Haastige spoed...

De Universiteit Leiden heeft een bindend studieadvies (BSA) in het tweede jaar ingevoerd. Studenten kunnen nu na het behalen van de propedeuse alsnog van hun studie worden gestuurd. Wordt deze maatregel een duwtje of een steek in de rug van de student?

Tekst: Gijs Hablous en Lisanne Meinen Illustratie: Rens van Vliet

Wie dit jaar een studie is begonnen aan de Universiteit Leiden moet zich een jaar langer bewijzen dan studenten elders in Nederland. Sinds het begin van dit collegejaar experimenteert de onderwijsinstelling met een bindend studieadvies in het tweede studiejaar. ‘Het is in het belang van de student om sneller af te studeren’, stelt Caroline van Overbeeke, woordvoerder van de universiteit. ‘De maatregel houdt studenten in een actieve houding en voorkomt financiële moeilijkheden.’ Behalve de Universiteit Leiden maken ook het University College Amsterdam en de Gerrit Rietveld Academie gebruik van de mogelijkheid tot experimenteren die onderwijsminister Jet Bussemaker biedt. Nieuwe voltijdstudenten dienen in hun eerste jaar 45 studiepunten (EC) te behalen. Binnen twee jaar moeten de propedeuse en een totaal van 90 EC binnen zijn. De nieuwe regeling zal ongetwijfeld haar doel bereiken en voor een hoger rendement zorgen, maar moet dat wel het uiteindelijke doel zijn? Is het aan een universiteit om voor haar studenten te bepalen hoe zij hun studie inrichten?

Verschoolsing of ontplooiing Een ideale universitaire student zou kritisch, zelfstandig, verantwoordelijk, breed geïnteresseerd en intrinsiek gemotiveerd moeten zijn. Een universiteit zou de ontwikkeling van deze eigenschappen moeten faciliteren. Met haar experiment lijkt Bussemaker deze zelfstandigheid en verantwoordelijkheid echter niet serieus te nemen. Van de huidige student kan worden verwacht dat deze goed in staat is voor zichzelf te beslissen wat van belang is: studietempo of studieresultaten, financiën of extra activiteiten. De ingevoerde maatregelen lijken voor een verschoolsing te zorgen die studenten als op een lopende band door hun studie voert. Volgens Van Overbeeke is hier geen sprake van. ‘Het doel is niet om studenten met dikke brillen en hun neus in de boeken door hun studententijd heen te jagen.’ De woord- voerder meent dat er genoeg tijd is om naast het behalen van de vereiste studiepunten een nevenfunctie te onderne- men, ervan uitgaande dat in het eerste jaar de propedeuse is behaald. De wisselwerking tussen studie en een bestuursfunctie is lastig. Vaak is er sprake van overlappende roosters met verplichte colleges en belangrijke vergaderingen. Mohammed Mohandis, PvdA-kamerlid en tijdens zijn studententijd fervent bestuurder, benadrukt het belang van extracurriculaire activiteiten voor een betere positie op de arbeidsmarkt. Onderzoek van de Landelijke Kamer van Verenigingen (LKvV) bevestigt dit: ‘Sollicitanten met dergelijke ervaring zijn zelfbewuster over hun capaciteiten. Op deze manier kan de werkgever een duidelijk beeld van de sollicitant vormen.’ Studentbestuurders die bang zijn in tijdsnood te komen door de ingevoerde maatregelen kunnen worden vrijgesteld van deelname aan het experiment. Het is echter onduidelijk voor welke activiteiten dit mogelijk is en wat de minimale tijdsinvestering moet zijn om in aanmerking te komen voor een dergelijke vrijstelling. Door deze onduidelijkheden kan de regel erg breed worden geïnterpreteerd. Volgens student Bestuurskunde Marc Hogenhuis, tevens lid van de Universiteitsraad van Leiden, is deze uitzonderingsregeling mede het gevolg van felle discussies in de raad. Hij zegt toe te zullen zien op correcte implementatie van het plan. Mohandis benadrukt dat het hier gaat om een experiment: ‘We moeten zorgen dat het geen glijdende schaal wordt, er moet een eindpunt zijn. Daarnaast wil ik een goede en objectieve evaluatie van het hele project zien, voordat al dan niet wordt besloten tot algehele invoering.’

Unieke studies Wanneer studenten na twee jaar een negatief studieadvies ontvangen, hebben zij het recht een vergelijkbare studie aan een andere onderwijsinstelling te starten. Dat is echter niet mogelijk wanneer zij een studie doen die aan geen enkele universiteit op dezelfde manier wordt aangeboden. Mohandis diende onlangs een motie in waarmee deze zogenaamde unica worden uitgesloten van deelname en de betreffende studenten worden beschermd tegen het experiment. Na een bezoekje aan de website van de Leidse universiteit blijkt echter dat niet alle unieke studies zijn uitgesloten, Islamstudies is volgens de site bijvoorbeeld ‘uniek in Nederland en West-Europa: nergens anders is het mogelijk om alle stromingen van de islam binnen één universitaire opleiding te bestuderen.’ Zo worden meer studies trots aangeprezen, bovendien hebben ze unieke registratienummers in het officiële register van opleidingen (CROHO). Volgens Van Overbeeke bestaan er voor studenten die niet aan de BSA-eis voldoen wel degelijk alternatieven en voldoet Leiden daarom aan de voorwaarden die Bussemaker stelt. ‘Als dit toch niet het geval is, respecteert de instelling de Tweede Kamer niet’, aldus Mohandis.

Onze toekomst De Nijmeegse student hoeft voorlopig niet te vrezen voor de regeling. Hier geldt pas sinds september 2011 een BSA in het eerste jaar van de bachelor. Dat is voor de RU genoeg reden om voorlopig de resultaten nog even af te wachten. ‘De Radboud Universiteit heeft geen concrete plannen om het BSA in te voeren in het tweede en derde studiejaar’, zegt Martijn Gerritsen, woordvoerder van de RU. ‘We vinden het wel een interessant experiment en volgen de ontwikkelingen bij andere universiteiten.’

Een pure rendementsmaatregel als deze past niet in het beeld van de ideale universiteit. Als financiële en politieke drijfveren wegvallen, verdwijnen tevens de belangrijkste redenen voor de proef; idealistische argumenten zijn er nauwelijks. Voor de Leidse proefkonijnen is het misschien te laat, maar laten we voor de rest van de studenten hopen dat het bij een experiment blijft.

Bekijk hier de overige artikelen uit de oktober-ANS.

 

College van de Toekomst

Hoorcolleges lijken de student steeds minder te boeien. Heeft een massaal college nog zin voor de steeds meer individualiserende student? ‘Zonder hoorcolleges kun je net zo goed de universiteit sluiten.’

Tekst: Susan Haasjes

De interesse voor hoorcolleges lijkt met de tijd steeds minder te worden. In januari spuwde Jan Derksen, hoogleraar Klinische Psychologie aan de RU, al veel gif tegen deze onderwijsvorm. In zijn hoorcolleges zouden studenten voornamelijk bezig zijn met ‘gapen, eten en praten’ in plaats van het opdoen van relevante kennis. Volgens hem moet deze collegevorm dan ook worden afgeschaft. Mogelijke alternatieven zijn de kleinschalige werkgroep en het geven van online colleges. Massaal onderwijs heeft ook haar positieve kanten en lijkt van grote waarde. Wat is de toekomst van het klassieke hoorcollege?

Een andere onderwijsvorm Het model van Bales beweert dat er andere, meer succesvolle opties voor kennisoverdracht zijn. Dit model beschrijft een piramide die aangeeft in hoeverre informatie blijft hangen bij verschillende onderwijsvormen. Aan de top bevindt zich het klassieke hoorcollege, waarbij de hoeveelheid stof die blijft plakken slechts 5 procent is. Dit steekt schril af bij discussiegroepen die 50 procent rendement behalen. Maastricht University speelt hierop in en werkt daarom met Probleemgestuurd Onderwijs (PGO). Hierbij studeert men kleinschalig in werkgroepen, om zo studenten er toe te zetten zelf hun kennis uit te breiden. Een regelmatig toetsprogramma ondersteunt deze werkgroepen. Cees van der Vleuten, professor in Onderwijs aan Maastricht University: ‘Het klassieke model, waarbij na een semester van hoorcolleges een tentamen wordt afgenomen, is desastreus en leidt tot uitstel en piekgedrag voor het tentamen. Bij PGO word je gedwongen continu te leren, hierdoor kan een student niet ontsnappen aan onderwijs.’ Momenteel past alleen Maastricht deze manier van informatieoverdracht toe, hier zitten echter haken en ogen aan. Marianne van den Hurk doet aan de RU onderzoek naar de relatie tussen onderwijsmethoden en leerprocessen. Zij beschrijft in een van haar onderzoeken de effectiviteit van PGO ten opzichte van de gebruikelijke academische onderwijsvorm. De resultaten bewijzen dat het volgen van PGO niet effectiever is dan het volgen van conventioneel onderwijs. Daarnaast hebben eerstejaars PGO-studenten veel moeite met het aanpassen aan deze onderwijsvorm. Ze missen zelfregulerende strategieën en zijn bovendien onzeker over welke stof bestudeerd moet worden, waardoor zij relatief vaak falen. De RU heeft al wel geëxperimenteerd met verschillende onderwijsvormen: de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica (FNWI) heeft e-lectures uitgezonden. ‘Uit het aantal studenten dat alsnog aanwezig is bij het hoorcollege blijkt dat de videocolleges niet substituerend werden gebruikt, maar dat studenten het college terugkijken als voorbereiding op het tentamen’, vertelt Noël Vergunst, coördinator van de afdeling Onderwijsondersteuning aan de RU. ‘Een videocollege in plaats van een massaal college zou ik jammer vinden. Dan kun je net zo goed de universiteit sluiten, juist de hoorcolleges maken dat de RU in deze vorm bestaat.’

Het heilige hoorcollege Met honderd man massaal in de collegezaal zitten is niet nutteloos. Vergunst: ‘Studenten ervaren de interactie met docenten als prettig.’ Bij het onderzoek naar de effectiviteit van hoorcolleges moet altijd worden meegenomen dat de functie van het college niet alleen het bijspijkeren van informatie is, zoals het model van Bales suggereert. Het hoorcollege dient volgens Vergunst vooral om te inspireren. ‘Hoorcolleges kunnen heel nuttig zijn als ze goed worden uitgevoerd en op het goede moment worden aangeboden. Deze colleges stimuleren studenten door middel van een enthousiaste docent of een goede inleiding op een vak. Het is wel noodzakelijk dat werkgroepen en opdrachten hier verder op aansluiten.’ Studenten blijven naar hoorcolleges komen, zo laat de pilot bij FNWI zien, maar capabele docenten zijn een vereiste. Daarnaast is een voordeel van hoorcolleges ten opzichte van discussiegroepen het creëren van de rode draad. Het uitsluitend geven van werkgroepen heeft kennisverwerking als doel en laat de student die nog onbekend is met de stof een tijd lang in het duister tasten. Een interessant hoorcollege kan een student aanzetten tot het doen van een fatsoenlijk aansluitend literatuuronderzoek.

Niet met uitsterven bedreigd ‘Men zou er goed aan doen minder tijd en geld te steken in informatieoverdracht zoals hoorcolleges en meer in informatieverwerking’, vertelt Van der Vleuten. Dat het hoorcollege in de toekomst geen schijn van kans heeft naast werkgroepen en videocolleges is echter te ver gegrepen. Hoorcolleges zijn vaak niet aantrekkelijk gepresenteerd, maar zeker niet overbodig. Vergunst: ‘Niet alle hoorcolleges zijn nuttig voor jou als student en ze worden ook niet altijd goed gegeven. In een concentratiedip moet een docent interactief werken om de student te blijven prikkelen.’ Hoorcolleges zijn dus nog niet met uitsterven bedreigd. Individualiserende studenten en de geringe hoeveelheid informatie die blijft hangen na zo’n college zijn niet als probleem aan de orde. Dit is immers niet de functie van het college, maar die van de bijbehorende werkgroep. Hierdoor blijft de student geprikkeld om zelf actief te studeren. Bij een academische opleiding mag worden verwacht dat een student zelf in de stof graaft en hier kan het hoorcollege op inspelen door handvatten te bieden. Een zaal van een paar honderd man blijven boeien is lastig, maar niet onmogelijk. De toekomst van een hoorcollege is gewaarborgd, en daarbij een generatie studenten die aan de lippen van een docent hangt.

Bekijk hier de overige artikelen uit de intro-ANS.

 

Excellent prijskaartje

Het Nederlands hoger onderwijs moet meedraaien in de internationale top. Om dit te bekostigen wil minister Jet Bussenmaker het collegegeld voor topopleidingen fors verhogen. De student moet dus de rekening voor excellentie betalen. Is dit terecht?

Tekst: Janne Gerrits en Kiki Kolman

9000 euro collegegeld per jaar: het lijkt bizar, maar als het aan het kabinet ligt wordt dit mogelijk voor Nederlandse topopleidingen. De wet Kwaliteit in Verscheidenheid regelt onder meer dat excellente opleidingen vijf keer het wettelijk collegegeld mogen vragen. De Tweede Kamer heeft hier al mee ingestemd. Nederland telt momenteel acht topopleidingen voor de crème de la crème der studenten. Een goede zaak, want dit draagt bij aan onze kenniseconomie en creëert een mogelijkheid voor talenten die meer uitdaging zoeken dan de gemiddelde universitaire opleiding hen biedt. Aan die studies hangt echter een flink prijskaartje. De regering wil niet voor deze rekening opdraaien en laat daarom de student betalen. Opleidingen van hoog niveau dreigen minder toegankelijk te worden en topstudenten worden de schulden ingejaagd. Heiligt in dit geval het doel de middelen?

Neusje van de zalm Elke zes jaar trekt de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) langs alle hoger onderwijsinstellingen in Nederland om de kwaliteit van opleidingen te beoordelen. Sinds kort mogen zij ook het keurmerk ‘excellent’ toekennen. Stephan van Galen, coördinator van het accreditatiestelsel bij de NVAO, licht toe: ‘Een opleiding is excellent wanneer zij systematisch en over de volle breedte ver uitsteekt boven de gangbare kwaliteit en zich op nationaal of internationaal niveau een voorbeeld toont. Dat is een strenge eis, niet voor niets wordt deze beoordeling zo weinig toegekend.’ Momenteel mogen slechts een master in Groningen en enkele masters in Leiden met de eer strijken. Voor de zomer zullen nog twee studies zich bij dit lijstje voegen. Waarom heeft Nederland excellentie nodig? ‘Dit is van belang om in de internationale competitie van kenniseconomieën mee te blijven doen’, aldus Frans van Vught van het Center for Higher Education Policy Studies. Nederland staat op dit moment al hoog in de internationale rankings, het algemene onderwijsniveau is dan ook goed. De kwaliteiten van de Nederlandse topstudenten lopen echter achter op die van hun tegenhangers in de rest van de wereld, zo bleek uit een onderzoek van het Centraal Planbureau uit 2007. De Nederlandse politici willen hier verandering in brengen. Michiel Rog, Tweede Kamerlid voor het CDA: ‘De beste opleidingen moeten zich kunnen onderscheiden om de kenniseconomie veilig te stellen. Dat is in het algemeen Nederlands belang.’

Toegang ontzegd Dat klinkt veelbelovend, maar zoals het er nu naar uitziet wordt de student slachtoffer van dit initiatief. Een maximaal collegegeld van 9000 euro is belachelijk hoog. De uitmuntende student wordt zo gedwongen een hoge schuld op te bouwen als zij haar ambities wil nastreven. Daarnaast valt te verwachten dat hogere collegegelden studenten afschrikken en zo de toegankelijkheid van de topopleidingen schaden. Jasper van Dijk, Tweede Kamerlid voor de SP: ‘Er zal een tweedeling ontstaan tussen gewone studenten voor wie deze opleidingen onbetaalbaar worden en studenten die toevallig het geluk hebben dat hun ouders bijlappen.’ Paul van Meenen, Tweede Kamerlid voor D66, sluit zich hierbij aan. ‘We moeten selecteren op talent, niet op financiële middelen.’ Toegankelijkheid zal zeker in het geding komen als het aantal excellente studies toeneemt, waardoor er minder opleidingen tegen wettelijke bedragen worden aangeboden. Dit zou zeer kwalijk zijn indien op die wijze de ‘goedkope’ variant binnen een vakgebied volledig verdwijnt. Van Meenen is hier bang voor. ‘Nu de kosten van excellentie kunnen worden betaald door middel van collegegelden, bestaat er het risico dat meer studies hierop inzetten.’ Van Vught bevestigt dat universiteiten dit zullen najagen: ‘Zij streven altijd naar een betere reputatie, om die reden willen zij graag kunnen zeggen dat ze excellente opleidingen aanbieden.’

Leren is profiteren Het idee om studenten voor de kosten van excellentie op te laten draaien steunt op het profijtbeginsel. ‘Excellente studenten krijgen de mogelijkheid intensiever onderwijs te volgen, dat biedt hen een groot voordeel’, vindt Rog. ‘Kwaliteitsverhoging kost geld en deze lasten moet de universiteit op de student kunnen verhalen.’ Rog is dan ook voorstander van een verhoging, het zij met een maximum van twee keer het wettelijk tarief. De vraag is in hoeverre de topstudent daadwerkelijk profiteert. Het volgen van intensievere colleges, gegeven door hooggewaardeerde docenten, heeft natuurlijk een duidelijke meerwaarde. Toch hoeft dit niet per se te leiden tot toekomstig financieel voordeel. ‘Het is nog niet onderzocht of het volgen van een studie van extra hoog niveau leidt tot meer kansen op de arbeidsmarkt’, aldus Van Galen. Bovendien kunnen opleidingen inhoudelijk wel van zeer hoog niveau zijn, maar dan moet bij de werkgever wel bekend zijn wat het predicaat ‘excellent’ betekent. ‘Omdat het label pas zo kort bestaat, zal het zijn reputatie internationaal nog moeten bewijzen.’ Bij prestigieuze universiteiten als Harvard en Oxford is de baangarantie automatisch hoog. Het valt sterk te betwijfelen of Nederlandse opleidingen ooit eenzelfde status kunnen krijgen. ‘De reputaties van die instellingen zijn nou eenmaal beter dan bijvoorbeeld die van de Radboud Universiteit’, aldus Van Vught. ‘Nederlandse universiteiten horen bij de beste ter wereld, maar we moeten niet denken dat zij nu al op het allerhoogste niveau kunnen functioneren.’ Zonder duidelijkheid over de werkelijke voordelen van het afstuderen aan een excellente opleiding is het verhogen van collegegelden voorbarig. De student loopt zo risico op een hogere studieschuld zonder zekerheid dat dit zich uiteindelijk terugbetaalt. Het kabinet laat studenten onterecht opdraaien voor haar eigen ambities. Het doel van excellentie is bewonderenswaardig, maar de student zou nooit als middel mogen dienen.

Bekijk hier de overige artikelen uit de juni-ANS.

 

Stormloop van studenten

Het enthousiasme onder zesdeklassers om een studie te kiezen is groter dan ooit. De aanmeldingscijfers zijn hoog en open dagen worden platgelopen. Wordt de RU in september overspoeld door een stortvloed aan sjaarzen?

Tekst: Mickey Steijaert

De open dag van de RU werd beter bezocht dan ooit. De broodjes ham en kaas waren niet aan te slepen en de verschillende voorlichtingscolleges leverden propvolle zalen op. Maar liefst 2750 scholieren wisten op 12 april de weg naar Nijmegen te vinden, 10 procent meer dan vorig jaar. In de aantallen scholieren die zich via Studielink alvast hebben aangemeld bij de RU is een nog veel grotere toename te zien. Bij het schrijven van dit artikel stond de teller op een stijging van 2607 naar 3166 scholieren. Deze oplopende cijfers zijn geen uitzondering, door heel het land lijken de universiteiten opeens in trek. De vooraanmeldingscijfers rijzen de pan uit en open dagen worden – zeker in vergelijking met vorig jaar – platgelopen. Dat terwijl het aantal eindexamenkandidaten niet exorbitant hoog is dit jaar. De vraag is waar dit plotselinge enthousiasme van zesdeklassers vandaan komt. Mocht het zo zijn dat de vooraanmeldingen zich daadwerkelijk omzetten in inschrijvingen, dan kan de RU haar borst natmaken: er ontstaat dan een ware stormloop van studenten.

Oriëntatiedruk Het blijkt lastig om de vinger op de zere plek te leggen, pas in oktober zijn de definitieve cijfers voor collegejaar 2013-2014 bekend. Wel wijzen de meeste deskundigen eensgezind op een aantal oorzaken. Peter Huwae, voorzitter van de sectie havo/vwo van de Nederlandse vereniging voor schooldecanen en leerlingbegeleiders NVS-NVL, legt uit: ‘Er worden binnen de studie steeds meer drempels opgeworpen. De Erasmus Universiteit Rotterdam heeft bijvoorbeeld een bindend studieadvies van 60 punten ingevoerd voor het eerste jaar. De schooldecanen geven zulke maatregelen door aan hun leerlingen, zij pikken deze informatie dus ook op.’ Voor de scholieren neemt daardoor het belang van een juiste studiekeuze – en dus ook een vroege oriëntatie – toe. Een tweede oorzaak schuilt in de vervroegde aanmeldingsdeadline in Utrecht. Scholieren die hun studententijd in de Domstad willen doorbrengen moeten al voor 1 mei hun inschrijving in orde hebben. ‘Dat verschil in aanmeldingsdeadlines zorgt voor erg veel onduidelijkheid’, aldus Lotte Savelberg, voorzitter van het Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS). ‘Om sowieso op tijd te zijn zorgen scholieren dat ze zich vroeg genoeg oriënteren.’

Doorstromen naar de studie Niet alleen oriënteren scholieren zich nu eerder, ook zal het aantal eerstejaars waarschijnlijk stijgen. Dit is het gevolg van zesdejaars die dit jaar afzien van een tussenjaar. Vanwege de op handen zijnde afschaffing van de basisbeurs in 2014 denken zij nu wel twee keer na voor ze een jaar gaan backpacken in Australië en tegen de gevolgen van het leenstelsel aanlopen. Gottfried Erdtsieck, voorzitter van de Nijmeegse kring van decanen, lid van de Vereniging voor Schooldecanen en Loopbaanbegeleiders en daarnaast zelf decaan van het Montessori College, ziet dagelijks scholieren hun plannen voor een tussenjaar opgeven. ‘Iedereen gaat rekenen: twaalf maal 250 euro en dat keer vier jaar. Als het dergelijke financiële consequenties heeft om voor een tussenjaar te kiezen, beginnen ze op enkele uitzonderingen na toch direct met de studie.’ Hans Vossensteyn, voorzitter van het Center for Higher Education Policy Studies, ziet parallellen met het Verenigd Koninkrijk. ‘Daar werd in 2010 een verhoging van het collegegeld van 3000 naar 9000 pond aangekondigd. In 2011 en 2012 zijn vervolgens aanzienlijk meer mensen ingestroomd. Precies hetzelfde kun je hier verwachten.’ De scholieren van Erdtsieck zijn dan ook geen uitzondering. Zijn collega’s, zo ook Huwae, zien hetzelfde patroon van scholieren die het tussenjaar overslaan. Beide decanen schatten op basis van eigen ervaringen en die van collega’s de toename in het aantal eerstejaars komend collegejaar op zo’n 10 procent. Dit komt niet alleen aardig overeen met het deel scholieren dat volgens cijfers van ResearchNed normaal gesproken een tussenjaar inlast, maar ook met de stijging van bezoekers van de open dag.

Geen paniek Gegeven deze ruwe schatting kan de RU volgend jaar om en nabij de vierhonderd extra eerstejaars verwachten. Ongetwijfeld zal dit zorgen voor een drukkere Refter en minder vrije pc’s in de UB, maar belangrijker is de vraag of het onderwijs hier onder heeft te lijden. Niet of nauwelijks, zo blijkt. Frans Janssen van de afdeling Marktverkenning, Strategie en Ontwikkeling van de RU geeft aan dat de toestroom in ieder geval de capaciteit van collegezalen niet te boven zal gaan. ‘De studies met volle collegezalen, zoals Rechten en Psychologie, hebben een numerus fixus, die een overdosis studenten voorkomt. De meeste andere opleidingen hebben geen capaciteitsprobleem en zijn waarschijnlijk juist blij met meer studenten.’ Ook wat betreft het aantal docenten is er geen reden tot paniek. Hans Vossensteyn: ‘Tot 2020 wordt een grote stijging in het aantal studenten verwacht. Het is belangrijk dat de universiteiten daar - met de intensivering van het onderwijs in het achterhoofd - een oplossing voor vinden. In dit geval kan het al voldoende zijn om gedurende een collegejaar de focus bij de werknemers wat meer te verleggen van onderzoek naar onderwijs. Er is immers sprake van een golfbeweging, want volgend jaar zal het aantal inschrijvingen weer dalen. Dan kan juist weer meer nadruk worden gelegd op onderzoek.’

Bekijk hier alle andere artikelen uit de mei-ANS.

 

Mastermalaise

De RU lijkt er niet in te slagen haar afgestudeerde bachelorstudenten aan zich te binden voor een masteropleiding. Hoe kan het dat zij haar studenten steeds meer verliest en hoe kan dit worden voorkomen?

Tekst: Cecile Vermaas en Inge Widdershoven

De Radboud Universiteit is niet langer in trek bij masterstudenten, dat is de conclusie die je kunt trekken uit de cijfers die het College van Bestuur (CvB) in maart presenteerde. Vorig jaar verlieten zeshonderd studenten de RU na het behalen van hun bachelordiploma, terwijl slechts 289 studenten van elders zich hier inschreven voor een master. Hoewel het absolute aantal masterstudenten iets steeg, is de netto uitstroom sinds 2009 met bijna 13 procent gestegen, een schrikbarende trend. Nu de afname dit jaar nog groter is dan vorig jaar, is onze alma mater wakker geschud. In zijn nieuwjaarsrede benadrukte Gerard Meijer, voorzitter van het CvB, dan ook dat deze daling een oplossing vereist. Als die remedie uitblijft en de trend doorzet, loopt de universiteit flink wat inkomsten mis. Wanneer het aantal studenten in een bepaalde masteropleiding krimpt, terwijl er nog steeds evenveel docenten nodig zijn, wordt dat onderwijs logischerwijs minder rendabel. In een doemscenario kan dat het einde van een opleiding betekenen. Een aanwezig en reëler nadeel is de flinke imagoschade die de RU oploopt als studenten er geen masteropleiding willen volgen. Tijd om het roer om te gooien, als de universiteit haar waardigheid wil behouden.

Verouderde voorlichting Hoe is het zo ver gekomen? Martijn Gerritsen, woordvoerder van het CvB, legt uit: ‘In het verleden was het vanzelfsprekend dat een bachelorstudent aansluitend een masteropleiding volgde aan dezelfde universiteit. Het lijkt erop dat daaraan een eind is gekomen. We moeten nog bekijken of de groep die de RU verlaat überhaupt doorstudeert.’ Vorig collegejaar is de harde knip ingevoerd. Voor deze invoering konden studenten aan hun master beginnen terwijl ze nog met een been in de bachelor stonden. Zo waren ze al gebonden aan een universiteit en hoefden ze na het behalen van hun bachelor een vervolgopleiding niet eens te overdenken. ‘Studenten hebben nu de tijd om rond te kijken’, aldus Patrick Verleg, voorzitter van de Universitaire Studentenraad. ‘Dat is waarschijnlijk de reden dat het nu flink begint terug te lopen.’ De RU kan er niet meer vanuit gaan dat studenten in een ruk doorstuderen aan dezelfde universiteit, terwijl de voorlichting daar nog wel op is afgestemd. Afgestudeerde bachelorstudenten moeten opnieuw verleid worden om in Nijmegen te studeren. Voor aankomende bachelors is de PR al tot in de puntjes geregeld. Er zijn tal van voorlichtingsactiviteiten zoals proefstudeer- en meeloopdagen en met glanzende foldertjes en een uitgebreide site worden de scholieren naar binnen gelokt. De mastervoorlichting is daarentegen minder glansrijk. Sterker nog, masterstudenten in spe moeten zelf informatie verzamelen op internet of contact opnemen met de universiteit. Daarnaast is er een Masterweek en –dag, waarin de opleidingen voorlichtingsrondes organiseren, en voor het eerst een extra dag om de in- en externe studenten te informeren. Yuri van Erp, projectleider van de Masterweek: ‘Naast een aantal advertenties hebben we een contactinformatiesysteem waardoor studenten een e-card ontvangen wanneer er een voorlichtingsactiviteit aan zit te komen.’ Wie die berichten krijgen? ‘Dat zijn de mensen die al eerder interesse hebben getoond voor de RU en natuurlijk de Nijmeegse derdejaars.’

PR-problemen Het is fijn dat de RU haar contactpersonen wil uitnodigen, maar het is nog maar de vraag of e-cards de beste manier zijn om nieuwe studenten te werven. Vanwege alle onduidelijkheden start het CvB dit voorjaar een uitgebreid onderzoek naar de uitstroom: nu is bijvoorbeeld onbekend of het probleem per faculteit verschilt en wat de motieven van studenten zijn om de universiteit te verlaten. Tot dusver heeft de RU slechts een nieuwe voorlichtingsactiviteit ingepland om de situatie te verbeteren. ‘We organiseren dit jaar voor het eerst één speciale masterdag die op een zaterdag valt. Hiermee willen we de masterstudenten aan ons binden’, legt Gerritsen uit. Zonder de resultaten van het onderzoek zijn er al enkele verbeterpunten te bedenken om nieuwe studenten aan te trekken. Voor de bacheloropleidingen worden zieltjes gewonnen door een samenspel van instellingen: er is intensief contact tussen middelbare school en universiteit. Studenten van andere universiteiten bereiken door hun studieadviseurs up-to-date te houden, is een gemakkelijke eerste stap naar een dergelijk samenspel voor de masteropleidingen. Het is noodzakelijk dat die bachelorstudenten op de hoogte zijn van de mogelijkheden aan de RU. ‘De masters hier kunnen nog zo goed of slecht zijn, als het voor studenten niet zichtbaar is, maakt het allemaal niets uit’, aldus Verleg. Volgens Van Erp voldoet de site ru.nl/studereninNijmegen om toekomstige masterstudenten naar voorlichtingsactiviteiten te trekken. ‘Mensen zullen wel naar de website toe moeten voor verdere informatie, we hebben geen informatie in de vorm van flyers of folders.’

Dit laatste is een sprekend voorbeeld van de matige PR van onze universiteit en benadrukt dat het CvB nog flink moet aanpoten om het tij te keren. Iedereen voelt op zijn klompen aan dat een extra zaterdagje leden werven niet voldoende is om studenten te binden. Het invoeren van de harde knip had samen moeten gaan met het invoeren van een bredere voorlichting, ook voor de masteropleidingen. Om die fout recht te zetten moet de RU op zijn minst zichtbaar zijn voor externe studenten. Daarvoor is meer nodig dan een kekke website en een contactinformatiesysteem.

Kijk hier voor de overige artikelen uit de mei-ANS.

 

Ouder weg? Dubbel pech

De aanvullende beurs voor studenten met onvindbare of weigerachtige ouders staat op de tocht. Waarom moet de oppositie een stokje steken voor dit beleid? ‘Het kabinet overschrijdt een morele grens.’

Tekst: Mickey Steijaert

Stel: je krijgt geen cent van je ouders en ontvangt geen aanvullende beurs om dit gemis te compenseren. Het is een financiële strop waar studenten met weigerachtige of onvindbare ouders mee worstelen. Voor dergelijke gevallen bestaat momenteel nog een pleister op de wond. Middels een ingewikkelde procedure kan een student ervoor zorgen dat het inkomen van zijn vader, moeder of beide ouders buiten beschouwing wordt gelaten bij het bepalen van de aanvullende beurs. Hierdoor kan er maandelijks een extra bijdrage van DUO op de bankrekening worden bijgeschreven. Tenminste, zo is het nu. Als het aan Jet Bussemaker, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ligt, verdwijnt deze regeling vanaf medio 2014. De reden: ‘vereenvoudigingen’. ‘We willen af van studenten die doen alsof ze geen contact meer met hun ouders hebben en onterecht een beurs krijgen. De controle op misbruik kost veel geld’, zei de minister desgevraagd. Om precies te zijn is de overheid door de administratie 33 miljoen euro kwijt. Een flinke smak geld, maar relatief een schijntje vergeleken met de honderden miljoenen die met het leenstelsel en de ov-regeling zijn gemoeid. In de Kamer heerst weinig enthousiasme voor de afschaffing. Zowel het CDA, D66 als GroenLinks, partijen die in de Eerste Kamer de doorslag moeten geven, hebben al afstand genomen. Bussemaker heeft intussen aangegeven opnieuw onderzoek te doen en na te denken over een uitzonderingsregeling voor ‘schrijnende gevallen’. De oppositie moet echter voet bij stuk houden en zorgen dat deze maatregel volledig van tafel wordt geveegd, want het gaat ten koste van een groep studenten die de aanvullende beurs juist hard nodig heeft.

Niet voor Jan en alleman De meeste aanvragen met betrekking tot de procedure komen op het bord terecht van de studentendecanen. Een daarvan is André Bartels, studentendecaan aan de RU. ‘“Weigerachtige ouders” is een volstrekt onjuist gekozen term’, bepleit hij. ‘Dat klinkt alsof ouders geen zin hebben om te betalen.’ Het is echter veel gecompliceerder dan dat. ‘De zaken variëren van seksueel misbruik tot ouders die in de gevangenis zitten.’ Om de frauderende gevallen te filteren moeten studenten zich door een bureaucratische rompslomp wurmen om aan te tonen dat er echt geen contact meer is met de ouder of dat er sprake is van een ernstig, structureel conflict. Op basis van zes verschillende voorwaarden, gestaafd met brieven en verklaringen van officiële instanties, kan aanspraak worden gemaakt op de uitzonderingspositie. Deze procedure kan in totaal twee tot drie maanden duren. Bartels: ‘Vaak ontbreken de stukken om de zaak hard te maken. Een dossier is goed, hoe cru dat ook klinkt, als er zich dermate ernstige situaties hebben voorgedaan, dat justitie erbij betrokken is geweest. Je begint echt niet zomaar aan de hele procedure.’

Kwetsbare groep Dat blijkt wel uit het feit dat slechts bij 17.500 scholieren en studenten in Nederland het inkomen van een ouder niet wordt meegerekend. Voor zo’n kleine groep is 33 miljoen euro op het eerste gezicht een absurde investering. Dat vond ook oud-staatssecretaris Halbe Zijlstra. Het idee om de procedure af te schaffen kwam twee jaar geleden al uit zijn koker. Hij stelde onder andere dat studenten zelf verantwoordelijk zijn voor de relatie met hun ouders en zag hierin geen taak voor de overheid, waarmee hij de zaak bagatelliseert. Olaf Ifzaren, derdejaars student Rechten, heeft een conflict met zijn vader. Als een alimentatieaanvraag is afgerond, maakt hij aanspraak op de beurs. Hij illustreert: ‘Wat kan ik er aan doen dat mijn vader zo’n kluns is. Ik zie niets van hem, geen geld en hemzelf ook niet. Ik heb geen vaderfiguur, waarom word ik daarop afgerekend?’ Een ander argument van Zijlstra is dat de regeling oneerlijk is tegenover andere studenten. Wanneer ouders bijvoorbeeld om principiële redenen weigeren mee te betalen aan de studie, ontvang je immers geen aanvullende beurs. Kai Heijneman, voorzitter van de Landelijke Studenten Vakbond, reageert: ‘Het is natuurlijk onmogelijk om de regel op te rekken voor deze studenten, dan gaat elke ouder zeggen: “ik betaal niet meer mee”. Het is echter onzin om daarom de regeling maar af te schaffen. Studenten met een onvindbare of echt weigerachtige ouder missen een vangnet. Dat maakt ze extra kwetsbaar.’

Symboolpolitiek Op de site van DUO staat doodleuk dat studenten die buiten de boot vallen wel kunnen bijlenen. Zonder vangnet is dit echter een behoorlijke stap om te nemen. Ifzaren: ‘Het is raar dat zo’n logische regeling ter discussie wordt gesteld. Voor de mensen met twee ouders met een laag inkomen is er een extra beurs zodat ze niet bij hoeven te lenen. Waarom zouden studenten uit eenoudergezinnen met feitelijk dezelfde draagkracht buiten deze regeling gehouden moeten worden?’ ‘Een voorwaarde voor de invoering van het sociaal leenstelsel is dat het hoger onderwijs voor iedereen toegankelijk moet blijven’, vult Bartels aan. ‘Het is dan heel gek om de extra studiefinanciering juist voor de allerzwaksten onbereikbaar te maken.’ Heijneman gaat nog een stap verder: ‘Met deze maatregel overschrijdt het kabinet een morele grens.’

In de brief aan de Kamer waarin ze de onderwijsmaatregelen toelicht, benadrukt Bussemaker dat het onderwijs toegankelijk moet blijven voor alle inkomensgroepen en dat daarbij wordt gerekend op een geldelijke bijdrage van de ouder. Als die steun om ernstige redenen niet wordt gegeven, wordt die toegankelijkheid echter niet gewaarborgd. Dat is een te dure prijs voor een administratieve vereenvoudiging. Wil Bussemaker zichzelf niet totaal ongeloofwaardig maken, dan moet ze de twijfels van de oppositie aangrijpen om de aanvullende beurs voor deze studentengroep te handhaven.

Kijk hier voor de overige artikelen uit de maart-ANS.

 

Stroperig netwerk

De RU is bezig om van haar ICT-afdeling een gestroomlijnd geheel te maken. Een goed plan, maar voor studenten is er op korte termijn geen oplossing voor hun problemen. ‘Ik heb het gevoel dat studenten worden weggejaagd uit de UB.’

Traag of niet functionerend draadloos internet, slome printers en een beperkt aanbod van software. Het zijn veelgenoemde ICT-problemen voor de RU-student. Het meest recente voorbeeld is het haperende internet tijdens de afgelopen tentamenperiode in de Universiteitsbibliotheek (UB). De facilitaire ICT-afdeling is verantwoordelijk voor de problemen wat betreft ICT-voorzieningen op de campus en bestaat uit drie onderdelen. De Gebruikersdienst ICT (GDI) is het aanspreekpunt voor student en medewerker wat betreft de ICT-voorzieningen zoals het draadloos internet en de printfaciliteiten, het Universitair Centrum Informatievoorziening (UCI) is de leverancier van de diensten. De derde betrokken partij is het Concern Informatie Management (CIM), dat informatiesystemen als Osiris en Blackboard verzorgt. Deze complexe structuur wordt pas veranderd in 2015. In de tussentijd moet er beter worden ingespeeld op de problemen van studenten.

Met de tijd mee Het College van Bestuur (CvB) streeft niet naar de beste ICT-dienst van het land, maar kiest voor degelijkheid en richt zich op veiligheid van de aangeboden diensten. De ICT-wereld is echter volop in beweging en studenten komen met steeds nieuwe apparaten op de proppen die ze willen gebruiken op de campus. Een ICT-dienst moet daar op inspelen, maar opmerkelijk genoeg is het toch niet mogelijk om op het draadloos internet te komen als je een laptop met Windows 8 bezit. Frans Peperzak, Hoofd Inkoop van het Cluster Facilitair, legt uit: ‘Als student verwacht je dat draadloos internet werkt als je je laptop openklapt op de campus, net zoals in een café. Daar heb je echter een open netwerk, terwijl het netwerk op de campus gesloten is. Om de veiligheid van de instelling en de student te garanderen kan het daarom wat langer duren voordat iets volledig werkt.’ Het kan echter ook te lang duren voordat het werkzaam is. Problemen lijken daardoor structureel. ‘Ik heb nu het gevoel dat studenten worden weggejaagd van de campus. Systeembeheerders krijgen ver van tevoren proefversies van nieuwe programma’s juist om te testen of de netwerken RU-WLAN en EDUROAM werken’, zegt Patrick Verleg, voorzitter van de Universitaire Studentenraad (USR). ‘De universiteit kan zich niet verschuilen achter het veiligheidsargument.’

Een kwestie van prioriteiten stellen Al in juni vorig jaar trok de USR middels een brief aan het CvB aan de bel. De ICT-afdeling van de RU deed te weinig met de input van studenten en bij klachten en suggesties die werden behandeld was er volgens de medezeggenschappers een ‘gebrek aan visie’. ‘Wij hechten veel waarde aan de input van studenten, maar het is lastig om met ze in contact te komen’, zegt Loes Builtjes, hoofd GDI. De enige signalen komen van de USR en een klankbordgroep studiewerkplekken die slechts zelden vergadert en waarvan het studentdeel voornamelijk bestaat uit USR-leden. Als contact al zo moeilijk is, dan moet je juist naar die studenten luisteren, vindt USR-voorzitter Verleg. Hij noemt de samenwerking tussen student en GDI sinds de brief van de USR ‘nog steeds stroef’ en merkt dat er veel informatie, klachten en suggesties bij de Helpdesk van de GDI niet doordingen tot de rest van de organisatie. ‘Als je studenten vraagt wat ze willen is dat een goed draadloos netwerk en bijvoorbeeld keuze uit meerdere browsers, zoals Firefox en Google Chrome.’ Die eerste is nu beschikbaar, maar het heeft wel een half jaar geduurd voordat dit was gerealiseerd en nadat de USR herhaaldelijk had aangedrongen.’ Te lang, volgens Verleg. ‘Er hangt geen enorm prijskaartje aan het installeren van die browsers. Het is met name een kwestie van prioriteiten stellen.’

Ingewikkelde inrichting De oorsprong van de stroperige organisatie ligt in het verleden van de ICT-afdeling. Voorheen waren faculteiten verantwoordelijk voor hun eigen ICT-voorzieningen, waardoor er grote verschillen ontstonden. De RU werkt nu aan een reorganisatie om de gehele ICT-afdeling onder een dak te krijgen en centraal aan te sturen. Een tussenstap daarin is de huidige splitsing tussen drie eilanden GDI, UCI en CIM. ‘Daar kunnen zeker zaken efficiënter’, aldus Builtjes. ‘Je moet echter ook een en ander in perspectief zien. Op dit moment kampen we nog steeds met de gevolgen van het oude beleid, waardoor nog niet alles is gestandaardiseerd en zitten we bijvoorbeeld met verschillende soorten printers en hardware. Dan weet je niet of problemen die op de ene plek spelen zich ook voordoen op andere plekken.’ USR-voorzitter Verleg ziet op korte termijn vooral de noodzaak om de communicatie vanuit concrete klachten van studenten in de helpdesk naar de rest van de ICT-afdeling te verbeteren. Zo kan studenteninvloed volgens hem worden vergroot. Voor de lange termijn draagt hij nog geen oplossingen aan wat betreft studenteninvloed. ‘Ik heb mijn pijlen gericht op de situatie na de reorganisatie, je moet eerst afwachten wat dat doet.’

Juist die uitspraak is opmerkelijk aangezien de grootschalige reorganisatie naar verwachting pas volledig is afgerond in 2015. In de komende twee jaar is het echter wel van belang dat de student een sterkere stem krijgt, anders blijft het aanmodderen. Een sterkere klankbordgroep kan daarin een eerste stap zijn, maar de GDI moet vooral flexibeler zijn en wensen van studenten niet in de wacht zetten.

Klik hier voor de andere artikelen uit de februari-ANS.