De hamvraag

In 2050 bewandelen 9 miljard mensen de aardbol, onder wie een groeiend aantal vleeseters. De huidige veehouderij is niet duurzaam genoeg om al deze monden te voeden. Daarom werkt professor Mark Post al sinds 2007 aan een alternatief voor de huidige Big Mac. ‘Over veertig jaar eten wij allemaal kweekvlees.’ Tekst: Cecile Vermaas en Loes de Veth Illustratie: Sanne Reckman In een onbeveiligde koelkast op Maastricht University ligt een hamburger ter waarde van 300.000 euro. ‘Als de stroom uitvalt krijgen we wel een seintje hoor’, verzekert Mark Post, hoogleraar Vasculaire Fysiologie de ontwikkelaar van de eerste kweekvleesburger. De kans dat zijn creatie per ongeluk door een hongerige medewerker wordt opgegeten is klein, aangezien de hamburger op dit moment nog bestaat uit onaantrekkelijke beige spiervezels verdeeld over twintig buisjes. Deze zijn gekweekt uit stamcellen, die zich delen en zich uiteindelijk ontwikkelen tot een echt stuk vlees. Post is sinds 2007 bezig met kweekvlees, ook wel in-vitrovlees genoemd. Doel van zijn project is het presenteren van een zogenaamd proof of concept, het bewijs dat het mogelijk is vlees te maken zonder een dier te doden. ‘Men dacht dat het nooit zou lukken, daarom besloten wij te bewijzen dat het kan. Daarmee wilden we de stellingname over kweekvlees veranderen van “dit is een raar idee van een stelletje idioten” naar “wauw, het is mogelijk, nu moeten we kijken hoe we deze techniek in de praktijk kunnen toepassen”.’ De kweekmethode is een mogelijk alternatief voor de vleescrisis die eraan komt: de wereldbevolking groeit en het aantal vleeseters groeit nog harder. Toch ziet niet iedereen heil in dit plan om het voedseltekort te bestrijden. Is kweekvlees slechts een mooie droom, een nachtmerrie of toch een levensvatbaar idee? Mediaspektakel Het plan van Post is om zijn kweekburger groots te presenteren aan de media: ‘We wilden een aantal stamcellen uit de bil van een varken nemen, er een worst van maken en het varken vrolijk over het podium laten rennen tijdens de perspresentatie. Uiteindelijk vonden we een Amerikaanse financier, dus werd het een hamburger. Als we het geld uit Duitsland hadden gekregen was het waarschijnlijk toch een worst gebleven.’ De presentatie van de burger is al tweemaal uitgesteld, maar wordt nu in april verwacht. ‘Mijn financier, die anoniem wil blijven, wil zeker weten dat er niets misgaat, bijvoorbeeld bij het samenvoegen van alle spiervezels uit de buisjes.’ Een buisje is genoeg voor een hamburger van twee bij twee centimeter. De enthousiaste Post laat een foto zien van een bruin gebakken kwabje. ‘We hebben hem in vier stukken gedeeld en geproefd. Het smaakte heerlijk.’ Uiteindelijk moeten twintig buisjes samengevoegd worden voor een hamburger van substantiële grootte. ‘Wij denken dat het geen probleem is om er een groot coherent geheel van te maken, maar voor de zekerheid kweken we nu een tweede exemplaar.’ Vezeltje voor vezeltje De hamburger wordt gekweekt in een lab dat kleiner is dan de gemiddelde studentenkamer. Daar werken twee jongemannen in labjas aan het vlees van de toekomst. Geconcentreerd pipetteren ze kleine hoeveelheden kweekmedium in plastic bakjes met stamcellen. In elk bakje groeit uit 1,5 miljoen stamcellen een spiervezel. Om een buisje te vullen zijn duizend spiervezels nodig, om een hamburger te maken twintiduizend. Er moeten nog tienduizend vezels worden gekweekt, dus de dagbesteding van de labmannen staat voorlopig vast. Dagenlang kijken zij geduldig toe hoe de stamcellen zich langzaam vermenigvuldigen tot een minuscuul vezeltje dat wellicht ooit bij ons in de pan belandt. ‘Zoals je ziet is dit nog geen efficiënt productieproces’, merkt Post droog op. Thom Achterbosch, onderzoeker op het gebied van voedselzekerheid aan het Landbouw-Economisch Instituut (LEI), betwijfelt of kweekvlees een grote bijdrage zal leveren aan het inkrimpen van de intensieve veehouderij, ook als de techniek rijp is voor massaproductie. ‘De prijs van kweekvlees en regulier vlees moet significant verschillen om mensen zover te krijgen dat ze een kweeksteak accepteren. Prijs speelt een dubbelzinnige rol in de voedselconsumptie. Als mensen vlees willen eten zal een hoge prijs hen daar niet vanaf houden, net zoals nu bij sigaretten het geval is.’ 300.000 euro voor een hamburger is inderdaad wat excessief, maar Post nuanceert: ‘Deze hamburger is vezeltje voor vezeltje gemaakt door analisten aan de universiteit, onder leiding van een hoogleraar. Er is nog op geen enkele manier een poging gedaan om dit proces efficiënter te maken.’ Een bedrijf dat stamcellen voor medische toepassingen kweekt is aan de slag gegaan met de cijfers van Posts project. De 90 miljard stamcellen die nodig zijn om een kilo vlees te maken zouden volgens hun berekeningen ongeveer 50 euro kosten. ‘Zij hebben nog geen rekening gehouden met optimalisatie of recycling, dus die kosten kunnen we nog enorm terugbrengen. Het is niet ondenkbaar dat we uiteindelijk iets maken dat goedkoper is dan vlees.’ McStamcel Post voert zijn onderzoek uit in het licht van de naderende vleescrisis. De wereldbevolking wordt in 2050 op 9 miljard mensen geschat. De vraag naar vlees neemt daardoor toe, vooral doordat de middenklasse in minder ontwikkelde landen groeit. ‘Het eerste wat mensen doen als ze rijker worden is meer vlees eten’, zegt Cor van der Weele, bijzonder hoogleraar Humanistische Wijsbegeerte aan Wageningen University, terwijl ze een grafiekje tekent ter illustratie. Van der Weele is gespecialiseerd in de discussie rondom kweekvlees. De manier waarop we nu vlees produceren is niet duurzaam en zal de groeiende McDonalds-klandizie in de toekomst niet van hamburgers kunnen voorzien. Bovendien wordt 70 procent van alle landbouwgrond direct of indirect gebruikt voor veehouderij en is tussen 10 en 20 procent van alle broeikasgassen afkomstig van dieren. Al deze kwesties samen loeien om een alternatief. ‘Kweekvlees’, aldus Post. ‘Koeien en varkens zijn volkomen inefficiënt. Je moet er 100 gram voer in stoppen om er 15 gram vlees aan over te houden. Het is een eenvoudig rekensommetje, dit blijft niet werken.’ Dat het zo niet door kan gaan beaamt Joris Lohman, voorzitter van de Youth Food Movement. Hij ziet de samenleving daarmee echter nog niet in de richting van kweekvlees bewegen. ‘Ik verwacht een andere culturele omslag. Onze vleesconsumptie is binnen een paar generaties erg gestegen en dat kan ook zo snel weer de andere kant op gaan.’ Van der Weele sluit zich gedeeltelijk aan bij Lohman: ‘Uit onderzoek van het LEI is inderdaad gebleken dat een grote, groeiende groep bewust minder vlees wil eten. Dit is echter nog nauwelijks terug te zien in de totale vleesconsumptie. De veranderde gedachten leiden dus op grote schaal nog niet tot daden. Bovendien zullen de meeste mensen sowieso vlees blijven eten. Een compleet vegetarische samenleving is een heel verre droom.’ Mark Post is geen dromer. ‘Het percentage vegetariërs is in Nederland ongeveer 5 procent. Dat is al 35 jaar zo en dat gaat niet veranderen. In ontwikkelingslanden neemt dit aandeel zelfs af.’ Van der Weele benadrukt ook dat de oplossing niet alleen in gedragsverandering ligt. ‘Het is belangrijk dat we minder vlees gaan eten, maar als de dieren het alleen daarvan moeten hebben, kunnen ze lang wachten.’ Jakkes, in-vitrovlees Van der Weele heeft onderzoek gedaan naar de eerste reacties op kweekvlees en onderscheidt over het algemeen drie type mensen: ‘De grootste groep reageert meteen positief. Dan is er een groep die er een vies gezicht bij trekt. De derde groep is wat bedachtzamer, ze vinden het in principe een goed idee, maar erg technologisch.’ Ze constateert daarnaast dat het concept van kweekvlees mensen bewuster laat nadenken over vlees. ‘De interesse in kweekvlees is groot. Mensen zijn blij met het idee dat zij straks wellicht hun biefstukje kunnen eten zonder dat daar een dier voor is geslacht. Soms realiseren ze zich dan dat ze veel meer met vlees in hun maag zitten dan ze zelf beseften. Kweekvlees kan mensen op die manier wakker schudden.’ Opvallend genoeg zal dit de Partij voor de Dieren een worst wezen. Partijleider Marianne Thieme noemt kweekvlees een sympathieke gedachte, maar verwerpt dat het bij zou dragen aan een ander denkpatroon: ‘Als mensen het onaantrekkelijke idee krijgen dat ze kweekvlees moeten eten voor een duurzame wereld, helpt dat de overgang naar vermindering van de vleesconsumptie niet. Bovendien, hoe kun je mensen garanderen dat ze weten wat ze eten?’ De hoogopgelopen discussie rond genetische modificatie van een aantal jaar terug heeft mensen niet welwillender gemaakt ten opzichte van innovatie in de voedselindustrie. Achterbosch: ‘Men heeft de neiging alles wat met vlees te maken heeft bij elkaar op te tellen. Niet alleen de kwestie van genetische modificatie speelt mee, maar ook discussies over hormonen en de huidige paardenvleesaffaire. Vlees uit een laboratorium wordt waarschijnlijk ook moeilijk geaccepteerd.’ Lohman bevestigt dit: ‘Innovatie wordt over het algemeen van harte toegejuicht, maar als het om eten gaat, reageren mensen vaak huiverig en sceptisch. Dat is een van de redenen waarom ik geen brood zie in kweekvlees. Men wil beter inzicht in de herkomst van voedsel. Je kunt wel denken: we duwen het de mensen door de strot zonder dat ze weten wat het is, maar als de consument mag kiezen, zal hij kiezen voor echt vlees.’ Post wuift dit soort bezwaren weg: ‘Het is precies hetzelfde vlees, het is alleen buiten het lichaam van het dier gegroeid.’ De karbonade van de toekomst De vraag blijft of de jongeren van nu wanneer ze grijs zijn hun kleinkinderen soep met kweekvleesballen voorschotelen. ‘Uit vraaggesprekken blijkt vaak dat mensen die op het eerste...
Lees meer

Een beeld van gevangenschap

Misdadigers vallen vaak terug in hun criminele gewoontes. Een enkeling wijdt zijn leven in de lik echter aan kunst. Wat hebben bajesklanten aan een Picasso aan hun celmuur? ‘Door kunst heb ik het leven hier geaccepteerd.’Tekst: Rik van Hulst en Loes van Huisseling Illustratie: Laurens de Vos Kunstwerk vrouw & baby: W.J. Schilderij: Toine Bakermans Beeldend kunstenaar W.J. spendeert al bijna veertig jaar van zijn leven in gevangenissen en tbs-klinieken. ‘Vroeger wilde ik graag de zee op, de wijde wereld in, maar het liep allemaal anders.’ Zijn imposante verschijning voldoet aan het stereotype zware jongen, maar wanneer W.J. spreekt over zijn kunstwerken is hij getemperd. ‘Met kunst beeld ik mijn gevoelens uit en zoek ik naar uitdaging. Bezig zijn met een werk is voor mij een proces van groei en verwerking. Aan het begin van mijn gevangenschap maakte ik het beeld De Schreeuw, omdat ik me machteloos voelde en het wilde uitschreeuwen. Als het proces klaar is, mag van mij het beeld ook weg. Het heftige gevoel komt terug als ik zo’n kunstwerk weer zie. Wanneer je rust vindt, krijg je inzicht in het verleden, maar die confrontatie is soms pijnlijk.’ Eenmaal achter slot en grendel worden veroordeelden door de maatschappij het liefst zo snel mogelijk vergeten. Bovendien heeft de buitenwereld vaak een vertekend beeld van het gevangenisleven. Het stigma van een gedetineerde die zich dagelijks bezighoudt met het drukken van nummerplaten blijkt niet meer van deze tijd. Sinds enkele jaren storten zware jongens in de nor zich vol overgave op de kunsten. Dit levert regelmatig ontroerende knutselwerkjes of ware meesterwerken op. Vrijheid achter tralies W.J. legt zich vooral toe op beeldhouwwerken die hij met beitels en vuisten bewerkt. De meeste creaties die hij maakt, hebben een geschiedenis. ‘Een vriendin bezocht me eens met haar baby die maar niet stopte met huilen. Toen ze het kind aan mij gaf, was het opeens stil. Dat voelde bizar.’ Naar aanleiding hiervan maakte W.J. een indrukwekkend spekstenen beeld van een vrouw met een zichtbare baby in haar buik. ‘Daarmee heb ik mezelf echt overtroffen’, vertelt hij trots. W.J. zou een voorbeeld voor andere veroordeelden willen zijn, zodat ook zij middels kunst tot inzichten kunnen komen. ‘Je kunt je wel stoer blijven gedragen, maar je kunt ook eerlijk zijn en de confrontatie met het verleden aangaan. Door kunst heb ik het leven hier geaccepteerd en kan ik me nu toch vrij voelen. De wereld is zo groot of klein als je hem zelf maakt.’   Bloed, zweet en zagen ‘Kunst is geen elitaire aangelegenheid meer. Gedetineerden bouwen er eigenwaarde mee op en durven zo voor zichzelf kansen te creëren’, vertelt Legs Boelen, voormalig kunstdocent van de Penitentiaire Inrichting Vught. Hij heeft zo’n zesendertig jaar geknutseld met criminelen. In het begin waren de kunstlessen niet officieel, maar werden ze door een bewaker verzorgd omdat de jeugdgedetineerden er naar hadden gevraagd. ‘Hij was geen kunstenaar, maar gewoon een handige knutselaar. Het werd gegeven als aardigheidje voor de jongens.’ Gaandeweg heeft Boelen zich met anderen hard gemaakt voor een serieuzere aanpak en nu kunnen gevangenen kleine projecten doen. ‘Vaak wisten gedetineerden niet goed wat ze in zo’n les moesten maken en ging ik vissen naar hun kwaliteiten. ‘‘Ik kan eigenlijk helemaal niks’’, zeiden ze dan. Wanneer ik voorstelde dat ze iets voor hun kind konden maken, antwoordden ze vaak dat die alles al hadden. ‘‘Ja, dat heb je allemaal gejat’’, grapte ik weleens. Al zagend en schurend maakten we dan iets als een speelgoedautootje. Dat ging soms letterlijk met bloed, zweet en tranen.’ Therapie kun je de creatieve activiteiten niet noemen, maar de vergelijking is volgens Boelen niet geheel onterecht. ‘Kunst maken kan gedetineerden helpen om te reflecteren op hun bewogen verleden, anders naar de omgeving te kijken en motorische vaardigheden te ontwikkelen. Vooral het reflecteren kan heel confronterend zijn. Voor de buitenwereld is dit vaak moeilijk te begrijpen, deze ziet de mens achter de misdadiger liever niet.’ De kunstsessies verlopen niet altijd even soepel. ‘Ik was met twee gedetineerden aan het werk zonder dat er bewaking aanwezig was. Uit het niets sprong een van hen op, pakte een losstaande bankschroef en schreeuwde: ‘‘Jij bent de verkrachter van mijn broer, ik herken je wel!’’ Het liep met een sisser af omdat de andere gevangene er bovenop dook en hem overmande.’ Soms vangen kunstwerken gemaakt achter de tralies nog een glimp op van de buitenwereld. Creaties worden dan meegegeven aan familieleden of worden tentoongesteld. De penitentiaire inrichting De Kruisberg in Doetinchem is momenteel bezig met een project waarin vijftien kunstenaars in samenwerking met gevangenen werken aan religieus getinte kunstwerken. Janny Jansons-van Dijk, initiatiefneemster van het project Passie op de Kruisberg, legt uit dat er nogal wat komt kijken bij het organiseren. ‘Kunstenaars moeten elke week opgeven welk materiaal ze mee naar binnen willen nemen, vervolgens bepaalt de beveiliging wat wel of niet is toegestaan. De eerste keer dat we het project organiseerden was de controle heel streng en moest elke spijker of schroef worden verantwoord.’ Creatief geluk ‘Gevangenen zijn beperkt in hun werkzaamheden en activiteiten. Kunst kan ruimte bieden tot zelfactualisatie, het vermogen van mensen om hun persoonlijke vaardigheden maximaal tot expressie te laten komen’, zo stelt Dr. Hein van Schie, docent Sociale en Cultuurpsychologie aan de RU. De term zelfactualisatie is afkomstig van de piramide van Maslow en beschrijft het hoogste niveau van de menselijke behoefte. ‘Kunst biedt mensen de gelegenheid om op te gaan in een bepaalde activiteit, waarbij zij hun eigen creativiteit, vaardigheden en intuïtie tot expressie kunnen laten komen. In het ideale geval komen ze dan in een flow, een gelukzalige toestand waarin ze volledig opgaan in het moment.’ Van Schie betwijfelt of er een direct effect van kunst op identiteitsvorming en persoonlijke ontwikkeling is. ‘Ik denk wel dat kunst een bijdrage kan leveren aan een ontwikkeling van identiteit. Het biedt een basis waarop mensen kunnen terugvallen. Op het moment dat alles misgaat, kun je geluk ervaren door creatief bezig te zijn. Dat kan niemand je afnemen.’ Van lastpak tot leraar Op zijn vijfentwintigste overviel hij voor het eerst een bank en maakte daarmee 140 duizend gulden buit. ‘Ik had rijk kunnen zijn als ik het geld beter had besteed. Ik kocht echter dure auto’s, richtte mijn huis luxe in en trakteerde mijn vrienden.’ Toine Bakermans (52) was naar eigen zeggen een crimineel in hart en nieren. Hij betrad het foute pad enkele dagen na zijn zestiende verjaardag, toen zijn zuurverdiende brommer werd gestolen. Sindsdien liet hij zich in met criminaliteit en kwam met de verkeerde jongens in aanraking. ‘Het ging van diefstal tot inbraak en van kwaad tot erger.’ In de gevangenis leerde Bakermans zijn partners in crimekennen en groeide hij uit tot een van de grootste Nederlandse bankrovers ooit. ‘Een overvalteam van de politie berekende dat de totale buit van de vijftig tot vijfenzeventig bankovervallen ruim twee miljoen gulden bedroeg.’ Na een periode van twintig jaar achter de tralies kwam Bakermans tijdens zijn laatste detentie in de Rotterdamse gevangenis Noordsingel in aanraking met kunst. Hij assisteerde de docent van de creatieve les en raakte geïnteresseerd in de artistieke bezigheid. In de bibliotheek leende hij kunstboeken en maakte vervolgens voor iedereen in de gevangenis schilderijen. Het was zijn docent die zijn didactische vaardigheden ontdekte en hem aanspoorde er iets mee te doen. ‘Mijn plan was om uiteindelijk onderwijzer te worden. De bajes was echter niet de ideale plek om dit te verwezenlijken. De gevangenis maakte afspraken met de Willem de Kooning Academie, waar ik later een diploma behaalde.’ Na bijna een kwart eeuw detentie heeft de bankovervaller zich omgeschoold tot docent beeldende kunst. ‘In totaal heeft het acht jaar geduurd om te staan waar ik nu sta.’ Buitenkans Naast doceren werkt Bakermans met jongeren die net op vrije voeten zijn. Hij legt uit hoe complex hun situatie kan zijn: ‘Vrijkomen is een valkuil, want een gedetineerde wil zijn familie, relatie, kind of grootouders niet meer teleurstellen. Het plan om te gaan werken valt vaak in duigen omdat werkgevers niet snel een ex-crimineel in dienst nemen. Terugvallen in het oude patroon is dan een aantrekkelijke optie.’ Volgens Bakermans kan kunst bijdragen aan het creëren van een veilige haven in de gevangenis. ‘Met kunst laat ik de jongeren nadenken over wat ze willen, waar hun talent zit en wie ze zijn. Het werken met beelden is voor iedereen te begrijpen. Criminelen zijn vaak geen slechte mensen, maar personen die hun talent verkeerd aanwenden. Kunst biedt hen nieuwe kansen.’ Buitenstaanders zijn vaak geneigd het verwerkingsproces toe te wijzen aan slachtoffers. Vanzelfsprekend zijn daders, hoewel crimineel, ook mensen die hun emoties moeten uiten. De beperkte mogelijkheden tot ontspanning maken het lastig om binnen de muren van de gevangenis hun turbulente verleden te verwerken. Kunst biedt hen een uitweg. Bakermans concludeert: ‘We moeten de maatschappij beschermen tegen criminelen, maar dragen ook de zorg dat mensen goed vrijkomen.’ Klik ...
Lees meer

Het hoofd boven water

Nederlanders voelen zich koning te rijk achter het waterdichte dijksysteem dat hen tegen nattigheid moet beschermen. Is dit zelfvertrouwen terecht? ‘De kans op overstroming is klein, maar de mogelijke gevolgen zijn heel groot.’ Tekst: Kiki Kolman Illustratie: Sanne Reckman Hoge golven slaan over de Nederlandse dijken en rivieren treden buiten hun oevers. De overheid besluit tot evacuatie van de bevolking in het risicogebied, maar slechts een procent weet zich in veiligheid te brengen voordat de eerste dijk doorbreekt. In hoog tempo klotst het water vanuit zowel zee als rivier dijkring 14 binnen, waarin zowel Rotterdam, Amsterdam, Leiden als Den Haag liggen. Evacuatieteams proberen de mensen te bereiken, maar ook de wegen stromen vol. Een week lang blijft de schade toenemen. Uiteindelijk is 1200 vierkante kilometer meer dan 3 meter onder water verdwenen. Meer dan tienduizend mensen zijn overleden en de schade bedraagt circa 121 miljard euro. De gebeurtenissen zoals hierboven beschreven maken een onderdeel uit van het Ergst Denkbare Overstromingsscenario, berekend in opdracht van Rijkswaterstaat. Dit lijkt de verhaallijn van een doorsnee rampenfilm, maar is een reële gang van zaken wanneer een storm die eens in de tienduizend jaar voorkomt Nederland treft. Zelfs de befaamde Nederlandse waterkeringen zijn namelijk niet tegen alles bestand. Hoe groot is het risico? Wat doet de overheid om dit land onder zeeniveau droog te houden en is dit voldoende? Normen en wateren De eisen waar de waterstoppers in ons land aan moeten voldoen zijn afhankelijk van de veiligheidsnorm die aan het betreffende gebied is gesteld. Deze normen zijn na de Watersnoodramp van 1953 door de destijds samengestelde Deltacommissie bepaald aan de hand van een kosten-batenanalyse. Han Vrijling, hoogleraar Constructieve Waterbouw aan de TU Delft, legt uit: ‘Deze economische som houdt in dat denkbeeldige kosten van een staatsverzekering voor het te lopen overstromingsrisico worden afgezet tegen kosten van dijkverhoging. Er wordt gekozen voor de optie met de laagste totale kosten, het economisch optimum.’ Dit betekent dat dichtbevolkte gebieden met industrie een strengere norm hebben gekregen dan poldergebieden met kleine dorpen. Ter vergelijking: dijkring 14, die de Randstad moet beschermen, heeft een norm van 1/10.000. Dit houdt in dat de dijk in staat moet zijn een waterstand die eens in de tienduizend jaar voorkomt te keren. Voor een dunbevolkt gebied als Limburg langs de Maas is dit eens in de 250 jaar en voor Nijmegen geldt een norm van 1/1250. ‘Dat betekent inderdaad dat mensen in deze gebieden meer gevaar lopen. Maar dat is niet verontrustend groot’, aldus Vrijling. ‘Het risico dat je als gezonde student überhaupt dood gaat is 1/1000. Dan is een kans van 1/25000 om te overlijden door overstroming niet iets om van wakker te liggen.’ Nat Nijmegen? Ondanks het geringe individuele risico is er kritiek op de waterveiligheid in de Lage Landen. Velen, waaronder Vrijling, stellen dat de huidige normen niet meer volstaan. Sinds het opstellen van de eisen in 1960 is ons land economisch ontwikkeld en is de populatie gegroeid, waardoor een nieuwe berekening van het economisch optimum nu tot hogere normen zou leiden. ‘Men moet niet denken dat de Nederlandse roep om verbetering duidt op een onveilige situatie’, aldus Piet Dircke. Hij reist namens ingenieursbedrijf Arcadis de hele wereld over om waterprojecten te begeleiden. ‘Ik kan een aardige vergelijking maken en Nederland is veruit de veiligste delta ter wereld. In Amerika halen ze voor steden als New York zelfs niet een niveau van een keer in de honderd jaar.’ Het meeste commentaar richt zich op de riviergebieden, waarin ook Nijmegen zich bevindt. Normen voor deze zoetwaterstromen zijn in de loop der jaren naar beneden bijgesteld. ‘Dit is onder politieke druk gebeurd’, aldus Vrijling. ‘Nu geldt een eis van 1/1250. Dat valt wel mee, kijkend naar de kans dat een persoon verdrinkt. Economisch gezien is dit echter veel te laag, dan zou dat wel 1/4000 mogen zijn. Bij een hoge Waalstand zou er zomaar een dijk door kunnen breken.’ Moeten we en masse zwemvesten inslaan? ‘Ach, Nijmegen ligt op een heuveltje.’ Lekken dichten Loos alarm of niet, de overheid geeft wel gehoor aan de kreten: met een nieuw Deltaprogramma worden de veiligheidsnormen up-to-date gebracht. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar nieuwe economische waarden binnen de gebieden, maar wordt ook toegewerkt naar een maximaal individueel slachtofferrisico van 1/100.000 voor alle dijkringen. Bovendien wil men van een overschrijdings- over naar een overstromingsnorm. Vrijling: ‘Er wordt dan niet alleen maar gekeken naar het voorkomen dat het water over de dijk heen slaat, maar ook rekening gehouden met andere faalmechanismen zoals verschuiving of ondermijning.’ Het Rijk houdt zich ook bezig met versteviging van dijken die momenteel niet aan de norm voldoen. In 2011 bleek dit voor maar liefst een derde van de waterkeringen het geval te zijn. Een van de bekendste probleemgevallen is de Afsluitdijk en ook in dijkring 14 rondom de laaggelegen Randstad zitten zwakke schakels. Het corrigeren van deze punten kost enige tijd. Dircke: ‘De Afsluitdijk is al 75 jaar oud en moet gewoon worden gerenoveerd. Er wordt al heel lang gepraat over de manier waarop.’ Volgens Vrijling hoeven we ons echter geen zorgen te maken over de gebreken. ‘Je kunt het vergelijken met een APK-keuring voor een auto. Als die er niet doorheen komt betekent dat niet dat het een levensgevaarlijk ding is, maar enkel dat hij niet voldoet aan de afspraken.’ Dircke sluit zich hierbij aan. ‘Het gaat voornamelijk om geschiktheid voor hoogwaterbescherming in de toekomst.’ Toch kunnen de huidige herstelwerkzaamheden verschil maken bij een overstroming, zo blijkt uit het eerder genoemde doemscenario. Volgens berekeningen zou dezelfde storm na aanpassingen aan de waterkering vijfduizend in plaats van tienduizend doden veroorzaken. Zoden aan de dijk Volgens de nieuwste strategie van Meerlaagse Veiligheid richt het beleid zich niet enkel op preventie van overstromingen, maar ook op het beperken van schade bij waterrampen door enerzijds de ruimtelijke ordening en anderzijds evacuatieplannen. Heel belangrijk, vindt Dircke. ‘Juist door onze solide systemen is evacuatie wel het laatste waar de Nederlanders zich tot voor kort mee bezig hielden. De vraag of wij voorbereid zijn wanneer het fout gaat is eigenlijk sinds orkaan Katrina gaan spelen. Het antwoord is nee. Als dijkring 14 doorbreekt is Nederland naar mijn inzicht niet in staat om binnen 24 uur de Randstad te evacueren.’ Het wegennet zou niet genoeg ruimte bieden om de miljoenen Hollanders op tijd in veiligheid te brengen. Daarom wordt er nu gewerkt aan bijvoorbeeld informatievoorzieningen en plannen voor infrastructuur. Ook wordt er gekeken naar de mogelijkheden van bijvoorbeeld compartimentering, waarbij het water na een overstroming nog wordt gereguleerd, of verticale evacuatie, waarbij mensen in veiligheid worden gebracht op hoge verdiepingen. Deze maatregelen, gericht op schadebeperking na dijkdoorbraak, zijn volgens Vrijling een grote stap terug. ‘Vroeger moest je in dit land hollen als de zee kwam, toen kon men niet anders. Totdat een paar slimme mannen een terp bouwden, dat was een stap vooruit. Na een tijd zei moeders: “Dat is ook zo’n gedoe, elke keer die oogst om die terp heen weg.” Dus nodigden ze met kerst de buurman uit en spraken ze af een dijk om het land heen te zetten. Dat is zo goed bevallen dat we sindsdien achter de dijken zitten. En wat gaan ze nu doen in Nederland? Terpen bouwen en vluchten!’ Vrijling geeft er de voorkeur aan de kraan dicht te houden, zodat dweilen met de kraan open wordt voorkomen. ‘Al het geld dat aan evacuatie en grondverhoging wordt uitgegeven gaat ten koste van investeringen in dijkversteviging. Als je kijkt naar New Orleans, dat zeven jaar na Katrina nog slechts de helft is van wat het ooit is geweest, zie je welke gevolgen nadruk op crisisbeheer heeft. Het is een grote denkfout dat we economische schade moeten accepteren, als er maar mensenlevens worden gered.’ Deze schade zou in geval van een watersnood snel oplopen. Vandaar dat de overheid rekening houdt met het eventueel kopje-onder gaan van de Nederlandse gronden. ‘De kans op overstroming is klein, maar de mogelijke gevolgen zijn heel groot’, aldus Vrijling. ‘Nogal wiedes’, stelt Dircke. ‘Wij willen overleven in een delta die op sommige plekken bijna zeven meter onder zeeniveau ligt.’

 

Lees meer

Lastpost

De roep om hogere straffen en minder begrip voor criminelen klinkt steeds harder. Daartegenover staan mensen die empathie voor misdadigers voelen en een verstandhouding met ze aangaan. Verdienen gedetineerden contact met de buitenwereld en wat beweegt de personen die toenadering tot hen zoeken?Tekst: Silke Spierings en Felix Wagner Illustratie: Erik Molkenboer Menigeen laat het wel uit zijn hoofd om toenadering tot misdadigers te zoeken. Het liefst ziet men hen verdwijnen achter slot en grendel. Desondanks zijn er ook mensen die pleiten voor meer begrip voor criminelen en het contact met hen opzoeken. Zo ook Anton van Hooff, die met Amerikaanse langgestraften schrijft: ‘De gevangene met wie ik correspondeer, Michéal, is veroordeeld tot tachtig jaar celstraf. Hij komt nooit meer vrij. Volgens mij heeft hij in beschonken toestand iemand vermoord.’ Anton gaat ver in zijn begrip: ‘Ik kan me best indenken dat iemand die van nature een onbeheerst persoon is onder invloed van alcohol onrechtmatig geweld gebruikt.’ Anton kwam in contact met Michéal via stichting Inside-Outside. Deze stichting faciliteert contact tussen Nederlandse correspondenten en Amerikaanse langgestraften en terdoodveroordeelden. Wat drijft deze briefschrijvers? Is correspondentie met gevangenen een goede zaak of is het vragen om problemen? Uiteenlopende motieven Er zijn genoeg verklaringen waarom mensen het contact met criminelen opzoeken. Henk Nijman, bijzonder hoogleraar Forensische Psychiatrie aan de RU somt ze op: ‘De excessen, zoals de zaken Marc Dutroux en Joran van der Sloot, komen in de media en hierdoor hebben de daders net als andere beroemdheden een bepaalde aantrekkingskracht op sommigen. Gek genoeg ontvangt iemand als Joran fanmail en soms zelfs liefdesbrieven, zo blijkt uit diverse media. Een andere reden kan zijn dat schrijvers graag zelf de touwtjes in handen hebben. Voor sommigen is contact met een gedetineerde een relatie op afstand, waarin degene die niet in de cel zit kan bepalen wanneer hij of zij op bezoek komt.’ Volgens Nijman zijn er ook personen die een reddingscomplex hebben. ‘Ze denken dat zij degene zijn die de misdadiger kunnen veranderen. Dit is natuurlijk naïef, als je bedenkt dat zelfs een professionele behandeling van tien jaar soms geen resultaat oplevert.’ Een bepaalde groep briefschrijvers lijdt aan een borderline. ‘Hierdoor zoeken ze altijd naar spanning, ook al is die negatief. Het zijn mensen die heel impulsief zijn, weinig vooruit denken en daardoor soms gevaarlijke dingen doen.’ De grootste groep schrijvers doet dat volgens Nijman echter om humane redenen, dus met de beste bedoelingen. Zij schrijven uit solidariteit met de medemens. Stichting Inside-Outside is in het leven geroepen om deze laatste groep in contact te brengen met gevangenen. Else Bougie, voorzitter van de stichting, licht toe waarom zij dit werk als noodzakelijk ziet: ‘Delinquenten die zeven dagen per week in eenzame opsluiting zitten, die nauwelijks anderen zien dan bewakers, hebben ook contact nodig, al is het maar in de vorm van een brief.’ Ze vertelt dat het initiatief altijd bij de gedetineerde ligt. ‘Wij zoeken nooit zelf als eerste contact met een gevangene. Zij schrijven ons met een aanvraag voor een correspondentiepartner. Pas wanneer ze met onze regels instemmen, gaan we op zoek naar een vrijwilliger in Nederland.’ Anton is een van de 3500 Nederlandse briefschrijvers die zich in de afgelopen twintig jaar hebben aangemeld bij de stichting. Hij correspondeerde in de afgelopen acht jaar met vijf opeenvolgende gedetineerden. Anton legt uit: ‘Soms sterft er eentje of wordt het contact verbroken. Ooit was er een man die steeds begon te vertellen over allerlei seksuele fantasieën.’ Lachend: ‘Een keer is leuk, maar daar hoeft het niet de hele tijd over te gaan.’ Inmiddels schrijft Anton bijna vier jaar met Michéal. ‘Michéal vertelt over zijn leven in de gevangenis, dat natuurlijk vrij eentonig is. Onlangs waren zijn spullen gestolen. Zijn celmaatje had zijn bezittingen gepakt en naar een andere cel gebracht. Ik dacht: hoe kun je nou stelen in de gevangenis?’ Anton is bewust gekoppeld aan een gevangene met dezelfde interesses. ‘Net als ik leest Michéal graag. In zijn encyclopedie zoekt hij feitjes op over Nederland. Dan vraagt hij weer: “Ik lees dat Utrecht 300 duizend inwoners heeft. Klopt dat wel?”’ Het zijn net mensen Annegriet de Leeuw, die net als Anton via Inside-Outside met delinquenten schrijft, praat bewust niet over koetjes en kalfjes met ‘haar boefje’ Adam, zoals ze hem lachend noemt. ‘Ik probeer hem altijd iets mee te geven, iets waarover hij kan nadenken of waardoor er een glimlach op zijn gezicht verschijnt. Ik ben stimulerend en opbeurend, maar probeer ook kritisch op hem te zijn. Voor mij is de uitdaging om hier de goede balans in te vinden.’ Vanuit haar rooms-katholieke overtuiging ziet Annegriet het als haar plicht om de zieken en gevangenen bij te staan. ‘Van mijn ouders heb ik geleerd dat wanneer iemand het goed heeft in het leven, hij dat moet delen. Niet iedereen kan dit contact opbrengen, je moet stevig in je schoenen staan en een bepaalde liefde in je hebben.’ Anton schrijft vanuit soortgelijke motieven: ‘De vraag luidt: is er een fundamenteel verschil tussen mij en een misdadiger? Ik denk het niet. Een crimineel is ook een mens, weliswaar ontspoord, maar toch een mens.’ Anton pleit voor een humane aanpak van delinquenten, hoe ernstig het vergrijp dat ze hebben gepleegd ook is. ‘Neem als voorbeeld ouders van een vermoord kind in Amerika die expliciet aangeven dat de dader de doodstraf niet verdient. Het is heel indrukwekkend dat wanneer alles om wraak roept je toch zegt: dat moeten wij als mensen niet willen.’ Zijn correspondentie met gedetineerden komt tevens voort uit onvrede met het Amerikaanse rechtssysteem en met name de daar toegepaste doodstraf. ‘Het is ongelofelijk dat je als gemeenschap meent dat je daarmee kunt straffen. Bovendien is er inmiddels uit DNA-onderzoek gebleken dat er veel mensen ten onrechte ter dood zijn gebracht.’ Op de vraag of hij denkt dat Michéal is veranderd, reageert Anton nuchter: ‘Nee, dat denk ik niet. Ik hoop alleen dat hij waardeert dat hij aanspraak heeft met iemand.’ Annegriet ziet twee kanten aan de wil tot verandering. ‘Wil iemand daadwerkelijk een ander mens worden of wil diegene gewoon uit de gevangenis?’ Ze geeft Adam het voordeel van de twijfel. ‘Hij is goed bezig. Het feit dat hij op een gegeven moment aangaf behoefte te hebben aan een penvriend, laat zien dat hij wil veranderen. Ik vind dat mooi om mee te maken, ook al ben ik maar een klein schakeltje in het proces.’ Volgens Henk Nijman, die naast bijzonder hoogleraar Forensisch Psychiatrie onderzoeker bij Altrecht GGZ is, kan correspondentie met gevangenen een rol spelen bij hun behandeling. ‘Wanneer gedetineerden terugkeren in de maatschappij is het belangrijk dat ze andere contacten hebben opgebouwd dan met hun criminele netwerk. Ze hebben dan een veel kleinere kans om opnieuw de fout in te gaan.’ De keerzijde van correspondentie Hoewel Nijman veel ziet in correspondentie met gedetineerden, signaleert hij daarnaast grote risico’s. ‘Mensen stappen er met de beste bedoelingen in. Ze gaan uit van hun eigen referentiekader, denken dat wij allen mensen zijn die dezelfde gevoelens koesteren. Wat ze vergeten is dat criminelen vaak antisociaal gedrag vertonen. Zij schakelen gemakkelijker hun gevoel uit en manipuleren anderen.’ Uit ervaring als onderzoeker Forensische Psychiatrie weet Nijman dat het vreselijk uit de hand kan lopen. ‘Zo was er een geval waarbij contact is ontstaan tussen een vrouw en een gevangene. Deze man was als een kameleon: in de behandeling was hij ontzettend moeilijk, naar haar toe heel charmant. Uiteindelijk is hij ontsnapt en later hebben ze samen een delict gepleegd.’ Annegriet vertelt dat ook zij minder goede ervaringen met delinquenten heeft opgedaan. ‘Voor Adam had ik een correspondent waarbij ik tijdens het lezen van zijn eerste brief al een slecht gevoel kreeg. Later bleek mijn gelijk en begon hij zich agressief te gedragen in zijn brieven. Ik zag het aan zijn handschrift en rare kreten, hij was geestelijk niet in orde. Op een gegeven moment voelde ik me al ongemakkelijk zodra zijn nieuwe brief op de mat viel.’ Evengoed zijn er gevangenen die hun correspondentiepartner proberen te gebruiken om aan geld, voedsel of drugs te komen, zo beamen zowel Annegriet als Anton. Annegriet: ‘Ooit stuurde een penvriend bij zijn eerste brief een hele voedsellijst mee. In sommige gevangenissen wordt nou eenmaal slecht gevoed, hoewel ze daar van de regering genoeg geld voor krijgen. Zij moeten worden bijgevoed door familie of door mensen zoals ik.’ Toch weigert Annegriet zich hiervoor te laten lenen. ‘Dan zou ik me gebruikt voelen. Bovendien zijn hier vanuit stichting Inside-Outside duidelijke regels voor. Het enige wat wij bieden is contact.’ Voor de verjaardagen van Adam maakt Annegriet graag een uitzondering. ‘Via Amazon stuur ik hem altijd boeken. Ik moet dan echt gaan zoeken naar dingen die hij leuk vindt. Hij heeft iets met afbeeldingen van de natuur, dan kan hij even wegdromen uit die afschuwelijke situatie. Tussen die muren is elk plaatje een weldaad.’ De cadeaus die Annegriet stuurt, beschrijft ze nauwkeurig in haar brieven. ‘Anders is er kans dat de cipiers ze inpikken. Dit doen ze ook als er een mooie postzegel op de envelop zit. Daarom vraag ik bij het postkantoor altijd om lelijke postzegels voor het buitenland. Er wordt de gevangenen niets gegund.’ Op verzoek van de geïnterviewde zijn de namen van Annegriet en Adam gefingeerd. ...
Lees meer

Nijmeegse Nachtbrakers

Welk café kies je voor een eerste date en in welke bar wordt het meeste gekotst? ANS legde 710 Radboudianen de kroegenquête voor en achterhaalde wat ze van het Nijmeegse uitgaansleven vinden. ‘Wil je lekker de commerciële kut uithangen, dan is er meer dan genoeg keus, al zijn er zeker ook genoeg andere tenten.’

Tekst:Mickey Steijaert en Hendrieke Vossebeld

Kotsen over de kroegeigenaar
Als je knalbezopen studenten wil vermijden kun je De Drie Gezusters beter links laten liggen. Voor de 22 respondenten die aangeven meer dan zestien glazen alcohol achterover te gieten per avond, steekt dit danscafé namelijk met kop en schouders boven de andere kroegen uit. Deze zuipschuiten halen het totale gemiddelde van zesenhalf glas alcohol per stapavond flink omhoog. Dit wordt gecompenseerd door de 28 studenten die zeggen alleen maar los te gaan op 7UP en Chocomel. Een relatie tussen de kroeg waar het hardst gezopen wordt en de kroeg waarin het meest wordt gekotst is er niet. In De Fuik, NDRGRND en Van Buren drinken studenten niet bijzonder veel, maar gaan ze wel het vaakst over hun nek. De meeste respondenten lozen hun maaginhoud netjes in het toilet, op de paar klunzen na die gekotst hebben over het dartbord van NDRGRND, in het bierglas van een vriend of over de eigenaar van de Tio Pepe. Hen raden we aan dichter bij de uitgang te dansen of voortaan een kotszakje mee te nemen.

Massale tevredenheid Cijferverdeling3
‘De diversiteit is groot, de muziek is goed, de sfeer is meestal top en alle kroegen liggen op loopafstand van elkaar.’ Een van de ondervraagden vat hiermee de algemene tendens samen: Nijmegen is een prima uitgaansstad. Studenten geven het kroegaanbod gemiddeld een 7,56. Opvallend is de uniformiteit in het oordeel, het gemiddelde cijfer van de verschillende faculteiten en studiejaren ligt steeds tussen de 7 en de 8. De variatie in het kroegaanbod blijkt een belangrijk punt in de beoordeling. ‘Wil je lekker de commerciële kut uithangen, dan is er meer dan genoeg keus, al zijn er zeker ook genoeg andere tenten’, aldus een respondent. Slechts vijftien studenten reiken een onvoldoende uit. De redenen lopen uiteen, van onvrede over het publiek (‘Saai, alleen kakkers’) tot de voorkeur voor andere steden (‘Eindhoven is beter. Seks in de club is daily shit daar’). Dit escapisme komt ook door een gebrek aan echte clubs in het centrum van Nijmegen. Sommigen zouden met meer ruimtes voor grote dansfeesten het cijfer heroverwegen. Een student Politicologie ziet het al helemaal voor zich: ‘Ik wil brandende lilliputters in een kooi en vette fluorescerende verfparty’s met opblaaskrokodillen en zebrabloed!'

Gevoos in de soos
Hoewel sommige Nijmeegse kroegen veel weg hebben van een visvijver voor geile hengelaars, valt het aantal onenightstands mee. Slechts 88 van de 710 respondenten zeggen een of meerdere bedpartners aan de haak te hebben geslagen in een Nijmeegse kroeg. Desgevraagd blijkt dat je het meeste kans maakt in de Malle Babbe en De Fuik. Let er op dat in beide kroegen een ander type geile beer komt. De Malle Babbe kenmerkt zich door een overvloed aan ‘makkelijke sletten’, terwijl in De Fuik vaak veel drank in het spel is: ‘Iedereen is daar zo immens buis.’ Vooral de scharrelaars in De Fuik kunnen niet wachten tot ze thuis zijn: zes respondenten geven toe wel eens seksuele handelingen te hebben verricht in deze kroeg. Deze vinden onder andere plaats in de rookruimte en op de dansvloer. Zo bezorgde een studente Tandheelkunde een medestudent de schrik van zijn leven door op een onbewaakt moment haar hand in zijn boxer te stoppen. De meeste erotische activiteiten blijven gelukkig beperkt tot het wc-hokje. Onder andere in Mets, Funkenstein, Faber en Malle Babbe kan beter nog eens een doekje over de toiletbril worden gehaald. Wat te doen als kroegbezoekers met hoge nood je escapade verstoren? Deze gentleman heeft de gouden tip: ‘Ik belandde met een meisje in het toilethokje. Toen er andere dames aanklopten zei ik dat ze moest doen alsof ze aan het kotsen was.’

Wat een kutkroeg
Als er één ding duidelijk uit de enquête blijkt, is het dat de Stretto met een imagoprobleem van jewelste worstelt. De vraag waarom deze als minst favoriete kroeg werd gezien is dan ook massaal beantwoord met reacties als: ‘Het is de Stretto...’, alsof de naam voor studenten synoniem is aan een kutkroeg. In de reacties heerst haat jegens de ‘16-jarige bontkraagsletjes’ die de ‘Sletto’ zouden bezoeken om ‘in korte rokjes te dansen op tafels’. Het ‘paupercafé met 13-jarigen die goedkoop hun tong uitlaten’ is voor 28 procent van de respondenten de kroeg waar ze absoluut niet heen zouden gaan. Dat is een enorm verschil met nummer twee, Van Buren.

Kroeguitgegooid1Deurbeleid
De Nijmeegse student is geen herrieschopper. Slechts 9,2 procent van de ondervraagden is wel eens met harde hand een kroeg uitgewerkt, terwijl het er toch stevig aan toe kan gaan in de keizerstad. Een student vertelt over een vechtpartij bij Van Buren. ‘Deze werd voortgezet op het Keizer Karelplein. Uiteindelijk waren er twee gewonden door een steekwapen.’ Een ludieker voorbeeld: ‘Tijdens een feest in de TKB daagden een paar jongens van Obelix elkaar uit om tegen de hangende lampen te koppen. Een van hen haalde daarbij zijn voorhoofd open. Drie mensen zaten onder de bloedvlekken en de jongen moest naar het ziekenhuis.’ De Drie Gezusters en Van Buren hebben met beide negen verwijderde respondenten het strengste deurbeleid. Bij laatstgenoemde is het wel de vraag wiens schuld het is. Studenten werden die kroeg uitgegooid vanwege het stelen van drank, het dansen op de hangende auto in de Boogie Wonderland en het kotsen over de schoenen van de uitsmijter. Ook El Sombrero scoort goed, al gaat het er daar onredelijker aan toe. ‘Tot onze grote schrik werden we aan de deur geweigerd. “Met die sombrero kom je er niet in.” “Maar dit is de El Sombrero”, was onze repliek. Dat maakte voor de uitsmijter echter geen verschil.’ Het is duidelijk dat de kroegen in de Molenstraat de meeste akkefietjes kennen. Aan dat feit kan zelfs de mannelijke student die uit Café ’t Haantje werd gegooid nadat hij de lamp van het plafond had gerukt niets veranderen.

En de winnaar is
Met een overmacht die niets aan de twijfel overlaat is Samson door de studenten verkozen tot beste zitkroeg van Nijmegen. Het bruine café met de pindavloer staat fier bovenaan en wordt door maar liefst 20 procent van de respondenten als favoriet genoemd. Goede tweede is Camelot, wiens buurman Moenen – overigens regelmatig aangeduid als ‘die naast Camelot’ - de top drie completeert. Een opvallend goede notering is er voor het Cultuurcafé, dat met een 18e plek niet onderdoet voor bijvoorbeeld De Compagnie en café Maxim. Hoewel bij de danskroegen de verschillen minder groot zijn, weet De Drie Gezusters met een redelijke voorsprong de eerste positie te bemachtigen. De kroeg loopt flink uit op ‘de El’, dat op haar beurt de NDRGRND net voor weet te blijven. Het is opvallend dat de kelderkroeg Van Buren de loef afsteekt: daarmee wordt de heilige drie-eenheid uit de Molenstraat op de ranglijst uit elkaar gereten. De Fuik is met een vijfde positie het hoogst genoteerde danscafé dat buiten Nijmeegs vermaarde uitgaansstraat ligt. Uit de resultaten blijkt verder dat de keizerstad beduidend meer variatie kent in zitkroegen dan in danskroegen. Waar de respondenten met ruim vijftig verschillende zitkroegen op de proppen komen, blijft het aantal genoemde danscafés steken op 29.

Beste Kroegen

De twintig beste zitkroegen (links) en danskroegen volgens Nijmeegse studenten. Iedere respondent is gevraagd naar zijn drie favoriete zit- en danskroegen. Voor een eerste plaats krijgt een kroeg drie punten toebedeeld, voor een tweede plaats twee en voor de derde notering één. Het totale puntenaantal is in de tabellen weergegeven.

Jong geleerd
Naast wijsheid komt ook een voorkeur voor obscure kroegjes met de jaren. De Nijmeegse student blijkt na enkele jaren rijpen in de Molenstraat toe te zijn aan avonturen in de zijstraten. Waar eerstejaarsstudenten vrienden voor het leven maken in Van Buren, El Sombrero en De Drie Gezusters, vertoeven de ouderejaars met name in kroegen als De Fuik, Billabong en Doornroosje. De NDRGRND betreedt als enige de gulden middenweg door publiek uit alle jaarlagen te trekken. Bij de populariteit van zitkroegen blijkt het studiejaar een minder grote rol te spelen. Jongeren en ouderen trekken er gezamenlijk op uit om in Samson of Camelot speciaalbier achterover te tikken.

Facultatief verschil
Per faculteit zijn er grote verschillen tussen de door hen als beste genoemde danskroegen. Studenten aan de Faculteiten der Letteren en Managementwetenschappen zijn uitgesproken in

...
Lees meer

Requiem voor de hipster

De laatste tijd lijkt iedereen elkaar een hipster te vinden, maar niemand geeft toe er een te zijn. Wat houdt deze stroming van hippe jongeren eigenlijk in? En is de hipster nog wel hip? ‘Hipsters zijn meer een trend dan een subcultuur.’ Tekst: Anders Hoendervanger Illustratie: Jurgen Tesselaar Of je nu toevallig een nerdbril draagt, een voorliefde hebt voor jaren 60-muziek op vinyl of gewoon anders wil zijn dan de rest: de kans is groot dat je als hipster te boek staat. Wat kenmerkt nu eigenlijk een hipster? Waar koopt de hipster zijn kleren en accessoires? Gaat het om een jeugdcultuur of om een trend? Hoe kijkt de hipster zelf tegen deze zaken aan? En tenslotte: is de hipster nog wel hip? Wat is een hipster? De hipstertrend is volgens Amerikaanse journalisten aan het begin van deze eeuw ontstaan. Populaire cultuur werd gedomineerd door talentenjachten en realityshows, maar achter de schermen vond een stille revolutie plaats. Steeds meer jongeren begonnen zich tegen dit alles af te zetten en vonden elkaar in non-conformisme. Centraal in de retoriek van de hipster staat het begrip mainstream. Het woord omvat kortweg alles waar deze groep een hekel aan heeft. Als iets populair is geworden, dan is het niet meer interessant. ‘De term hipster staat voor een kleine groep mensen die op een bepaalde manier tot de elite behoren’, vertelt Jill Mathon (27). Ze is trendwatcher en heeft als blogger eerder over de scene geschreven. Hipsters behoren tot de elite van hipheid: ‘ze grijpen alles aan om zich te onderscheiden van de mainstream.’ Dit kan via kleding, uiterlijke kenmerken zoals een baard, maar ook gedrag: het bezoeken van bepaalde clubs, festivals of steden. ‘Het hele hipsteridee is dat zodra iets wordt overgenomen, het voor de oorspronkelijke groep niet meer interessant is’, vervolgt Mathon. De bekende theorie van communicatiewetenschapper Everett Rogers is ook op de hipstertrend van toepassing. Hij liet door middel van een klokvormige curve zien hoe een product, technologie of trend verschillende fases doorloopt. Het begint bij een kleine groep innovators, verspreidt zich naar de early adopters en in het midden van de curve waagt de massa zich aan het fenomeen: ‘Als die piek over is, dan is een fenomeen eigenlijk al niet meer interessant voor de hipster.’ Van vinyl tot vintage ‘Wat de hipster kenmerkt is de hang naar nostalgie’, zegt Mathon. Het liefst winkelt de hipster daarom in tweedehandskledingzaken en struint hij kringloopwinkels af op zoek naar innovatieve stijlelementen. Accessoires zijn minstens zo belangrijk als kleding. Oude lp’s worden uit de kast getrokken en ook analoge fotografie is weer helemaal terug. ‘Sinds een jaar of drie zit de verkoop van vinyl in de lift’, aldus Fred Maessen (56), eigenaar van platenzaak Waaghals in Nijmegen. ‘Vinyl is altijd wel blijven verkopen vanwege de geluidskwaliteit en omdat sommige muziek nooit op cd is uitgebracht. Sinds een paar jaar zie je dat steeds meer hippe jongeren vinyl kopen’, zegt Maessen. ‘Wat opvalt is dat deze groep niet een specifieke muzieksmaak heeft: die varieert van The Beatles tot Slayer.’ Niet veel later wordt het voorbeeld van Maessen kracht bijgezet: een alternatief ogende jongen loopt de trap naar de toonbank af met een Beatlesplaat onder zijn arm en in zijn hand een lp van Guns ‘n’ Roses. Dat ook vintagekleding populairder is geworden, merkt Iris van Hees (25), eigenaar van vintagezaak Porch People aan de Kannenmarkt. ‘In een stad als Nijmegen wonen niet de innovators, maar wel veel early adopters’, typeert Hees de trend in de bewoordingen van Rogers. ‘In de modewereld is nu veel aandacht voor vintage, dat merk je ook in de zaken. Er zijn grofweg twee groepen jongeren die vintagekleding kopen: De ene groep koopt de kleding omdat het hip is, ze willen anders zijn dan de rest. De andere groep koopt vooral vintage vanwege het duurzaamheidsaspect.’ ‘Geweldig’, roept Maerten Prins (52), cultuurpsycholoog aan de Radboud Universiteit, uitgelaten als hem de vraag wordt gesteld waarom hipsters teruggrijpen naar vintage, vinyl en analoge fotografie. ‘Deze ontwikkeling is eigenlijk niet zo gek. Jeugdcultuur is namelijk vaak een soort tegencultuur, afzetten tegen iets. Ik denk dat de hipster zich wil afzetten tegen de hele snelle modernisering van de samenleving.’ Dit hoeft echter niet te zeggen dat het verleden waar de hipster naar teruggrijpt ook daadwerkelijk bestaan heeft: ‘Al snel verlang je naar een verleden wat er eigenlijk nooit is geweest. Vooral gaat het om verlangen naar een rustigere en ambachtelijkere tijd.’ Cultuur of trend? Een jeugdsubcultuur mag pas zo worden genoemd als iedereen in die groep zich daadwerkelijk ook zo noemt, stelt Prins. Hij heeft zich de afgelopen decennia toegelegd op jeugdcultuur: ‘Eind jaren tachtig plukte ik punkers van de straat en vroeg of ze inderdaad punker waren. Jongeren vonden het toen nog heel normaal om voor hun lidmaatschap van een stroming uit te komen.’ Elke tien jaar heeft Prins zijn onderzoek herhaald. Hij kwam daarbij telkens weer punkers tegen. ‘In latere jaren gaven ze te kennen: Al mijn vrienden zijn punker, de muziek waar ik van hou is punk en iedereen denkt dat ik punker ben. Ik zou mezelf alleen geen punker willen noemen’ Hetzelfde probleem doet zich voor bij het hipster zijn. Prins ziet deze ontwikkeling meer als een trend dan een subcultuur. ‘Niemand wil in een hokje worden geduwd, dat is eigenlijk de dood geworden van de jeugdcultuur en daarbij mijn onderzoekslijn’, grapt Prins. Toch bestaan er ook groepen die juist wel voor hun hokje willen uitkomen: ‘Neem bijvoorbeeld de nerds. Oorspronkelijk is nerd een scheldwoord, maar sommigen gebruiken het vol trots.’ Wel/niet hipster? ‘Het is hier zo hip, ik weet niet eens waar de deur zit’, roept Eloy Bloemers (19) terwijl hij zoekt naar de ingang. ‘Nooduitgang’ staat er op de roestige deur, daarboven een klein briefje met ‘entree’. Hij trekt de deur open en loopt de voormalige Philipsfabriek binnen. Het herontwikkelingsgebied Strijp-S aan de rand van het centrum van Eindhoven is een van de hipste wijken van de stad. In de fabriekshal is een store in store-concept gevestigd met open winkeltjes met onder andere lp’s, vintage, design en er zit zelfs een echte barbier. De vraag of iemand een hipster is of niet ligt erg gevoelig binnen het wereldje. Toch kan Eloy Bloemers zich goed identificeren met de hipsterstroming en dat geeft hij tussen neus en lippen door wel toe: ‘Je ziet zoveel mensen in bijvoorbeeld dezelfde H&M-truien lopen, daar wil ik niet bij horen. Ik wil me graag onderscheiden, in die zin ben ik wel erg met het hipsterfenomeen bezig.’ Bloemers draagt graag kleding met een fout element. Hij wijst naar een fel gekleurde wollen trui met symbooltjes die uit de kijkwijzer hadden kunnen komen. Zelf draagt hij bruine mannenlaarzen, skinny jeans met print, een pullover en heeft hij een grote ketting met kruis om zijn nek hangen. ‘Merken zijn onzin. Niet alleen omdat het mainstream is overigens, ik heb niet zoveel met mensen die daarom dingen bij voorbaat afkeuren. Het is vreselijk als mensen in hokjes denken, maar ze doen het nu eenmaal en ik betrap mijzelf er ook weleens op’, geeft Bloemers toe. Tussen de met retrodesign gevulde winkeltjes, variërend van een stoere ribfluwelen bank in de designwinkel tot een oranje platenspeler in de lp-zaak, staat een afzichtelijk rode Ikea ‘Klippan’-bank. Het is een gekke combinatie, maar misschien wel illustratief voor de keuzes die hipsters maken in hun stijl. ‘Een eigen stijl ontwikkelen is erg leuk, het is echt het ding om je mee te onderscheiden van de rest’, aldus Bloemers. Mainstream Waar vijf jaar geleden nog maar weinig mensen in Nijmegen weet hadden van de hipster, is dat nu wel anders: ‘Het begon als een niche maar inmiddels is het zo groot geworden dat de hipster eigenlijk mainstream is.’ Zo omschrijft trendwatcher Jill Mathon de ontwikkeling die de hipstertrend de afgelopen drie jaar heeft doorgemaakt. Hoe zeer de hipstercultuur is doorgedrongen tot de mainstream, valt met een aantal voorbeelden goed te typeren, meent Mathon. Het mooiste voorbeeld vindt ze de baard: ‘Twee jaar geleden had iedereen nog zo’n “gadver een baard”-houding en nu is het een uitzondering als een man geen baard draagt. Zelfs corpsballen zijn met het hipstervirus besmet. ‘Ik was laatst op een feestje dat stond aangegeven als een “cultureel festival”. Het bleek georganiseerd te zijn door mensen van het corps’, vertelt Mathon. Eloy Bloemers ziet ook in dat de hipster tegenwoordig mainstream is geworden. ‘Een paar jaar geleden waren er nog hele goede dubstepfeestjes, een beetje een hipsterding. Nu het populair is geworden, zijn die feesten totaal over.’ Toekomst Wat is dan de volgende grote trend? Volgens trendwatcher Mathon zie je duidelijk een verdieping plaatsvinden: ‘De nieuwe trend neigt meer naar de oude hippies. Waar de hipsters terug naar de nostalgische basis gingen, gaat de nieuwe trend dieper. Het draait allemaal om dichter bij jezelf staan, bewuster leven. Dat past goed in de duurzaamheidstrend die nu het land aan het veroveren is.’ Prins is hier skeptischer over: ‘Ik had dit zelf ook verwacht, alleen zeggen trendwatchers het nu al tien tot vijftien jaar en zie ik het nog steeds niet gebeuren.’ Het is zo dat de hipstertrend inderdaad aan zijn eigen succes ten onder is gegaan. Langzaam maar zeker is een paradox ontstaan: hipsters zijn zich allemaal hetzelfde gaan kleden en gedragen, daarom conformeren ze nu juist in non-conformisme. Waar het afzetten tegen de mainstream in het begin de belangrijkste voedingsbodem van de hipster was, blijkt het nu zijn dood te betekenen. De hipster is verdronken in de mainstream. Bekijk...
Lees meer