Inspraak op fluistertoon

Ieder jaar zwoegen studentmedezeggenschappers in mei om stemmen bij elkaar te sprokkelen. De opkomstpercentages bij de medezeggenschapsverkiezingen zijn echter schrikbarend laag. Hoe komt dit, hoe zit de medezeggenschap aan de RU in elkaar en wat zijn verbeterpunten?

Tekst: Erik van Rein en Adrianne Tuk

In de week van 23 tot en met 30 mei zul je ze weer volop zien op de campus. Potentiële studentmedezeggenschappers die om aandacht schreeuwen en met opengeklapte laptops smeken om je stem. Die stemmen hebben ze hard nodig, want studenten weten de gang naar de stembus moeilijk te vinden. De invoering van de wet Modernisering Universitair Bestuur (MUB) in 1997 speelde hierin een grote rol. De student verloor daarmee aanzienlijke invloed op het reilen en zeilen van de universiteit. Waar de academicus in spe voorheen meebestuurde in het College van Bestuur (CvB), verloor zij deze functie en kreeg zij slechts een medezeggenschapsrol. Aan de RU uitte zich dat in een drastische daling van de verkiezingsopkomst voor de Universitaire Studentenraad (USR). Werd in 1996 een opkomst van 35 procent al als absoluut dieptepunt gezien, een jaar na de invoering van de MUB kwam slechts 23,3 procent van de studenten naar de stembus. De laatste jaren stemt ongeveer een kwart van de studenten voor universiteitsbrede medezeggenschap, bij de Facultaire Studentenraden (FSR) en de Opleidingscommissies (OLC) is dit een paar procent hoger. De huidige opkomstpercentages roepen vragen op over de mate van representativiteit, maar er is meer kritiek op de medezeggenschap. Studentvertegenwoordigers zouden niet zichtbaar zijn en, nog belangrijker, te weinig te zeggen hebben aan de RU. Is deze kritiek terecht en hoe kan de positie van de medezeggenschap worden verbeterd?

Recht en raadgeving De studenten die het meest te zeggen hebben aan deze universiteit zitten in de USR en nemen plaats in de Universitaire Gezamenlijke Vergadering (UGV), waarin ook het CvB en medewerkers zitting nemen. De studentgeleding bestaat uit een zestal benoemde leden die studentenkoepels vertegenwoordigen en acht studenten die worden gekozen tijdens de jaarlijkse verkiezingen. De USR poogt de scherpe kantjes van CvB-voorstellen af te slijpen, die veelal de grote lijnen van het universiteitsbeleid betreffen. Daarnaast kan zij met eigen initiatieven komen. Een zwaar middel dat de USR bij bepaalde voorstellen heeft is het instemmingsrecht, dit is een soort vetorecht. Wanneer er wordt besloten over bijvoorbeeld maatregelen betreffende de voorzieningen voor studenten of de financiële ondersteuning van studenten, kan de USR dit besluit tegenhouden en blijft de oude regeling van kracht. Het CvB zal dan met een aangepast voorstel moeten komen. Op facultair niveau liggen de verhoudingen anders. De student is vertegenwoordigd in de Facultaire Gezamenlijke Vergadering. Bij zaken als de Onderwijs- en Examenregelingen (OER), besluiten over de implementatie van de harde knip of de M-in-2-regeling, geldt een scheve stemverhouding. Er hangt slechts een gewicht van 40 procent aan de stem van de student, terwijl de stem van het facultair personeel voor 60 procent meetelt. Het medezeggenschapsorgaan dat het dichtst bij de student staat is de OLC. Waar de FSR en USR bindende stemrechten hebben, kan de OLC niet meer dan advies uitbrengen over alles dat de opleiding aangaat.

‘Geen poot om op te staan’ De huidige voorzitter van de USR, Loeke Salemans, typeert de UGV als een log orgaan dat door de zeswekelijkse vergadercyclus maar moeilijk tot snelle besluiten kan komen. Toch hecht ze grote waarde aan het instemmingsrecht. ‘Het is een dreigmiddel waarmee je het CvB kunt dwingen met een goed voorstel te komen.’ Het is echter jaren geleden dat de USR het CvB terug heeft gestuurd naar de schrijftafel, onder meer omdat de studenten een goede relatie met het bestuur willen behouden. Er is dan ook kritiek of dit wel het beste middel is om het belang van studenten te behartigen. Hoogleraar Arbeidsrecht aan de RU, Leonard Verburg, ziet liever een sterkere adviesrol. ‘Instemmingsrechten leiden tot stroperige besluitvorming, omdat je gewoon “nee” kan zeggen en het CvB met een nieuw voorstel moet komen. Met opbouwende kritiek bereik je meer dan met het instemmingsrecht waarmee je afbrekend kritisch bent. Ik begrijp echter ook dat het moeilijk is om dit op te geven, omdat het een stukje minder inspraak is.’ Uit een rondgang langs de faculteiten blijkt dat studentmedezeggenschappers over het algemeen tevreden zijn met de mate waarin ze gehoord worden. Er worden regelmatig voorstellen van de FSR’en overgenomen door de faculteit. Toch klagen ze allen steen en been over de stemverhoudingen. Zo kwam de M-in-2 regeling bij de Faculteit der Rechtsgeleerdheid er ondanks dat de studentengeleding hier fel op tegen was. Marjolein Verstraten, FSR-voorzitter bij Letteren, verwacht dat zij bij haar faculteit niets te zeggen heeft over hoe de harde knip wordt ingevoerd. ‘Wij hebben met deze stemverhouding geen poot om op te staan.’ Net als de FSR’en zijn ook de OLC’s van mening dat zij serieus worden genomen door de opleidingsorganisatie. Veel OLC’s geven aan geen hinder te ondervinden van het feit dat er slechts een adviesrol is weggelegd voor de studenten. Feit blijft echter dat het formeel gezien een zeer beperkte rol is voor een niveau van medezeggenschap dat zo dicht bij de student staat. De leden van de OLC Sociologie beamen dit: ‘Wij kunnen niet meer doen dan onze mening onderbouwen en adviseren. Dat is niet altijd genoeg om echt een verschil te maken.’ In de praktijk komt het er dus op neer dat het bestuur haar zin kan doordrukken als zij dat wil. Een terugkerend probleem van de medezeggenschap aan de RU op alle drie de niveaus is de zichtbaarheid en terugkoppeling naar de studenten. Lisa Westerveld, oud-voorzitter van de USR en de Landelijke Studentenvakbond, zag dit al in haar tijd en ziet het als oorzaak van de lage opkomstpercentages: ‘Ik kan het me heel goed voorstellen dat studenten niet stemmen omdat ze niet zien wat er wordt bereikt.’

De rol die medezeggenschap aan de RU speelt is beperkt en op de verschillende niveaus valt er nog veel te halen. Wanneer de RU haar studenten serieus neemt, zal ze een omgeving moeten creeëren waarin zij ook daadwerkelijk kunnen meebeslissen over het beleid. Zo zou de USR een sterkere positie kunnen krijgen door een uitbreiding van het instemmingsrecht, waardoor ook in detail mee kan worden beslist over studentenzaken. De scheve stemverhouding op facultair niveau moet zo snel mogelijk worden gelijkgetrokken in zaken die studenten aangaan. Bovendien is het onbegrijpelijk dat de OLC’s slechts een adviesrol hebben, terwijl zij het dichtst op de student staan en als eerste problemen kunnen aankaarten. Daarom zou er een versterkt adviesrecht moeten komen, om te beginnen op besluiten aangaande de OER. Dit alles begint echter bij het vergroten van een zichtbaar medezeggenschapsapparaat. Meer medezeggenschap begint bij meer studentbetrokkenheid, maar de representativiteit staat serieus onder druk als studenten wegblijven bij verkiezingen. Als de medezeggenschappers aan studenten tonen welk verschil zij kunnen maken, is het ook gerechtvaardigd om meer invloed te eisen bij het bestuur.

Illustratie: Mark Vlek de Coningh en Adrianne Tuk

Kijk hier voor de andere artikelen uit de mei-ANS