In de Raad der Wijzen wordt steeds een maatschappelijk probleem besproken met een emeritus-hoogleraar. Ditmaal Jacques Thomassen over de toekomst van de democratie.
Alhoewel hij officieel al met emeritaat is, zit Jacques Thomassen (66) nog nog vaak in zijn sobere kamertje op de Universiteit Twente. Als politicoloog heeft hij regelmatig moeten vechten voor het belang van zijn vakgebied. ‘Deze universiteit worstelt als geen ander met haar imago. Ze profileert zich op technologie, maar de grootste faculteit is Management en Bestuur.’ Thomassen is echter altijd gewaardeerd, en niet zonder reden. Hij was lid van het gebiedsbestuur maatschappij- en gedragswetenschappen van
NWO, algemeen secretaris van de
KNAW en nog steeds geroemd voor zijn onderzoek naar de democratie. Maar hoe staat het er eigenlijk voor met de democratie in Nederland?
Is de democratie in Nederland in gevaar?
‘Dat is wel erg boud gesteld. Als je de huidige situatie vergelijkt met het verleden gaat het eigenlijk helemaal niet zo slecht. Dat iedereen permanent klaagt over de democratie is een teken van haar gezondheid. Het zou pas raar zijn als niemand zou klagen over het politieke systeem.
‘Er zijn echter wel een paar gevaren die op de loer liggen. Dat gaat niet om de democratie in haar meest pure vorm, als vertegenwoordiging van het volk, maar om de democratische rechtsstaat. Wanneer de rechtsstaat optimaal functioneert dempt hij de invloed van de absolute wil van het volk ter bescherming van minderheden. Rechtsstatelijke uitgangspunten zoals mensenrechten, tolerantie en de scheiding der machten zorgen ervoor dat een staat juist kan functioneren. Juist populistische partijen hebben nauwelijks een boodschap aan de rechtsstaat en staan een vergroting van de democratie in zijn meest absolutistische vorm voor. Dat vind ik zorgelijk.’
Vreest u ervoor dat de rechtsstaat wordt uitgehold?
‘Het is een slechte zaak dat een invloedrijk politicus als Wilders rechtsstatelijke waarden zoals een duidelijke machtenscheiding lijkt te negeren. Lang heeft de politieke elite zich opgeworpen als hoeder van de rechtsstaat, maar dat neemt af. Toch ben ik tamelijk optimistisch, omdat ik denk dat er een grens is aan wat het politieke bestel en het overgrote deel van het volk accepteert.
‘Het is een oud probleem dat met name laagopgeleide burgers de uitgangspunten van de rechtsstaat in de praktijk niet onderschrijven. Men zegt wel dat iedereen gelijk moet zijn voor de wet, maar als je vraagt of Volkert van der G. zoals ieder ander behandeld moet worden hoor je in koor: “Nee.”’
Waarom treden deze populistische sentimenten ineens op de voorgrond?
‘Die bestaan al heel lang, alleen ze zijn jaren onder de radar gebleven omdat geen enkele politicus ze verwoordde. Uit kiezer sonderzoek in het begin van de jaren negentig blijkt dat toen thema’s als immigratie, integratie en criminaliteit voor veel burgers al belangrijke issues waren. Met uitzondering van Frits Bolkestein was er echter geen enkele politicus die daar aandacht aan besteedde.
‘Bovendien waren de Paarse kabinetten de facto een soort van regering van nationale eenheid, met de grootste linkse en grootste rechtse partij. Normaal gezien is er altijd ofwel een coalitie aan de linkerkant ofwel aan de rechterkant van het spectrum en is er de optie om tegen het kabinet te stemmen. Bij Paars kon dat niet, er was aan beide kanten geen serieus alternatief, waardoor de oppositie van buiten het parlement, of in elk geval van buiten de gevestigde politieke orde, moest komen. Dat hebben ze geweten met de grote winsten van achtereenvolgens de Lijst Pim Fortuyn, de SP en de PVV.’
Dat is allemaal de schuld van Wim Kok en zijn paarse gevolg?
‘Natuurlijk zijn de Paarse kabinetten niet de enige oorzaak. Kiezers stemmen niet meer altijd op dezelfde partij, zoals dat grofweg tot de jaren tachtig wel gebeurde Ze lijken te kiezen voor een politieke kant en dan op de meest uitgesproken partij te stemmen.
‘De volatiliteit van de kiezer is mijns inziens overigens een overschat fenomeen, kiezers zijn vrij standvastig in hun standpunten. GroenLinks-stemmers stappen niet over naar de PVV, alleen naar andere linkse partijen. Bij de SP en de PVV ligt dat net iets genuanceerder, maar dat komt doordat je naast een links-rechts-verdeling ook een andere schaal zou moeten gebruiken. Ik noem die altijd maar libertijns versus autoritair. De SP en de PVV liggen op die schaal weer dicht bij elkaar.’
Als stemmers nauwelijks wisselen van politieke kant, is de invoering van een tweepartijenstelsel dan geen goed idee?
‘Dat heb ik in het verleden inderdaad voorgesteld en dat heeft voor- en nadelen. Er is een trend zichtbaar dat kiezers stemmen omdat ze een invloed op het beleid willen uitoefenen, niet zozeer omdat ze zich vertegenwoordigd willen voelen in de Staten-Generaal. Dat is in een twee-partijenstelsel beter te effectueren. Dan hebben de kiezers immers de keuze tussen een links dan wel een rechts kabinet.
‘De nadelen mogen ook duidelijk zijn. De verliezende partij moet vier jaar in de oppositiebankjes brommen en haar stemmen zijn praktisch weggegooid. Bovendien kanaliseert ons huidige systeem beter de onvrede die er leeft, de opkomst van de LPF en de PVV zijn daar goede voorbeelden van. In een tweepartijenstelsel zoals het Engelse of het Amerikaanse hadden die partijen, en dus de gevoelens die onder zulke grote groepen van de bevolking spelen, nooit de volksvertegenwoordiging gehaald.’
Het systeem in Nederland functioneert dus goed, maar geldt dat ook voor de politieke partijen?
‘Voor het beantwoorden van deze vraag kom je bij een oud dilemma, namelijk hoe de representatieve democratie moet functioneren. Is dat een
bottom-up-procedure waarin politieke partijen zitten te wachten op wat hun achterban hen influistert of is dat een gang van zaken waarin politieke partijen een visie hebben en daar kiezers aan trachten te binden? Mijns inziens is alleen de laatste opvatting juist. Trots op Nederland was een partij die de eerste mening aanhing; zij vroeg aan iedereen om inbreng en dat leidde tot een allegaartje aan meningen. Zo kan een politiek systeem niet functioneren. Politieke partijen moeten het maatschappelijke debat leiden en helder zijn. Een partij is geen passieve spons die opneemt wat er onder de bevolking leeft. Een partij moet een visie vertegenwoordigen en deze in het publieke discussie verdedigen. Als daar geen enkele klandizie voor is, houdt het op. Dat is logisch.’
Thomassen weeft duidelijk een leidraad door het gesprek heen. Het is een positieve: we hebben eigenlijk niets te klagen. De tevredenheid met het functioneren van het Nederlandse politieke systeem behoort tot de grootste van de wereld en de volatiliteit bewijst dat burgers hun stem goed overwegen. Op de vraag of er een systeem is waar Nederlanders jaloers op mogen zijn, is zijn antwoord veelzeggend. ‘Winston Churchill stelde: “Democratie is het slechtste systeem dat er bestaat, met uitzondering van alle andere systemen.” Dat gaat voor geen ander stelsel zo op als voor het Nederlandse.’
Is de Occupy-beweging niet een teken dat er veel onvrede is over de politiek?
‘Het is duidelijk dat een grote groep mensen zich verloren voelt dankzij de globalisering. Vanuit dat perspectief is ook de opkomst van het populisme in Nederland, Europa en de Verenigde Staten te verklaren. Het gaat dan niet eens zozeer om het redden van de financiële wereld, maar met name om de befaamde Poolse loodgieters die hier “ons werk komen afpakken”. Daarin schuilt het nieuwe onderscheid dat zich ook in de samenleving aftekent. De tegenstelling van de komende decennia is die tussen goed en slecht opgeleide burgers waarbij de eerste groep kosmopolitisch is en de tweede zich van alle kanten bedreigd voelt door internationalisering.
‘Op die Occupy-beweging kan ik maar weinig zicht krijgen, omdat het geen stroming met een duidelijk profiel is. Wel is duidelijk dat die mensen heel erg ontevreden zijn en – overigens terecht – woedend zijn omdat niemand nog grip schijnt te hebben op die hele financiële wereld.’
Hoe heeft het zover kunnen komen dat politici nauwelijks nog invloed hebben op de economie?
‘Dat is een direct gevolg van die globalisering. De economie trekt zich al tijden niets meer van landsgrenzen aan. De maat van het bedrijfsleven is simpelweg van een andere orde geworden dan die van de politiek; de economie controleren kan al lang niet meer op nationaal niveau. Je ziet het door wat er nu in een op zich volstrekt onbelangrijk land als Griekenland gebeurt. Dat sleurt allerlei andere Eurolanden mee de diepte in, maar dat probleem is zelfs op Europees niveau nauwelijks nog te bestrijden. Dit is veroorzaakt doordat de globalisering van de politiek geen gelijke tred heeft gehouden met de globalisering van de economie.’
Is dat het probleem dat de Europese Unie nu teistert?
‘Exact. Eén van de democratische grondregels is dat de politieke verantwoording op hetzelfde niveau moet plaatsvinden als waar de besluiten worden genomen. In Europa worden de meeste invloedrijke besluiten genomen met de premiers, maar zij leggen verantwoording af aan hun nationale parlementen. In deze woelige tijden worden die parlementen praktisch gedwongen in te stemmen. Dat leidt tot onvrede.
‘Europa hinkt op twee gedachten: enerzijds moeten de landen soeverein blijven, anderzijds vragen de economische ontwikkelingen om een centralistische...