Advies na onderzoek commissie Schuyt: meer onderzoek

Aanstaande vrijdag presenteert de commissie Schuyt, die onderzoek deed naar hoe wetenschappelijke fraude in de toekomst kan worden voorkomen, haar bevindingen in een rapport. De commissie werd eerder dit jaar ingesteld door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschap naar aanleiding van het wetenschappelijk wangedrag van onder anderen Diederik Stapel. De NOS bericht over de kern van het advies. Er zou in ieder geval een onderzoek moeten komen naar de aard en de mate van fraude binnen de wetenschap. Dit is volgens Kees Schuyt, voorzitter van de commissie, nodig om het vertrouwen in onderzoek te herstellen. Verder moet er goede begeleiding komen en moet men voorkomen dat het doen van onderzoek een 'eenzaam avontuur' is. Voornamelijk bij de de dataverzameling vindt de commissie dit van belang. Dit is dan ook de fase waarin Stapel heeft gesjoemeld. De uitspraken van Schuyt en de adviezen van de commissie lijken erop te wijzen dat zij vermoeden dat er nog veel meer verborgen schandalen zijn en dat de problemen zich verder zullen opstapelen.

 

Lees meer

Beschimmelde boterhammen en harige biertjes

Na wekenlang de afwas te hebben genegeerd, is de pasta onherkenbaar en heeft de pan een groen vijfdaagsbaardje verworven. Pluizige schimmel groeit weelderig en verspreidt een onaangename geur. Schuilt er gevaar achter dit fungioerwoud of kan het de mens niet schaden? Tekst: Ronald Peeters en Kim Saris Illustratie: Sascha Wijnhoven Een vergeten boterham onderin je tas, een rondslingerende pizzadoos of een achtergelaten biertje. Schimmels zijn een ongewilde indringer in studentenhuizen. Zodra haren op voedsel verschijnen, laten veel mensen het wel uit hun hoofd nog een hapje te nemen. Deze smerige begroeiing betekent immers dat andere organismen smikkelen van jouw boterham. Hoe komt deze viezigheid hier en wat zou er gebeuren als je dat aangetaste bammetje toch naar binnen schuift? Groeiende lastpak ‘Schimmels zijn micro-organismen en kunnen eencellig of meercellig zijn’, vertelt dr. Huub Op den Camp, microbioloog aan de Radboud Universiteit. In het rijk der fungi zijn er enorm veel soorten in allerlei kleuren en vormen. Voor alle types geldt dat ze schimmeldraden ontwikkelen die worden gebruikt om een voedingsmiddel binnen te dringen. Net als veel levensvormen hebben schimmels vocht en zuurstof nodig om te groeien. Zo kan er in een appel een netwerk van deze schimmeldraden groeien. Op sommige groeiende draden ontstaan vruchtlichamen die schimmelsporen maken. Dit zijn bijvoorbeeld de zwarte spikkels die ontstaan op een boterham. Schimmels verspreiden hun sporen om zich voort te planten. Schimmelrisico Moet je bij het binnenkrijgen van schimmelsporen vrezen voor je leven? Dit hangt af van de soort schimmel. ‘Als schimmelsporen in de lucht komen, bestaat de kans dat mensen deze inademen, waardoor de schimmel in hun lichaam kan groeien’, aldus Op den Camp. Mensen met een allergie of een verzwakt immuunsysteem kunnen als gevolg daarvan ziek worden. Sporen kunnen zich nestelen in de longblaasjes en zich vervolgens met het longweefsel verweven. De schimmelsporen groeien verder en verspreiden zich in het lichaam via de bloedbanen. ‘Schimmels draag je altijd bij je, maar het groeiproces vindt enkel plaats als je echt ziek bent. Kankerpatiënten bijvoorbeeld zijn daarvoor veel vatbaarder’, aldus dr. Jan van der Linden, onderzoeker in het Radboudumc. De meeste schimmels bevatten kleine hoeveelheden van de giftige stof mycotoxine. Van sommige soorten kunnen twee sporen met deze stof al dodelijk zijn, maar er zijn ook organismen waarvan je er een miljoen moet inademen voordat er iets gebeurt. Of dit resulteert in een weekje diarree of echt doodziek worden, hangt af van de hoeveelheid en aard van de binnen gekregen schimmelsoort. Geen reden tot paniek, met een goed immuunsysteem zul je daar weinig last van hebben. ‘Als je schimmel eet, poep je die normaal gesproken gewoon uit’, zegt Van der Linden. Schrobben op schimmel Naast studenten zijn schimmels ook dol op bier. ‘In pils zit natuurlijk veel vocht, maar tevens andere stoffen die schimmels lekker vinden. Het alcoholniveau is te laag om de organismen tot last te zijn, dus is het een zeer geschikte omgeving om te groeien’, zegt Op den Camp. Schimmels stellen geen hoge eisen aan hun leefomgeving. Hun smerige haren kunnen overal groeien. De aanwezigheid van een paar schimmelcellen of sporen is genoeg om verder te groeien waardoor de bestrijding moeilijk wordt. ‘Schimmels zijn een hogere levensvorm. Bacteriën kun je bestrijden met een remmende stof die niks met hoger leven doet. Bij schimmels kan dit niet en daarom kan het bestrijdingsmiddel ook gevaarlijk zijn voor jezelf’, legt Op den Camp uit. Wat kun je wel doen tegen deze ongewenste gasten? Het enige wat helpt is desinfecteren om sporen tegen te houden. Je kunt je moeder af en toe de boel weer laten schoonmaken of zelf de handen uit de mouwen steken. ‘Een paar keer per week afwassen kan geen kwaad,’ geeft Op den Camp toe. Bekijk hier de overige artikelen uit de maart-ANS.

 

Lees meer

Brussel heeft eigen Stapel

Onze benedenburen doen mee met de trend: ook zij hebben nu een wetenschapsfradeur voortgebracht. Het is het zwaarste geval van fraude ooit aan een Vlaamse Universiteit, zo meldt De Morgen. Deze biowetenschapper aan de Vrije Universiteit Brussel veranderde jarenlang gegevens in klinische onderzoeken bij patiënten. Hierdoor leken de resultaten indrukwekkender dan ze in werkelijkheid waren. Ook paste hij wel eens data in thesissen van zijn studenten aan. De zaak wordt naar buiten gebracht een dag nadat een rapport verscheen waaruit bleek dat 1 op de 12 Vlaamse wetenschappers wel eens sjoemelt met getalletjes zodat hun hypotheses kloppen. Mark Waer, rector van de Katholieke Universiteit Leuven, zegt geschrokkente zijn van de omvang van dit fraudegeval. Hij wijst op het gevaar van dit soort gerommel voor patiënten. Wanneer artsen hun behandelingen afstemmen op foute onderzoeksresultaten kan dit grote gevolgen hebben. De schuldige wetenschapper is op staande voet ontslagen, maar Waer acht dit niet genoeg en vindt dat strafrechtelijke vervolging in overweging moet worden genomen. De hoge druk om te publiceren wordt vaak aangehaald als reden voor fraude. De wetenschap blijft op dit gebied ook in 2013 falen.

 

Lees meer

Doceerbonus?

Docenten lijken soms net zo weinig zin te hebben in het college als de zaal met gapende studenten. Op Nederlandse universiteiten wordt het geven van goed onderwijs immers nauwelijks beloond en ligt de prioriteit bij het doen van onderzoek. Waarom wordt kundig doceren niet gestimuleerd?

Tekst:Tijs Sikma
Illustratie:
Sascha Wijnhoven

Dit artikel verscheen eerder in de februari-ANS

De wereldvreemde introverte bolleboos en de enthousiaste extraverte leermeester zijn zowel qua persoonlijkheid als kwaliteiten tegenpolen. Op een universiteit moeten docenten echter zowel onderzoek doen als onderwijs geven. De prioriteit ligt meestal bij het onderzoek: zoveel mogelijk publiceren en het binnenhalen van financiering. Hoogleraren die intensief en cruciaal onderzoek doen, ervaren onderwijs soms als een last. Studenten worden daardoor vaak opgezadeld met docenten die plichtmatig hun colleges afraffelen of niet in staat zijn stof helder over te brengen en studenten bij de les te betrekken. Elke student krijgt wel eens te maken met dit kaliber docent: de ongemotiveerde droogkloot die nasaal zijn powerpointje voorleest. Het geven van goed onderwijs vormt echter de basis van een universiteit en zou ook als zodanig beloond moeten worden.

Onderwijsverplichtingen
Het is niet zo gek dat docenten vaak zo weinig bevlogen zijn bij hun colleges. Op de Radboud Universiteit worden docenten nauwelijks veroordeeld voor het geven van slecht onderwijs, maar vooral ook niet gestimuleerd goed onderwijs te geven. De enige verplichte kwalificatie die docenten op de RU moeten hebben, die garandeert dat ze goed onderwijs geven, is de Basiskwalificatie Onderwijs (BKO). Bizar genoeg heeft ongeveer een kwart van de vaste medewerkers deze kwalificatie niet. Cristel Claas, Coördinator BKO op de RU, vertelt dat “een meerderheid hiervan bestaat uit hoogleraren die bijna met pensioen gaan, maar dat ook een deel hiervan bestaat uit onderzoekers die voor het behalen ervan worden vrijgesteld.” Daarnaast heb je deze kwalificatie voor altijd. Een docent kan dus na het behalen ervan de kwaliteit van zijn onderwijs straffeloos laten verwateren. Een docent kan daarnaast vrijwillig nog extra cursussen volgen om diens onderwijs te verbeteren. Maar deze zijn niet verplicht. Nadat een docent het BKO heeft behaald wordt hij ook niet opnieuw hierop getoetst. Naast dat er voor docenten geen verplichtingen zijn, die een constante kwaliteit van hun onderwijs garanderen, worden zij hierop ook niet beloond. In Eindhoven en Groningen zijn de universiteiten bezig met het ontwikkelen van een apart carrièrepad voor onderwijsdocenten. Claas laat echter weten dat de RU hier in het algemeen nog geen stappen in heeft gezet. bizhubC554-31-20150121105754 Een last
Docenten zien onderwijs geven vaak zelf ook als een last, doordat het doen van onderzoek veel belangrijker is voor hun loopbaan. Volgens Bas van de Meerakker, molecuulfysicus aan de RU, is onderzoek bijna altijd doorslaggevend voor een universitaire carrière, al is de situatie de laatste jaren wel verbeterd. ‘Bij benoemingen wordt wel degelijk gekeken naar de kwaliteit van het onderwijs. Ik weet dat er ook wel eens benoemingen niet door zijn gegaan, doordat het onderwijs onvoldoende was, terwijl het onderzoek goed ging. Toch kan men niet ontkennen dat er een zekere asymmetrie in het systeem zit: mensen die heel goed zijn in onderzoek, maar niet in het geven van onderwijs, kunnen ver komen op een universiteit. Andersom geldt dit niet.’

Uit een rapport van het Rathenau Instituut, een onderzoeksorganisatie die zich bezighoudt met wetenschapsbeleid en innovatie, blijkt dat verreweg de meeste docenten op de universiteit voorrang geven aan het doen van onderzoek. Onderwijs geven vinden ze veel minder belangrijk. Laurens Hessels, onderzoeker van het Rathenau, denkt dat dit vooral komt doordat onderzoek veel meer beloond wordt. Het talentbeleid op de universiteit kijkt volgens Hessels nauwelijks naar onderwijsprestaties, maar is vooral gekoppeld aan hoeveelheid publicaties, citaties en het binnenhalen van financiering. Daarnaast denkt hij dat onderzoek binnen de universiteitscultuur meer prestige geeft. ‘Wetenschappelijk personeel is ook lid van een internationale wetenschappelijke gemeenschap. Daar gaat het natuurlijk vooral over het onderzoek en niet over onderwijs.’

Een universitair docent doorloopt volgens Hessels ook een opmerkelijk carrièrepad: ‘Je begint met promoveren, waar je vooral onderzoek doet en als postdoc ook. Pas als universitair docent krijg je met veel onderwijstaken te maken. Als promovendus of postdoc ben je vaak eerst heel gemotiveerd geraakt en heb je een onderzoekslijn bepaald, waarna je plotseling heel veel onderwijs moet geven.’ Volgens Van der Meerakker ervaren daarom vooral promovendi, die zich meestal volledig op hun onderzoek willen richten, de onderwijsbelasting als erg hoog. Zeker als je dit vergelijkt met het buitenland. ‘Af en toe heerst de indruk dat promovendi worden gebruikt om goedkope docenten voor de klas te hebben staan.’

Hessels denkt dat universitaire onderzoekers meer belang zullen hechten aan het geven van onderwijs, als de beloningsstructuur hierop wordt aangepast. Ook Claas ziet hier mogelijkheden: ‘Ik kom vaak docenten tegen die zeggen dat ze eigenlijk het liefste alleen maar onderwijs willen geven.’ Deze mensen worden hierin echter geremd. Wanneer het geven van goed onderwijs meer wordt gestimuleerd, zullen docenten colleges geven minder snel als een last ervaren en zich er meer voor inzetten. Aan de Radboud Universiteit zou een apart carrièrepad voor onderwijsdocenten, zoals in Groningen en Eindhoven hiervoor een oplossing kunnen zijn. Op dit moment wordt de docent namelijk nauwelijks door de universiteit gecontroleerd en gestimuleerd om zich in te zetten voor het geven van beter onderwijs. Het doen van onderzoek heeft uiteindelijk weinig zin als de kennis niet wordt doorgegeven.

 

Lees meer

Docenten met tijdelijke aanstelling presteren beter

Recent onderzoek heeft aangetoond dat docenten met een tijdelijk contract beter presteren dan hun collega's met een aanstelling voor onbepaalde tijd. De resultaten van dit onderzoek werpen een nieuw licht op de discussie die wordt gevoerd over tijdelijke contracten in de wetenschappelijke wereld. In de Verenigde Staten werd voor het eerst gebruik gemaakt van de zogeheten tenure track, een systeem dat ervoor zorgt dat docenten ontslagbescherming krijgen en voor onbepaalde tijd worden aangenomen. De laatste jaren is het aantal docenten en wetenschappers met een dergelijke aanstelling drastisch afgenomen, wat heeft geleid tot ophef binnen de academische wereld. Zo ziet de Vakbond voor de Wetenschap (VAWO) deze ontwikkeling als een bedreiging voor de wetenschap. Toch blijkt uit de resultaten van bovengenoemd onderzoek dat wanneer puur naar de kwaliteit van docenten wordt gekeken, deze tijdelijke contracten geen probleem vormen. Het tegendeel lijkt waar te zijn: docenten die niet in vaste dienst zijn weten meer studenten te overtuigen om aansluitende vakken in hetzelfde vakgebied te volgen dan docenten met een vaste aanstelling. Hoewel de uitkomsten zorgen voor een interessante kijk op de zaak, zijn er een aantal kanttekeningen te plaatsen bij het onderzoek. De wetenschappers keken naar ruim vijftienduizend studenten die tussen 2001 en 2008 studeerden aan de Northwestern University. Ondanks dit enorme aantal zijn de uitkomsten moeilijk te generaliseren. Er werden alleen eerstejaarsvakken meegenomen in de analyse, waardoor geen uitspraken gedaan kunnen worden over de effecten bij meer gevorderde cursussen. Bovendien is Northwestern een prestigieuze universiteit, wat het makkelijker maakt capabele docenten aan te trekken. In Nederland is een soortgelijk grootschalig onderzoek nog niet uitgevoerd, de precieze effecten van tijdelijke contracten aan de RU zijn dan ook niet vast te stellen.

 

Lees meer

Driedubbel Einstein

Einstein zette in 1916 de natuurkunde op haar kop met zijn idee van ruimtetijd. Nu, bijna honderd jaar later, komt RU-wetenschapper Walter van Suijlekom met een baanbrekende aanvulling op Einsteins werk, die ingrijpend kan zijn voor de manier waarop wij de wereld zien. Tekst: Kiki Kolman Foto's: Mirte ten Broek Illustratie: Luuk van Rangelrooij Als de voorspellingen van RU-wetenschapper Walter van Suijlekom (35) en zijn buitenlandse collega’s kloppen, is dit baanbrekend. De wereld steekt dan natuurkundig anders in elkaar dan werd gedacht. Neem de ANS die je nu in je handen hebt. Als je één punt op het papier neemt en dit onder hoge energie inzoomt, neem je niet langer één maar drie punten waar. Dit komt omdat de ruimtetijd zoals Einstein deze bijna honderd jaar geleden bedacht niet uit één maar uit drie lagen bestaat. Dat stelt Van Suijlekom in zijn nieuwe theorie. Genoeg reden voor ANS om de RU-wetenschapper op te zoeken in zijn kantoor in het Huygensgebouw, waar hij zich als mathematisch fysicus bezighoudt met de wiskunde achter natuurkundige wetten. Momenteel heeft Van Suijlekom zich vastgebeten in Einsteins ruimtetijd. Hierin beschouwt de beroemde grijsaart ruimte en tijd als één geheel. Het model bestaat daarom uit vier dimensies: diepte, breedte, hoogte en tijd. Van Suijlekom stelt nu dat er niet één, maar drie van deze ruimtetijden naast elkaar bestaan. Verwerpt u hiermee Einsteins theorie? ‘Nee, mijn visie is een aanvulling. Einstein kwam met het idee van gekromde ruimtetijd om zwaartekracht in een model in te bouwen. Dat dit hem is gelukt is al waanzinnig. ‘Naast zwaartekracht bestaan er nog drie natuurkrachten: elektromagnetische kracht en zwakke en sterke kernkracht. Deze werden in Einsteins model niet beschreven. Met mijn theorie neem ik deze krachten nu op in het model door te stellen dat voor iedere kracht een eigen ruimtetijd bestaat. Oftewel: de ruimtetijd bestaat uit drie lagen.’ Walter Figuur1 kleinHet Drie ruimtetijden, betekent dat ook drie parallelle werelden? ‘In zekere zin wel, al zullen wij als mens nooit iets van die parallelle werelden merken. Dit is een fysisch model dat de werkelijkheid beschrijft. De drie lagen zitten heel dicht op elkaar. Als mens kunnen wij deze niet onderscheiden, onze atomen zijn te vet om van de ene naar de andere laag te springen. ‘Alleen heel fijne deeltjes kunnen zich tussen de lagen bewegen. Het Higgsdeeltje is zo’n fijn deeltje en is in staat te verspringen tussen de lagen van de zwakke kernkracht en de elektromagnetische kracht. Dit betekent dat als je met behulp van een deeltjesversneller heel ver inzoomt op een punt, je op een gegeven moment niet één maar twee puntjes ziet. Dit komt omdat het Higgs de twee lagen kan onderscheiden.’ Het inmiddels beroemde Higgsdeeltje is alleen onder grote energie zichtbaar. Vorig jaar namen wetenschappers in Genève met gebruik van een reusachtige deeltjesversneller eindelijk iets waar wat verdomd veel op dat langverwachte deeltje leek. Het gevonden partikel bleek echter lichter dan voorspeld. Dit doet sommige wetenschappers vermoeden dat er een nog onontdekt zwaarder deeltje bestaat dat pas onder nog hogere energie zichtbaar is, het zogenoemde sigmadeeltje. Dit sigmadeeltje vormt een belangrijk onderdeel van Van Suijlekoms theorie. ‘Het heeft de eigenschappen om te verspringen van de elektromagnetische kracht naar de laag van sterke kernkracht, die laatste laag kan door het Higgs niet worden bereikt.’ Zo kan het sigmadeeltje, als wij het zouden zien, het derde punt blootleggen bij inzoomen op deze pagina. Niet alle wetenschappers zijn overtuigd van het bestaan van het sigmadeeltje en zien het als een makkelijke manier om een gat in de theorie op te vullen. Is dit terecht? ‘Ik vind het juist het sterkste punt van mijn model. De theorie doet nu namelijk een voorspelling. Ik heb nu aan de hand van meetkunde beredeneerd dat dit deeltje er moet zijn. ‘Vóór mij voorspelden fysici al het bestaan van het deeltje, maar in de natuurkunde kun je nagenoeg alles opschrijven wat aan bepaalde mooie eigenschappen voldoet.’ Er kan nu dus worden geconcludeerd dat het sig- madeeltje bestaat? ‘Wiskundig gezien wel. Fysisch gezien is er natuurlijk maar één manier om aan te tonen dat iets klopt en dat is door middel van het experiment. ‘Op aarde zul je het sigmadeeltje echter nooit vinden, omdat er te veel energie nodig is om het waar te nemen. Je zou dan een ongelofelijk grote deeltjesversneller moeten bouwen, maar dat ding in Genève was al zo duur. Gelukkig hebben we de sterrenkunde. In het heelal zijn hopelijk wel de benodigde hoge energieën te vinden. Door processen daar te observeren kunnen we wellicht het sigmadeeltje waarnemen.’ walter1Van Suijlekom rondde zijn moeilijke, wiskundige be- rekening af tijdens een bezoek aan Bures-sur-Yvette, een dorpje nabij Parijs. Hier had hij in cafés een aantal ontmoetingen met de inmiddels 66 jaar oude wiskundige Alain Connes. Geïnspireerd door zijn aanwezigheid wist hij een abstracte getallenbrij om te zetten tot een voorspelling over de natuurkundige werkelijkheid. ‘Dat zijn de mooiste momenten, als je theorie helemaal sluitend blijkt. We waren allebei weer als schooljongens die enthousiast voor een bord stonden te juichen dat alles klopte.’ Stonden er de volgende dag hordes journalisten op de stoep? ‘Nee, er gaat een hele tijd overheen voordat zoiets is gepubliceerd en bovendien wordt dit maar door een kleine groep gelezen. Uiteindelijk heb ik veel positieve reacties gekregen en ik heb inmiddels ook wat journalisten van populairdere media gesproken.’ ‘Opvallend is dat ik van natuurkundigen vaak reacties krijg als “waarom kennen wij deze theorie niet? Dit zegt iets over ons vakgebied!”. Er schort veel aan de communicatie tussen de wiskunde en de natuurkunde.’ Een deel van de natuurkundigen is bovendien sceptisch en betwist het bestaan van drie ruimtetijden. Waar komt dit wantrouwen vandaan? ‘Fysici krijgen met deze informatie nogal wat op hun bord en daarbij sluit de taal die wij als wiskundigen spreken nog niet helemaal aan bij dat van hen. Waar zij voorspel- lende modellen willen bouwen, houden wij ons meer bezig met de fundamenten van een theorie. ‘Omdat vanuit mijn model wel voorspellingen gedaan kunnen worden, hoop ik die brug te slaan. Ik organiseer bijvoorbeeld een conferentie waar wiskundigen en natuurkundigen zich samen over de problematiek van mijn theorie zullen buigen.’ Welke problemen brengt deze theorie dan met zich mee? ‘Mijn theorie maakt net als Einsteins ruimtetijd onderdeel uit van de klassieke zwaartekrachttheorie. Een van de grootste problemen in mijn vakgebied is dat deze ideeën haaks staan op de beginselen van de kwantummechanica.’ Kwantummechanica stelt dat in de kleinste deeltjes van materie geheel andere natuurwetten gelden dan in de rest van de ruimte. ‘Dit vormt een probleem als je bijvoorbeeld kijkt naar zwarte gaten. Een zwart gat is in feite één punt en dus gelden hier de wetten van de kwantummechanica. Tegelijkertijd heeft dit punt heel veel zwaartekracht en dus moeten ook onze theorieën van toepassing zijn. Deze twee spreken elkaar echter tegen.’ Al sinds het ontstaan van beide theorieën in de jaren twintig breken wetenschappers hun hoofd over het rijmen van de twee, nog altijd zonder succes. Van Suijlekom: ‘Dit is eigenlijk een wiskundig probleem. Er ontbreekt nu een schakel. Omdat de wiskunde achter kwantum zo moeilijk is, maar de theorie hier wel mee zal moeten stroken, moeten we ons daar eerst over buigen.’ Bekijk hier de overige artikelen uit de oktober-ANS.

 

Lees meer

Koeien leveren alternatieve Nobelprijs op

Gisteravond zijn de alternatieve Nobelprijzen uitgereikt. Hierbij is ook een Nederlandse wetenschapper in de prijzen gevallen. De zogenaamde Ig Nobelprijs wordt vergeven aan de wetenschappelijke studie die eerst aan het lachen maakt en vervolgens aanzet tot denken. Bert Tolkamp, verbonden aan Scotland's Rural College, deed onderzoek naar het gedrag van koeien. Samen met zijn collega's kwam hij er achter dat hoe langer een koe heeft gelegen, des te groter de kans is dat die koe snel zal opstaan. En als een koe eenmaal staat, dan is het moeilijk te voorspellen hoe snel die weer zal gaan liggen. Voor dit onderzoek werden 73 koeien uitgerust met sensoren en werden de beesten in de gaten gehouden met camera's. Sinds 1991 wordt de prijs vergeven en zijn er al veel opmerkelijke onderzoeken de revue gepasseerd. Zo heeft de latere Nobelprijswinnaar André Geim in 2000 de prijs gekregen voor een onderzoek naar het laten zweven van kikkers met magneten. In 2003 werd de alternatieve Nobelprijs door een andere Nederlander opgehaald, Cees Moeliker werd beloond voor zijn onderzoek naar homoseksuele necrofilie bij de eend. Over een maand worden de echte Nobelprijzen uitgereikt.

 

Lees meer

Mindf*ck: illusie zonder glittergordijntjes

Met zijn nieuwe programma Mindf*ck verbaast illusionist Victor Mids (27) de kijker keer op keer met het onmogelijke dat mogelijk wordt. In Mindf*ck combineert Mids wetenschap met illusie. ANS bevraagt de goochelaar over zijn programma, de kritiek hierop en de kracht van illusie. ‘Ik ben de baas tijdens de illusie, want ik bepaal als performer hoe jouw beeld van mij zal zijn.’ Tekst: Evy van der Aa Foto’s: Fiona Müller ‘Mijn linkerkant is de beste voor foto’s, hoewel dat vandaag waarschijnlijk tegenvalt door mijn verkoudheid’, grapt Victor Mids in Noorderlicht, een café aan de NDSM-werf in Amsterdam. De arts en illusionist heeft vandaag vier interviews op de planning staan, al lijkt hem dat ondanks zijn verkoudheid weinig te doen. De jonge goochelaar oogt ontspannen, terwijl hij nog een hap neemt van zijn carrot cake. In zijn programma Mindf*ckcombineert de recent afgestudeerde arts wetenschap met illusie om mensen verwondering te laten ervaren. In acht afleveringen wisselt Mids vingervlugge trucs af met het mentaal beetnemen van BN’ers. Volgens Mids introduceert hij in zijn programma een nieuwe manier van goochelen. In iedere aflevering wordt een populair wetenschappelijk thema aangestipt, waaraan Mids het verhaal rondom een truc ophangt. De trucs met een wetenschappelijke achtergrond worden afgewisseld door snelle visuele trucs, die zowel in het museum, de ijsbaan, restaurants en op straat worden uitgevoerd. Mids’ passie voor illusie is al in zijn jonge jaren ontstaan, toen hij de goocheldoos Hanky Pankykreeg. ‘Op het moment dat ik die goocheldoos kreeg, vond ik het meteen gaaf dat je binnen tien minuten iets kan wat een ander niet snapt.’ Het bleef voor Mids niet bij deze ene trukendoos, illusie werd een diepgewortelde passie. Na zijn deelname aan het programma De nieuwe Uri Geller, maakte Mids dit jaar zijn rentree op de buis met zijn eigen Mindf*ck. Interview-langUnique selling point Volgens Mids gaan wetenschap en illusionisme nergens zo samen als in Mindf*ck. ‘Een van de eerste dingen die je als zzp’er leert, is dat je een unique selling point moet hebben. Ik ben arts en illusionist, dat bestond nog niet.’ Voor het bestaan van zijn programma merkte Mids al dat zijn neuromagic aansloeg. ‘Ik was meteen iedere dag aan het werk.’ Na zijn afstuderen besloot Mids met zijn vrienden om een vijftien minuten durende pilot in te leveren bij de omroep AVROTROS. ‘We moesten snel aan de slag, want in een half jaar moesten acht afleveringen worden gemaakt.’ Wat maakt Mindf*ckzo populair en vernieuwend? De trucs die worden gedaan, zijn voor een deel bekend. ‘Illusionisme is een eindig concept, want je kunt maar tien dingen doen die onmogelijk zijn, zoals iets laten verdwijnen, zweven of teleporteren.’ Volgens Mids is in de manier waarop het de trucs brengt, door het verhaal eromheen en door de link die wordt gelegd met wetenschap. ‘Het kernprincipe, dat er iets onmogelijks gebeurt, komt bij alle illusionisten terug, daarin ben ik niet nieuw. Het verhaal rondom de truc is bij mij wel anders. David Blaine, een Amerikaanse illusionist, voerde bijvoorbeeld ook de truc uit met spiegelneuronen, waarbij een persoon een niet bestaande aanraking voelt. Hij deed dat echter in een woonkamer bij een acteur. Ik heb daar een concept omheen gebouwd met ballerina’s.’ De kracht van Mindf*ck schuilt volgens Mids in het simpele: ‘Ik wil niet goochelen met een hele show eromheen zoals Hans Klok dat bijvoorbeeld doet, maar no-nonsense, lekker 2015 en zonder glittergordijntjes of doorgezaagde assistentes.’ De doordachtheid van het programma blijkt wanneer Mids vertelt over de voorbereiding die nodig is voor de snelle trucs. ‘Op het gegeven moment tover ik een kaart onder een ijsbaan. Dat ene moment kost avonden aan besprekingen en voorbereidingen, maar dat is het wel waard.’ Hij refereert hier ook naar de film Now you see me, waarin wordt uitgelegd dat hoe groter de omweg naar de truc is, hoe minder mensen zich kunnen voorstellen dat de goochelaar ooit zover is gegaan om dat te bereiken. De camera speelt ook een belangrijke rol bij het maken van de illusies in Mindf*ck. ‘Het draait bij magic om afleiding, dat is gebonden aan waar iemand naar kijkt. Met drie mensen kan ik prima inschatten waar iedereen met zijn gedachten is. Met een groep van twintig lukt dit ook, maar als een half miljoen mensen naar een programma kijken, kun je ervan uit gaan dat op ieder moment iemand een specifiek deel van het beeld in de gaten houdt. Dan heb ik het nog niet eens over het terugspoelen en opnieuw kijken. De camera’s moeten daarom bewust worden ingezet, zodat er geen geheimen voor de lens zijn.’ Wetenschappelijke kritiek Mids ontving niet alleen lof voor zijn programma. Wetenschappers betichten hem ervan dat hij misbruik maakt van de wetenschap om zijn trucs te verkopen. Mids is het gewend dat mensen zijn illusies analyseren, maar benadrukt dat Mindf*ck geen wetenschappelijk programma is, met zo nu en dan een illusie. ‘Het is honderd procent een illusieprogramma, waarin af en toe populair wetenschappelijke thema’s worden aangestipt om mensen te prikkelen. Ik trek bijvoorbeeld de parel uit Het meisje met de parel, daar is niets wetenschappelijks aan, dat is gewoon een truc. Wel een verdomd goede waar ik heel lang over heb gedaan’, zegt de goochelaar tevreden. De visuele trucs tussendoor noemt Mids het strooigoed. ‘De trucs waarbij ik een populair wetenschappelijk thema aanstip duren wat langer, met de zapgeneratie van nu wil je ook de snelle trucs op straat laten zien. Dat is gewoon leuk om naar te kijken en dat heeft het programma ook nodig. Daar pretendeer ik ook niks, dat is gewoon vingervlugheid of een truc.’ In een van de afleveringen laat Mids samen met schrijfster Susan Smit een wijnglas springen. Deze truc wordt geïntroduceerd met telekinese, een superkracht waardoor je gedachten een voorwerp kunnen laten bewegen. Mids zegt letterlijk tegen de kijkers dat hij niet in telekinese gelooft. ‘De grap is dat ik daarmee niets afdoe aan de spanning en fascinatie om de truc heen. Ik had namelijk net zo goed kunnen zeggen dat ik wel in telekinese geloof. Daar heb ik goed over nagedacht en ik denk zelfs dat mijn ontkrachting de truc sterker maakt. Daarnaast dek ik me meteen helemaal in, want ik pretendeer niets wat ik niet zou moeten pretenderen.’ Mids zegt dat Nederlanders veel te nuchter zijn om te geloven dat het allemaal wetenschappelijk te verklaren is. Of de kijker gelooft dat het glas spat door telekinese of door iets anders, laat de goochelaar uiteraard in het midden. anderebreed Theatertoekomst Mids vindt het belangrijk dat de trucs uit het programma ook in real lifekunnen. Dat is ook belangrijk, omdat hij met zijn illusies de theaters in wil. ‘Als we straks de theaters ingaan, dan kan ik niet met een vingerhoedje aan komen zetten, terwijl ik op tv een schoen in een gitaar ram.’ In de theaters wil hij zichzelf op een nieuwe manier neerzetten, maar hier wil Mids nog niets over zeggen. Over een eventueel vertrek naar Amerika is ook nog geen sprake. ‘Ik vind het heel gaaf dat het programma in Nederland aanslaat, maar laten we niet te hard van stapel lopen. Ik blijf een bescheiden Nederlandse jongen.’ Zo bescheiden blijkt Mids echter niet, wanneer hij over zijn hoogste doel vertelt. ‘Ik wil dat mensen over een paar jaar bij illusionisme of goochelen meteen aan Victor Mids denken. Nu worden vaak Hans Klok en Hans Kazan genoemd. Daar ga ik gewoon hard voor werken.’

 

Lees meer

Nederlanders hebben vertrouwen in wetenschap

Door commotie over frauderende wetenschappers en valse onderzoeken de afgelopen tijd, rees het vermoeden dat de Nederlander het vertrouwen in de wetenschap had verloren. Dit blijkt echter allemaal wel mee te vallen, zo blijkt uit een onderzoek van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (.pdf). In het onderzoek onder 801 Nederlanders moesten van acht instituties aangegeven worden hoeveel vertrouwen de respondenten erin hadden. Naast de wetenschap werd er ook gekeken naar grote ondernemeningen, de Tweede Kamer, vakbonden, rechtspraak, televisie, kranten en de regering. Hierbij kwam de rechtspraak op een tweede plaats na de wetenschap. De regering geniet het minste vertrouwen onder de groep ondervraagden. Het was de eerste keer dat de wetenschap bij dit onderzoek als een van de instituten is gebruikt en er valt dus niet veel te zeggen of het vertrouwen groter of kleiner is geworden.

 

Lees meer

NWO wil snellere open access

Volgens de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderwijs (NWO) duurt het te lang voordat wetenschappelijke artikelen gratis en voor iedereen te lezen zijn. Om dit op te jagen, worden de regels voor het publiceren van onderzoeksresultaten vernieuwd. NWO vindt dat resultaten van onderzoek dat gefinancierd is met publieke middelen vrij toegankelijk moeten zijn. NWO-onderzoek zal in de toekomst meteen, zonder embargoperiode online voor iedereen verkrijgbaar zijn. De voorzitter van de NWO, Jos Engelen, zegt dat de opmars van open access gestaag en onomkeerbaar is. 'Daarom is het goed als alle betrokken partijen stappen blijven zetten.' Ook vervolgonderzoek en toepassingen moeten vrij toegankelijk worden. Deze kennis kan door open access worden gebruikt door onderzoekers, bedrijven en maatschappelijke instellingen. De Radboud Universiteit probeert open access te bevorderen met Radboud Repository, een onderdeel van de landelijke bewaarplaats voor wetenschappelijke artikelen. In de database zijn meer dan honderdduizend Nederlandse publicaties te vinden, die wereldwijd toegankelijk zijn.

 

Lees meer

Rapport Stapel: wetenschap faalde

'De kritische functie van wetenschap van laag tot hoog heeft gefaald.' Dat is de belangrijkste conclusie uit het rapport van de commissie Levelt, over de megafraude van fopwetenschapper Diederik Stapel. In het eindrapport, dat hier te lezen is, staat dat met zekerheid kan worden gezegd dat de sociaal-psycholoog in 55 onderzoeken fraude heeft gepleegd, in tien artikelen is een sterke aanwijzing gevonden dat er fraude is gepleegd. De onderzoekscultuur binnen de sociale psychologie krijgt er echter het meest van langs. Stapel fraudeerde al in 2004 en het heeft tot september vorig jaar geduurd voordat er aan de bel werd getrokken. 'Slodderwetenschap', zo noemt Levelt dat. 'Er zitten publicaties bij die het hele reviewproces van toptijdschriften hebben doorlopen en waar een leger van reviewers bij betrokken is geweest', aldus de voorzitter. Het werk van drie co-auteurs van Stapel moeten nader worden onderzocht, zij deden wellicht met opzet mee aan de fraude. Stapel zal van zich laten horen om 15.00 uur, dan geeft hij een verklaring af aan de NOS.

 

Lees meer

Spinozapremie voor Mikhail Katsnelson

De prestaties van Nijmeegse bètawetenschappers blijven prijzen in de wacht slepen, zo meldt de Gelderlander. In drie jaar tijd sleept de oorspronkelijk uit Rusland afkomstige hoogleraar theoretische natuurkunde aan het Institute for Molecules and Materials van de RU Mikhail Katsnelson de vierde Spinozapremie binnen. Het werk van de Russische fysicus zou onmisbaar geweest zijn voor het onderzoek naar grafeen dat André Geim en Konstantin Novoselov in 2010 de Nobelprijs voor natuurkunde opleverde. De stof grafeen is, hoewel slechts één atoom dik, het sterkste materiaal op aarde. Het prijzengeld van 2,5 miljoen euro wil Katsnelson voor een groot deel gaan besteden aan verder onderzoek naar de populaire natuurkundige stof. Wanneer Katnelson geen natuurkunde bedrijft, schrijft hij poëzie. In juli zal er in Rusland voor het eerst een speciale poëzie-avond worden georganiseerd waarin zijn gedichten centraal staan. (Voor hen die de Russische taal beheersen, is zijn hele bundel hier te lezen.)

 

Lees meer

Stigmatiserend EU-vrouwenfilmpje slaat de plank mis

Het zou prima in een reclameblok tussen Grey's Anatomy en Gillmore Girls passen, om een nieuw cosmeticaproduct van l'Oréal Paris aan te prijzen. Het promotiefilmpje dat vrijdag gelanceerd werd door de Europese Commissie had echter een heel ander doel. Met de campagne 'Science: It's a girl thing!' probeert de commissie meisjes te motiveren voor een technische studie. Daarvoor zullen ze met iets anders moeten komen dan een filmpje waarin alle vooroordelen over vrouwen worden uitgemolken. Op Twitter werd geen spaander heel gelaten van de campagne. Het filmpje zou seksistisch en beledigend zijn en resulteerde in de hashtag #realwomanofscience. Daarop werd het filmpje offline gehaald. Hieronder het gewraakte filmpje. Kijk uit, het glazuur spat spontaan van je tanden.

 

Lees meer

Topvrouwen in de wetenschappelijke wereld (2)

Afgelopen zaterdag verscheen deel een van dit drieluik over vrouwen in de wetenschappelijke wereld op ANS-online, waarin de feiten en cijfers over de man-vrouw verhoudingen in de wetenschap uiteen werden gezet. Nog altijd studeren jaarlijks meer meisjes dan jongens af aan Nederlandse universiteiten, terwijl vrouwen sterk ondervertegenwoordigd blijven in wetenschappelijke functies. In 2010 was het percentage vrouwelijke hoogleraren aan Nederlandse universiteiten nog gemiddeld 13,4 procent, tegenover 16,5 procent aan de Radboud Universiteit. Vandaag in deel twee van deze leadstory nemen we het beleid van de RU ten aanzien van de vrouwelijke vertegenwoordiging verder onder de loep. Een belangrijk document in het beleid van de RU vormt de Charter Talent naar de top dat in 2009 door diverse universiteiten werd ondertekend. In de Charter is vastgelegd dat universiteiten eens in de drie of vijf jaar hun beleid moeten formuleren om de toestroom van vrouwen te vergroten, en deze jaarlijks evalueren. In het Strategisch Plan 2009-2013 worden de belangrijkste doelstellingen van de RU op dit gebied geformuleerd, voornamelijk gericht op het verhogen van het aantal vrouwelijke universitair hoofddocenten en hoogleraren. Het formuleren van streefcijfers is een van de onderdelen van de Charter, bij de RU zijn deze gesteld op 22 procent vrouwelijke hoogleraren en 28 procent vrouwelijke universitair hoofddocenten eind 2013. Een van de speerpunten van de RU is de praktijk rondom benoemingsadviescommissies. Uit onderzoek van Marieke van den Brink blijkt dat de kans op het benoemen van vrouwelijke hoogleraren aanzienlijk toeneemt wanneer er minimaal één vrouw in de commissie plaatsneemt. Daarnaast vinden veel benoemingen nog achter gesloten deuren plaats waarbij netwerken en informele contacten een belangrijke rol spelen – iets waarbij vrouwen doorgaans minder kans maken, zo blijkt uit het onderzoek. Het opnemen van minimaal één vrouw in de commissie is tot streefpunt gemaakt bij alle faculteiten. De RU kent hiernaast diverse stimuleringsmaatregelen voor vrouwen. Zo bestaat er de Frye-stipendia reisbeurs voor vrouwelijke promovendi die onderzoek willen doen over de grens en zijn er verschillende stimuleringspremies voor postdoc’s, docentes en onderzoeksters. Tevens is een activiteitenplan opgesteld in samenwerking met de faculteiten, waar een pilot mentoring & coaching een belangrijk aspect van is. In 2010 is begonnen met deze pilot voor talentvolle vrouwelijke wetenschappers, waarbij vrouwen een mentor (vaak een hoogleraar of directeur) krijgen aangewezen die hen begeleidt bij praktische zaken in hun wetenschappelijke carrière. In het najaar van 2011 werd de pilot afgerond, of het vervolg krijgt is nog onduidelijk. Hoewel de RU diverse maatregelen heeft geformuleerd ter stimulering van het aantal vrouwen, zijn recente cijfers en evaluaties moeilijk vindbaar. Begin 2012 zullen tijdens de nieuwjaarspresentatie de nieuwste cijfers worden gepresenteerd. Wellicht zal er dan ook meer bekend worden over de praktijk van diverse beleidsvoornemens. Sinds 2001 bestaat er het Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren op initiatief van alle vrouwelijke hoogleraren aan de RU, als platform voor deze groep en ter bevordering van de positie van vrouwen in de wetenschap. Over de praktijk en ervaringen van dit netwerk kun je morgen meer lezen in het slot van deze leadstory, waarin voorzitter Toine Lagro-Janssen aan het woord komt over topvrouwen in de wetenschappelijke wereld.

 

Lees meer