AKKUraatd en asap over onderwijskwaliteit

Vorige week lieten studenten in de Volkskrant hun mening horen over het hoge aantal studenten, luie studenten en de zesjescultuur. Allemaal zijn ze het over één ding eens: de onderwijskwaliteit is onvoldoende. Wij vroegen de twee medezeggenschapsfracties van de Radboud Universiteit, AKKUraatd en asap, naar hun mening over het hoge aantal studenten. 'Er moet iets gedaan worden aan het aantal studenten om de kwaliteit van het onderwijs te waarborgen.' AKKUraatd: De kwaliteit van onderwijs ligt aan andere factoren dan het aantal studenten en bovendien moet juist zo’n belangrijk goed als onderwijs toegankelijk blijven voor iedereen. Dat de toegankelijkheid van het onderwijs ook zorgt voor ongemotiveerde studenten zullen we niet ontkennen, evenmin dat de druk om snel af te studeren steeds groter wordt. De rendementsmaatregelen die vanuit Den Haag worden opgelegd, maken het voor studenten vooral belangrijk om het BSA te halen en te ontkomen aan de belemmeringen van de harde knip of de torenhoge schulden. Dit komt vooral de extrinsieke motivatie ten goede en vraagt van docenten om hun vakken zo vorm te geven dat studenten in hapklare brokken voorgeschoteld krijgen wat zij moeten leren. Dit vormt een aanslag op de studielast en moeilijkheidsgraad van de opleidingen. Kwalitatief goed onderwijs komt tot stand door een wisselwerking tussen docent en student. Het passief opnemen van feiten is immers niet motiverend en zal ook niet de actieve, competente en kritische studenten voortbrengen die een universiteit tot doel heeft. Studenten dienen een onderzoekende en vragende rol te spelen en het onderwijs moet daartoe uitdagen en stimuleren. Alleen op die manier kunnen we volwaardige academici voortbrengen die hun titel verdienen. asap: Maartje ter Horst stelt in de Volkskrant dat de kwaliteit van het universitair onderwijs achteruit holt. Onderwijsscores van Nederlandse universiteiten liggen ver onder het Europese gemiddelde. Oorzaak hiervoor is volgens haar het explosief gestegen aantal studenten. Volgens asap ligt het probleem niet in het aantal studenten, maar in de nieuwe trend van verschoolsing. Dit betekent dat universiteiten, zoals de Radboud Universiteit, steeds meer verplichtingen invoeren voor studenten. De invoering van het Bindend Studieadvies (BSA) en verplichte aanwezigheid bij colleges zijn voorbeelden hiervan. Dat leidt ertoe, dat studenten minder zelfstandig worden. Verschoolsing zorgt voor een lagere kwaliteit van het onderwijs, omdat dit soort maatregelen studenten ervan weerhoudt een academische grondhouding aan te leren en studenten niet stimuleert om vanuit intrinsieke motivatie alles uit zichzelf te halen. Daarbij worden ze ook nog als middelbare scholier behandeld. Het resultaat: studenten studeren in minimale tijd af, maar komen vervolgens niet aan een baan. Universiteiten zouden stappen terug moeten nemen in deze trend, zodat een meer academisch klimaat kan ontstaan, wat uiteindelijk zal leiden tot een kleinere omvang van het aantal studenten. Wanneer er geen tijd meer wordt verspild aan de naleving van deze regelgeving, kan de universiteit zich weer meer richten op de inhoud van het onderwijs.

 

Lees meer

Cadeautje voor de internationale student?

Minister van Onderwijs Jet Bussemaker geeft in haar weblog aan dat er beurzen komen voor Nederlandse studenten die een deel van hun studie in het buitenland willen doen. Hiermee wil Bussemaker de uitwisseling tussen universiteiten bevorderen. In totaal komen er 768 beurzen ter waarde van 1250 euro per beurs vrij voor Nederlandse studenten die naar het buitenland willen. Hiermee dek je de kosten voor je buitenlandverblijf niet, de beurs is slechts bedoeld als tegemoetkoming. Voor buitenlandse studenten die een volledige studie in Nederland komen volgen, zijn ook 768 beurzen beschikbaar. Zij krijgen echter een tegemoetkoming van 5000 euro. De beurs voor de buitenlandse studenten ligt hoger, omdat zij in Nederland meer collegegeld moeten betalen dan de reguliere Nederlandse student. Wanneer je naar een vreemd land vertrekt, betaal je het Nederlandse tarief. Als de groep uit het buitenland na de studie blijft plakken, levert dat volgens het CPB jaarlijks 740 miljoen euro op. Universiteiten en hogescholen bepalen zelf wie zij selecteren voor de beurzen. De instelling betaalt zelf de helft van de beurs. Mocht je nog geld willen krijgen van de overheid nu de basisbeurs waarschijnlijk verdwijnt, kun je altijd nog proberen om aanspraak te maken op deze nieuwe tegemoetkoming voor studenten.

 

Lees meer

De gevolgen van de 'shutdown' voor studenten

De shutdown van de federale overheid in de Verenigde Staten zorgt voor een aantal kleine problemen voor studenten en onderzoekers. Dinsdagochtend is er geen overeenstemming bereikt over de federale begroting, waardoor de overheid nu veel minder geld mag uitgeven. Alleen de meest cruciale onderdelen van de federale overheid blijven functioneren. Onderzoekers kunnen problemen ondervinden wanneer zij gebruik willen maken van federale archieven, musea en bibliotheken voor hun onderzoek, die zijn namelijk gesloten. De Library of Congress is, zoals de website aangeeft, tot nader order gesloten. Studenten die stage lopen bij de federale overheid hoeven nog even geen koffie rond te brengen aan dorstige ambtenaren totdat er overeenstemming is bereikt. Ook worden visumaanvragen niet behandeld, wat voor studenten die naar de VS willen reizen problemen kan opleveren. De laatste keer dat er geen overeenstemming over de begroting gevonden werd, was in december 1995, toen duurde het drie weken.

 

Lees meer

Enerzijds Anderzijds

De stelling van deze maand: De gelijktrekking van de hbo- en wo-titels is terecht Tekst: Daan van Acht Dit artikel verscheen eerder in de januari-ANS Begin 2013 diende het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een wetsvoorstel in waarin wordt gesteld dat de bachelor-diploma’s van zowel hbo- als wo-studenten dezelfde diplomatitel zouden moeten krijgen. Inmiddels is het plan gerealiseerd en hebben hbo-diploma’s de toevoegingen ‘of Arts’ en ‘of Science’ gekregen, zoals bij universitaire bachelors al het geval was. De gelijkstelling van titels is volgens het ministerie nodig, omdat een aantal hbo-opleidingen nog onvoldoende internationaal herkenbaar zijn. Na de indiening van het wetsvoorstel, klonk vanuit de Raad van State direct felle kritiek. De verschillen binnen het onderwijs moeten volgens de raad juist onderstreept worden. Daarnaast zouden gelijke titels verwarring bij werkgevers opleveren, aangezien zij niet direct kunnen zien of een opleiding aan het hbo of wo is gevolgd. Recent laaide de discussie weer op tijdens de HO-Tour, een bijeenkomst over de toekomst van het hoger onderwijs. Is de gelijke titulatuur terecht, of worden wo-studenten hiermee tekort gedaan? Kees Boele, voorzitter van het College van Bestuur van de HAN ‘Ik ben heel blij dat de gelijke titulatuur geregeld is en vind niet dat we er een probleem van moeten maken. De ‘h’ in hbo wordt met een bijpassende titel op waarde geschat en onderstreept. We moeten het systeem van hbo-en wo-onderwijs dat we in Nederland hebben als een kans zien. Deze gedachte loopt helemaal in lijn met het rapport van de Commissie Veerman van een aantal jaar geleden, dat zegt dat we in Nederland content moeten zijn met de academische onderzoeks-universiteiten en praktisch georiënteerde hogescholen. Dit wil echter nog niet zeggen dat er sprake is van een niveauverschil, de oriëntatie is anders. Het is onze verantwoordelijkheid om je academische titel te rechtvaardigen. Een hbo-opleiding Commerciële Economie heeft bijvoorbeeld een andere insteek dan de wo-variant, maar beide invullingen zijn van gelijke waarde. ‘De meeste landen kennen het onderscheid tussen hogescholen en universiteiten niet. Daar wordt het verschil tussen de instellingen niet goed begrepen. Dat zorgt voor veel verwarring. Dankzij de gelijkstelling van titulatuur, valt deze verwarring weg. ‘De verschillen tussen hbo en wo zouden een gelijke titel niet in de weg mogen staan. Het is net als met appels en peren, zowel de appel als de peer is een belangrijk stuk fruit. De appel moet alleen niet tegen de peer zeggen dat hij beter is of beschikt over een langere historie en daarmee de peer voorbijstreeft. De Raad van State zou er goed aan doen om het rapport van de Commissie Veerman te lezen, waarin de grote betekenis van zowel het wo als het hbo wordt benadrukt. Ook zie ik geen problemen voor werkgevers, omdat ik denk dat zij meer naar de persoon voor zich zullen kijken dan naar de papiertjes.’ Paul Bovend’Eert, hoogleraar Staatsrecht aan de RU ‘In de wet worden de hbo- en wo-bachelors gelijkgesteld, terwijl het binaire stelsel – het verschil tussen wo en hbo – gewoon blijft bestaan. Je suggereert in de titel dat iets hetzelfde is, terwijl het onderwijs verschillend is en moet zijn. Dit moet ook tot uitdrukking komen in de titulatuur. Je kunt de twee opleidingsvormen, en daarmee de toekenning van de uiteindelijke titel, niet met elkaar vergelijken. Het ministerie vergelijkt appels met peren, dat vind ik niet sterk. Het hbo is nu eenmaal praktijkgerichter, met veel projectonderwijs, stages en een stuk minder theorievorming. Dat is prima, maar dan moet er wel een andere titel aan worden verbonden. ‘Ons binaire stelsel is moeilijk te vergelijken met buitenlandse stelsels. In Engeland wordt geen onderscheid gemaakt tussen hbo en wo en in andere landen ligt het weer anders. Als men overal in het buitenland hetzelfde systeem en dezelfde titulatuur zou hanteren, snap ik dat men dat in Nederland ook zou overwegen. Dit is echter niet het geval. ‘Op de arbeidsmarkt is op basis van de gebruikte titulatuur niet meer te zien welke opleiding de betrokkene heeft gevolgd. Dat kan alleen maar wanneer een werkgever het getuigschrift opvraagt. Ik vind dat misleidend en verwarrend. Daarnaast is het vervelend voor de betreffende student, die moet uitleggen aan welke instelling hij of zij heeft gestudeerd. Het kan nadelig uitwerken voor afgestudeerden, wanneer tijdens een sollicitatie blijkt dat er liever een universitair geschoold persoon dan een hbo’er wordt aangenomen of andersom. Dat werkgevers vooral af zullen gaan op de persoon, snap ik niet. Het gaat natuurlijk om de persoon in combinatie met de opleiding die hij of zij heeft afgesloten. Op die manier kunnen we iedereen wel een diploma geven.’ Klik hier voor de overige artikelen uit de januari-ANS.

 

Lees meer

Instellingsaccreditatie niet per se makkelijker

Vorige week steunde de European Students' Union een resolutie om Nederland op het hart te drukken dat de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) niet alleen de hogeschool of universiteit in zijn geheel te beoordelen, maar per studie. Hierdoor zouden de administratieve kosten lager worden, maar uit onderzoek blijkt dat ze helemaal niet weten of dat ook echt zo is. Op verzoek van minister Bussemaker van Onderwijs namenonderzoekers van het Twentse Center for Higher Education Policies (CHEPS) de beoordeling van het onderwijs in vier andere landen onder de loep. In deze vier landen wordt de instelling geaccrediteerd en niet de losse opleidingen. In Noorwegen en Oostenrijk mogen goedgekeurde hogescholen en universiteiten zelf hun eigen opleidingen beoordelen. Omdat de instellingen in het nieuwe stelsel zelf moeten bepalen of het onderwijs goed genoeg is, krijgen de instellingen extra taken. Of dit meer of minder tijd kost, weten de onderzoekers niet. Betrouwbare studies hierover ontbreken in de onderzochte landen en het is ook niet bekend of je als instelling zelf je hogeschool of universiteit efficiënter kan keuren. Door de onzekerheid rondom de stelsels van de onderzochte landen, is CHEPS voorzichtig met aanbevelingen. Nederland kan de lasten verminderen door het onderwijs minder vaak te toetsen, dat gebeurt nu eens in de zes jaar terwijl Oostenrijk eens in de twaalf jaar aanhoudt. De conclusie van dit alles is dat er niet zoveel bekend is over hoe je de onderwijskwaliteit het beste kan testen. Volgend jaar licht Bussemaker haar plannen voor het accreditatiestelsel toe in een beloofd rapport.

 

Lees meer

Meer tijdelijke contracten in wetenschap

Steeds meer wetenschappers aan Nederlandse universiteiten zijn tegenwoordig in tijdelijke dienst. Waar in 1995 nog 77,2 procent van de onderzoekers een vast contract had, is dit aandeel inmiddels teruggedrongen naar 59,3 procent. Dit is een veel snellere afname dan in andere sectoren, zo stelt de Vakbond voor de Wetenschap (VAWO). Promovendi worden niet meegerekend in de cijfers, aangezien het voor hen normaal is een tijdelijk contract te krijgen. Een van de oorzaken voor de ontwikkeling is volgens Bastiaan Verweij, woordvoerder van de Vereniging van Universiteiten (VSNU), dat universiteiten steeds meer gebruik maken van zogenaamde tenure tracks. Dit houdt in dat voornamelijk universitaire docenten eerst tijdelijke contracten krijgen om zichzelf te bewijzen als wetenschapper. Arie van Dalen, medewerker bij de VAWO, stelt dat het inmiddels verder gaat dan een dergelijke proefperiode. 'Als iemand tot twee keer toe zes jaar mag werken om vervolgens te vertrekken als het tijd wordt voor een vast contract, heeft dit niets meer met een kwaliteitsproef te maken.' VAWO ziet de verschuiving richting minder vaste aanstellingen als een bedreiging voor de wetenschap. Van Dalen licht dit toe: 'Een universiteit heeft een stevige vaste kern nodig voor continuïteit. Telkens als iemand moet vertrekken omdat zijn contract afloopt wordt de ervaring met bijvoorbeeld een onderwijsprogramma weggegooid.' Daarnaast benadrukt hij dat de onzekerheid van een tijdelijk contract mensen het vakgebied uit jaagt. 'Zij zoeken uiteindelijk vaak werk buiten de wetenschap en dit is zonde van het talent en de kennis.' Op de RU was vorig jaar 37,7 procent van het wetenschappelijk werk door mensen zonder vast contract uitgevoerd (promovendi buiten beschouwing gelaten), zo is te zien in cijfers van  de Vereniging van Universiteiten.

 

Lees meer

Nederlandse universiteiten lijden miljoenenverlies

Nederlandse universiteiten zijn waarschijnlijk miljoenen euro's kwijt door het faillissement van een grote leverancier van wetenschappelijke tijdschriften. Swets & Zeitlinger, de betreffende leverancier die in september failliet ging, kan de vooruitbetalingen niet terugbetalen. Hierdoor lijden Nederlandse universiteiten, waaronder ook de RU, een miljoenenverlies. Dit komt doordat de leverancier het geld van de vooruitbetalingen niet apart heeft gezet. Elsevier, een van de uitgevers die nauw betrokken is bij het inmiddels failliete concern, waarschuwde klanten om voorzichtig te zijn met vooruitbetalingen.

 

Lees meer

Nieuw cao-akkoord universiteiten

Na bijna drie jaar onderhandelen is de Vereniging van Universiteiten (VSNU) akkoord gegaan met de nieuwe cao-afspraken. Zij accepteren hiermee de door de vakbonden gewenste loonsverhoging van twee procent in 2013: één procent in januari en één procent in september. In ruil daarvoor worden de senioren- en ontslagregelingen versoberd. Eerder bleek al uit een enquête van de VSNU dat 55 procent van de werknemers aan de Nederlandse universiteiten loonsverhoging prefereert boven een goede seniorenregeling. In 2010 ontstond een impasse toen de universiteiten een streep door het akkoord zetten nadat de vakbonden er al mee hadden ingestemd. Om herhaling hiervan te voorkomen mocht het nieuwe akkoord pas afgelopen vrijdag bekend worden gemaakt, nadat de VSNU ermee akkoord was gegaan. Het akkoord lekte op de dag zelf echter uit, maar het jawoord van de universiteiten voorkwam alsnog een herhaling van 2010. Helemaal definitief is het akkoord nog niet: de achterban van de vakbonden moet zich er nog over uitspreken. Dit zal in januari gebeuren. Gezien de uitslag van de enquête lijkt het waarschijnlijk dat zij akkoord zullen gaan.

 

Lees meer

RU op plaats 143 van QS ranglijst

De RU staat op plaats 143 van de World University Rankings van het Britse onderzoeksbureau QS, het onderzoek is voor 40 procent gebaseerd op reputatie van de universiteiten onder academici. Vorig jaar scoorde de RU hoger op de ranglijst, toen bezette zij plaats 136. De algemene score van de RU verbeterde wel ten opzichte van vorig jaar. In de juni-ANS spraken wij Collegevoorzitter Gerard Meijer en hij had een duidelijke mening over universiteitsranglijsten: ‘Op die ranglijsten moeten we ons niet blindstaren. Die kunnen vaak verschillend geïnterpreteerd worden en daar zie je heel gekke dingen in.' De Universiteit van Amsterdam is de hoogst genoteerde Nederlandse universiteit met plaats 58, verder zijn de Universiteit Leiden (74), de Universiteit Utrecht (81), de Erasmus Universiteit Rotterdam (92), de TU Delft (95) en de Rijksuniversiteit Groningen (97) vertegenwoordigd in de top 100. De laagst genoteerde Nederlandse universiteit is de Vrije Universiteit Amsterdam op plaats 181. De gehele lijst wordt aangevoerd door het bekende groepje Amerikaanse en Engels universiteiten: Massachusetts Institute of Technology (1), Harvard University (2) en University of Cambridge (3).

 

Lees meer

Universiteiten pleiten voor verdere verschoolsing

Gisteren kwam de vereniging van universiteiten (VSNU) met hun visie op universitair onderwijs voor de komende 10 jaar. Als het aan de VSNU ligt is over 10 jaar het contact tussen studenten en docenten kleinschaliger en intensiever. Ondanks ontevredenheid onder studenten lijkt de verschoolsing op de universiteit zich dus voort te zullen zetten. De VSNU wordt gevormd door de 14 Nederlandse universiteiten en behartigt de belangen van de universiteiten naar buiten. Hoewel universiteiten door willen blijven gaan met de flexibilisering van het onderwijs door middel van 'webcolleges, MOOC’s, flipped classroom en blended learning', zullen ze zich volgens de visieextra inzetten voor het creëren van 'een hoog ontwikkelde saamhorigheid van de universiteitsgemeenschap'. Daarnaast zal de groei van het aantal studenten niet langer meer een ambitie zijn en zal er geprobeerd worden meer docenten per student te hebben. Deze vooruitzichten lijken aan te sluiten bij de ergernis van minister van Onderwijs Jet Bussemaker dat  'iedereen alleen maar hogerop wil’. Karl Ditrich, de voorzitter van de VSNU, sloot zich eerder al bij deze uitspraak aan. Volgens Martijn Gerritsen, woordvoerder van de Radboud Universiteit, hoeft deze intensivering van het onderwijs niet per se verschoolsing te betekenen. Uit de visie van de VSNU hoeven we volgens hem dan ook niet direct te concluderen dat er nog meer verplichte contacturen komen. Hij benadrukt daarnaast dat volgens hem veel studenten juist wel meer contact met hun docenten willen. Tussen neus en lippen door lijkt de visie van het VSNU dit wel te suggereren en Gerritsen geeft wel aan dat de RU achter de visie staat. De tijd zal het leren.

 

Lees meer