit dat Draijer snel aanspraak maakt op deze titel. Waar hij in zijn vorige functie grote problemen oploste bij multinationals, rust op Draijer nu de taak om impasses binnen de SER te doorbreken. Mislukte onderhandelingen over de aanpassing van het ontslagrecht en pensioenhervormingen leidden ertoe dat de belangrijkste werknemers- en werkgeversorganisaties elkaar de tent uitvochten. De felle machtstrijd tussen een aantal grote vakbonden die samenwerken in de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) maakte overleg daarnaast haast onmogelijk. Terwijl belangrijke economische problemen schreeuwen om vergaande hervormingen, komen de bonden ook nu niet verder dan het afschieten van elkaars voorstellen. Toch denkt Draijer dat het polderoverleg de moeilijkste periode achter zich heeft liggen en ziet hij ruimte voor het sluiten voor nieuwe overeenkomsten. ‘Wanneer je niet geleid wordt door de waan van de dag, zie je goed dat de SER een belangrijke rol heeft om de grote problemen op te lossen.’ Ondergelopen polder Een van de pijnlijke problemen die nu om een oplossing vraagt is de oplopende jeugdwerkloosheid. In februari werd bekend dat 15 procent van de jongeren geen werk heeft, een percentage dat niet meer is voorgekomen sinds de jaren tachtig. Toen sloten de werkgevers- en werknemersorganisaties het Akkoord van Wassenaar om de economische crisis aan te pakken. De totstandkoming van een dergelijk ingrijpende overeenkomst ziet Draijer nu niet snel gebeuren. ‘De situatie was op dat moment heel anders omdat Nederland hoge lonen en een lage werkgelegenheid had waardoor we een slechte concurrentiepositie kenden. Deze crisis heeft andere oorzaken en dus kunnen we niet de eenvoudige maatregel van loonmatiging invoeren zoals is gebeurd bij het Akkoord van Wassenaar.’ De vakbonden lijken nu ook minder bereid om concessies te doen. Draijer: ‘De vakbeweging had de laatste jaren het gevoel dat ze meer weggaven dan binnenhaalden. Het kabinet stelde harde plannen voor en het was aan de vakbonden om de scherpe kantjes ervan af te halen. Bij het pensioenakkoord in 2011 liepen de spanningen daardoor zo hoog op dat het tot een uitbarsting kwam. Dat heeft natuurlijk littekens achtergelaten.’ De situatie rond de vakbonden blijft ook nu een probleem dat de fundamenten van het polderoverleg kan aantasten. De vakbeweging vergrijst namelijk in rap tempo en steeds minder mensen zijn lid. Draijer ziet het probleem, maar hamert ook op de voordelen van de vakbeweging. ‘Bij een dalend ledenaantal gaan mensen twijfelen aan de representativiteit van de vakbonden, maar de vruchten van onze overlegeconomie zijn nog altijd aanzienlijk. De lonen stegen het afgelopen jaar gemiddeld met 1,7 procent, dat is ondenkbaar als je geen partij hebt die het opneemt voor werkenden. Het wordt daarom ook eens tijd dat mensen realiseren wat ze uit dat overleg krijgen. De vakbeweging moet daarom ook beter gaan uitleggen wat ze doet, ook aan niet-leden.’ Volgens de SER-voorzitter is het van groot belang dat jongeren meer betrokken worden bij de vakbonden. Dat is een verantwoordelijkheid van de bonden en de jongeren. ‘De vakbond is de perfecte plek om actief te zijn, het is een heel korte weg naar invloed.’ Academische fixatie Een ingrijpend akkoord mag dan wellicht uitblijven, een spoedige aanpak van de jeugdwerkloosheid is volgens Draijer noodzakelijk. ‘De cijfers zijn alarmerend en de werkloosheid begint een hele generatie aan te vreten. Wanneer dat niet snel wordt gecorrigeerd, heeft dat blijvende gevolgen voor de arbeidskansen van jongeren.’ Heeft Draijer dan ook een oplossing voor de stijgende jeugdwerkloosheid? ‘Wat mij opvalt is dat je nergens de oproep hoort om een vervolgopleiding te doen, zoals dat wel in andere landen is gebeurd. Een of twee jaar extra opleiding is nuttig voor je ontwikkeling, het haalt de zoektocht naar een baan even van tafel en creëert ruimte op de arbeidsmarkt. Voor mij is dat een heel voor de hand liggende oplossing waar naar gekeken moet worden.’ Hoewel de werkloosheid om een snelle oplossing vraagt, richt de SER zich op hervormingen waarvan de effecten op de lange termijn zichtbaar zijn. Om jongeren structureel beter voor te bereiden op de arbeidsmarkt, is het volgens Draijer belangrijk dat de fixatie op een academische opleiding wordt losgelaten. ‘De ambachtseconomie is een belangrijk thema waar we op dit moment binnen de SER naar kijken. Dat deel van de economie lijdt onder het beeld dat zoveel mogelijk mensen een academische studie moeten volgen. Er bestaat een chronisch tekort aan meer praktijkgeschoolde arbeidskrachten, dus we moeten ervoor zorgen dat veel meer scholieren niet bij voorbaat denken dat een theoretische opleiding de enige mogelijkheid hoort te zijn. Als mensen ergens anders gaan studeren dan aan de universiteit, dan vind ik dat geen slechte uitkomst.’ Excelleren moet je leren Jongeren mogen in de toekomst dan beter aansluiting vinden met de arbeidsmarkt, een stabiel inkomen is tegenwoordig allerminst vanzelfsprekend. Kortlopende contracten zijn de norm en veel afgestudeerden gaan van de ene slechtbetaalde baan naar de andere. De SER-voorzitter vindt de problematiek rond flexibele contracten een typisch onderwerp waarin de SER een belangrijke rol kan spelen. ‘Mensen met een vast contract hebben meer verworvenheden dan mensen die dat niet hebben. Als je straks een huis wilt kopen vraagt de bank of je een vast contract hebt. Voor de arbeidsmarkt van de toekomst moeten zaken als het verkrijgen van een hypotheek en pensioenopbouw echt anders worden geregeld.’ Deze maatregelen moeten meer zekerheden geven aan jongeren, maar Draijer wijst ook op de eigen verantwoordelijkheid van de jonge generatie en hoopt op een cultuuromslag. ‘Ik geloof dat we meer een land moeten worden dat excellentie waardeert. Nu word je als een nerd gezien als je hoge cijfers wilt halen, dat kan echt niet.’ Dat de onderwijshervormingen excelleren niet bevorderen, maar er juist voor zorgen dat studenten zo snel mogelijk hun studiepunten binnenslepen, ziet Draijer niet snel gebeuren. ‘Als jij je strikt aan de regels wilt houden bij alles wat je doet, misschien dat het dan gebeurt. Maar ik herken die houding niet in mensen die studeren. Waar een wil is, is een weg en voor mij is het issue veel meer de wil dan dat er geen weg is.’

 

Lees meer