De Raad der Wijzen: Paul Schnabel

In de Raad der Wijzen wordt steeds een maatschappelijk probleem besproken met een (emeritus-)hoogleraar. Ditmaal Paul Schnabel over sociale cohesie.

Tekst en foto's: Henk Strikkers

Paul Schnabel (63) is de hoogleraar die in het grootste gebouw van de gehele reeks huist. De socioloog is immers naast zijn post als universiteitshoogleraar aan de Universiteit Utrecht eveneens directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau dat inwoont bij het gigantische Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De boekenkast in zijn werkkamer puilt uit van rapporten en boeken; de één in een nog schreeuwerige kleur dan de ander. Op tientallen meters hoogte praat Schnabel over sociale cohesie, de valse hang naar vroeger en de geatomiseerde samenleving.

Het is wellicht interessant om te beginnen met uw voorganger. Arnold Heertje zegt dat een gebrek aan sociale cohesie vooral wordt veroorzaakt door economische specialisatie en verkokering van de maatschappij. Kunt u zich daarin vinden? ‘Dat is een heel economische opvatting van sociale cohesie en niet de terminologie die sociologen zoals ik zullen bezigen. Een sociologische visie zou zijn dat het de mate van samenhang in de samenleving is. Het gaat om wat mensen voor elkaar voelen, in hoeverre mensen zich met elkaar betrokken voelen, in hoeverre ze zich voor elkaar verantwoordelijk voelen en hoe dat alles zich in hun gedrag uit. Als personen alleen maar roepen dat ze zich verantwoordelijk voelen voor elkaar, maar daar geen gevolg aan geven heeft het natuurlijk ook geen zin. Sociale cohesie moet ook uit gedrag blijken. ‘Sociale cohesie heeft ook veel met wederkerigheid te maken, dat is één van de belangrijke factoren die de sociale cohesie bepaalt. Het komt hoofdzakelijk voort uit welbegrepen eigenbelang. Als ik een oogje in het zeil houdt bij mijn buurman als hij op vakantie is, doe ik dat voornamelijk omdat ik ook wil dat hij hetzelfde doet als ik weg ben. Ik wil er op kunnen vertrouwen dat niet heel mijn huiskamer wordt leeggeroofd als ik in het buitenland zit.’

De laatste jaren wordt over sociale cohesie gesproken alsof dit hand over hand afneemt. Klopt dat? ‘Nee. Ik vraag me ook af waar die negatieve toon vandaan komt. Er bestaat in Nederland de behoefte om constant te zeggen dat het vroeger allemaal beter was, terwijl het nu niet aanzienlijk beter of slechter gaat dan voorheen. Toen Nederland bijvoorbeeld nog verzuild was in de jaren vijftig van de vorige eeuw was er natuurlijk binnen die zuilen een enorme sociale cohesie, maar tussen die zuilen totaal niet. Een katholiek ging naar de katholieke bakker, een katholieke school en een katholieke sportvereniging. Denk jij dat ook maar één katholiek zich geroepen voelde om een protestantse bakker van het faillissement te redden? Echt niet. ‘Bovendien willen we nu allemaal wel veel sociale cohesie, maar niet de sociale controle die daar in vroeger tijden altijd mee gepaard ging. Dat is een andere houding dan voorheen.’

Het gaat dus helemaal niet zo slecht met de sociale cohesie in Nederland? ‘Dat ligt er maar net aan of je in een achterbuurt van Amsterdam gaat kijken of in Aerdenhout. In het algemeen kun je echter stellen dat Nederland, net als veel andere relatief kleine samenlevingen als Oostenrijk, Denemarken en Zwitserland, een sterke sociale cohesie heeft. Wij zijn altijd een samenleving geweest met sterke banden, sterke gevoeligheid en een sterke solidariteit. Dat is nu niet anders. Het is alsof je aan een vis het begrip water uitlegt. Die vis weet niet waar het over gaat, totdat er geen water meer is. Dan weet hij pas wat hij mist.’

Waarin uit die sterke sociale cohesie zich dan? ‘Een heel belangrijk punt is vrijwilligerswerk, of de civil society zoals dat tegenwoordig wordt genoemd. Mensen organiseren ongelooflijk veel dingen samen zonder dat de overheid daarbij aan te pas komt. De sportorganisaties, de harmonieorkesten, de schoolbesturen, allen functioneren als vanzelfsprekend door een ongelooflijke inzet van vrijwilligers. Wij vinden dat heel gewoon, maar in andere landen is dat niet zo. In Frankrijk is dat bijvoorbeeld heel lang tegengegaan. De overheid had liever niet dat burgers zich zo verenigden, omdat daar gevaar van uit zou kunnen gaan. ‘Bovendien is Nederland één van de sterkste meritocratieën ter wereld. Ik las laatst in het blad Binnenlands Bestuur een artikel over het gedoe rond islamitische scholen. Iedereen denkt altijd dat het onderwijs zo slecht is, maar het zijn de beheersende beleidsstructuren die niet deugen. Daar zit cliëntelisme in. Dat betekent dat als de school schoongemaakt moet worden je dat aan je neefje overlaat en je neefje betaalt jou dan weer om dat te mogen doen. Dat zijn dingen waar de gemiddelde Nederlander nooit op zou komen, terwijl dat in de meeste landen hartstikke logisch is. Natuurlijk geef je de voorkeur aan mensen die afhankelijk van je zijn. Dat is hun sociale cohesie. Wij vinden dat niet eerlijk. Wij vinden dat iedereen dezelfde kansen moet krijgen en de beste moet winnen. Dat is onze sociale cohesie! ‘Ten slotte is ook de polder- en consensustraditie van belang. Werknemers gaan in Nederland niet meteen staken als ze er niet uitkomen, in tegenstelling tot in landen als Frankrijk en Italië. Als je eens terugdenkt aan de situatie rond Alitalia een paar jaar geleden; daar waren de werknemers bereid om het hele bedrijf kapot te staken omdat men niet wilde terugkomen op de voorheen verkregen rechten. Dat zou in Nederland nooit gebeuren. Het poldermodel is een schoolvoorbeeld van een situatie waarin twee strijdende partijen het algemeen belang boven het eigenbelang laten prevaleren. Dat bij tijd en wijlen het algemeen belang boven privébelangen wordt gezet is typisch voor hoogontwikkelde burgerlijke samenlevingen met een sterke sociale cohesie.’

U noemt het poldermodel als voorbeeld van een sterke sociale cohesie, terwijl de steun daarvoor steeds verder afbrokkelt. Is dat een gevaar? ‘Ik denk dat we er meer aan hebben om goed met elkaar samen te werken en er door compromissen uit te komen, dan door het werk neer te leggen en te gaan staken. Daarom vind ik het heel vervelend dat het begrip compromis een bijklank van slapheid heeft gekregen. Wij zijn een land waar nooit absolute meerderheden gevonden zullen worden, dus een compromiscultuur is onze enige kans.’

Wat zouden de gevolgen zijn van vermindering van sociale cohesie? ‘Misschien is het interessant om eerst te vermelden dat een heel grote sociale cohesie ook niet per definitie goed is voor de samenleving. Het was bijvoorbeeld voor jonge Molukkers een lange tijd heel moeilijk om te gaan studeren, omdat de banden in de Molukse gemeenschap zo sterk waren. Dat gaat na een tijd knellen, hun leven werd te zeer gecontroleerd door familievaders en die stonden niet bepaald te springen als hun zonen of dochters wilden gaan studeren, omdat ze dan de controle kwijt raakten. Zo kan een sterke sociale cohesie ontplooiingskansen aan mensen ontnemen. ‘Maar natuurlijk zijn er ook nadelen verbonden aan een zwakke sociale cohesie. Als het heel ernstig wordt, ontstaat er een zogenaamde geatomiseerde samenleving. In dat geval hebben mensen niets meer met elkaar te maken en verpietert het sociale leven. Je gaat misschien nog wel op bezoek bij je beste vriendin in Haarlem, maar het maakt je niet uit of je buurman zijn vuilnis midden op de staat gooit; dat soort taferelen. Mensen zullen niets meer voor elkaar over hebben, geen vrijwilligerswerk meer doen en geen geld meer geven aan goede doelen. Ik zie dat echter niet snel gebeuren in Nederland. Wellicht neem het wantrouwen tussen mensen nog een beetje toe, maar dat zullen geen gigantische veranderingen zijn.’

Denkt u dat de huidige economische problematiek tot een toenemend individualisme zal leiden? ‘Het is allereerst van belang om individualisme en economisch egocentrisme niet te verwarren. Het proces van individualisering zal pas stoppen als de inkomens echt scherp gaan dalen. Je moet niet vergeten dat individualisering heel duur is, hoezeer het ook wordt nagestreefd. Fysieke individualisering houdt in dat je zoveel mogelijk voor jezelf wil hebben. Inwonen bij een hospita komt bijvoorbeeld nauwelijks nog voor. Studenten willen niet meer inwonen en mensen willen ook geen inwonende studenten meer hebben. Ze hechten zo erg aan hun privacy dat ze het alleen zullen overwegen als ze in desperate geldnood zitten. Je ziet het bijvoorbeeld ook aan de daling in het aantal echtscheidingen. Velen krijgen het huis niet verkocht en als dat al lukt ontvangen ze niet het geld dat ze eigenlijk nodig hebben. Dan zit je dus aan elkaar vast. Dat willen we niet, want we willen onze vrijheid en onze keuzemogelijheden houden. ‘Individualisering zie je ook in het bezit van dure zaken als auto’s of mobiele telefoons. Iedereen heeft tegenwoordig de hele dag mogelijkheden van sociaal contact die tot voor kort niet bestonden. Hier zie je echter dat die vorm van individualisering de sociale cohesie juist versterkt. Door sociale media is het nu veel gemakkelijker om gelijkgestemden of personen met dezelfde hobby te vinden. Er zijn mensen die preken dat personen zich alleen maar meer gaan afsluiten in hun eigen cocon en thuis blijven zitten, maar daar geloof ik niet in. De behoefte aan echt menselijk contact blijft altijd bestaan.'