Alles flex?

De druk op de student wordt tegenwoordig steeds meer opgevoerd. Flexstuderen, oftewel de keuzevrijheid om per vak te betalen, moet dit volgens de bedenkers oplossen. Is dit optimisme terecht?

Tekst: Tijs Sikma en Annemarie Verschragen
Illustratie:
Jurgen Tesselaar

Dit artikel verscheen eerder in de november-ANS

De huidige student is een magnetronstudent. Waar vroeger een studie van tien jaar niet uitzonderlijk was, is ‘langstudeerder’ tegenwoordig bijna een scheldwoord. Met de komst van het leenstelsel wordt langer studeren duurder en zal de druk nog verder opgevoerd worden. Wie meer tijd wil, kan nauwelijks nog terecht bij deeltijdstudies: in tien jaar tijd is de hoeveelheid deeltijdstudies in Nederland gehalveerd en bestaan er op de Radboud Universiteit nog slechts vier. Volgens de Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) zou een nieuwe inschrijvingsvorm, het flexstuderen, de druk van de ketel kunnen halen. De student betaalt in dit nieuwe systeem geen collegegeld per jaar, maar per vak. Hierdoor kunnen studenten makkelijker bepalen op welke universiteit en in welk tempo ze vakken willen volgen. Flexstuderen moet deeltijd studeren een nieuwe impuls geven en zou volgens de LSVb in de toekomst ook het voltijd studeren grotendeels kunnen gaan vervangen. Inmiddels zijn er zelfs nog positievere geluiden - met in de voorhoede Volkskrant-columnist Aleid Truijens – die het flexstuderen bombardeerde tot dé nieuwe manier van studeren. Deze bejubeling is echter niet terecht. Dit is niet de oplossing voor de student die wat langer wil sudderen.

snacks van jos grootGoed werk vergt tijd
Betalen per vak in plaats van per collegejaar heeft volgens Tom Hoven, voorzitter van de LSVb, als belangrijkste voordeel dat er meer keuzevrijheid in het hoger onderwijs komt. ‘De student kan er niet alleen voor kiezen hoeveel vakken hij wenst te volgen, maar bepaalt zelf ook of hij deze vakken allemaal op dezelfde universiteit gaat doen.’ Als iemand meer gaat werken, stage wil lopen of ziek is, kan hij ervoor kiezen minder vakken te volgen. Het curriculum en de contacturen blijven bestaan zoals dat nu het geval is, alleen worden het collegegeld en de studiefinanciering op de hoeveelheid studiepunten afgestemd. Truijens schrijft in haar column dat je in de hoop op je 22ste een topbaan te vinden, snel kan studeren en daarmee jezelf diep in de schulden kan werken. Jarenlang genoegen nemen met een baantje in een café en daarnaast studeren in eigen tempo, zonder hier een lening aan over te houden, kan echter ook. Ook mensen met een gezin of werk, hebben in het huidige onderwijsmodel vaak niet genoeg mogelijkheden (tijd en aanbod) om een volledige opleiding te volgen. Flexibel studeren maakt het mogelijk de opleiding over een langere periode uit te spreiden en verbetert daarmee de toegankelijkheid van het hoger onderwijs.

Lekker sociaal doen
Het flexstuderen klinkt als een verlossing voor de tegenstanders van het magnetronstuderen. De studievorm heeft echter ook een hoop nadelen. Mark Vlek de Coningh, voorzitter van de Nijmeegse Universitaire Studentenraad, stelt dat flexstuderen een goed plan kan zijn, mits het een aanvulling blijft op de voltijd opleiding. ‘De inschrijvingsvormen zouden inwisselbaar moeten zijn, zodat je na twee jaar kunt besluiten een jaar flexibel te studeren. Als de meerderheid van de studenten flexstudent wordt, zullen zij waarschijnlijk minder betrokken zijn bij het studentenleven en loopt de campus leeg.’ Hoewel de LSVb benadrukt dat contacturen behouden moeten blijven, zal dit wel in wisselende groepen zijn. Ook Martijn Gerritsen, woordvoerder van de Radboud Universiteit, hamert op sociale binding binnen een studie. ‘Voor ons is de sociale component belangrijk. Samen een opleiding doorlopen draagt sterk bij aan het studiesucces. Mensen die flexibeler willen studeren, kunnen daarvoor al bij de Open Universiteit terecht.’ Miranda de Kort, woordvoerder van deze instelling, bevestigt dit. Hoewel De Kort voorstander is van flexibiliteit, waarschuwt zij voor de nadelen die daarmee samenhangen: ‘Bijna 90 procent van de nieuwe studenten aan de Open Universiteit haakt af, dit is mede te wijten aan het gebrek aan structuur en sociale binding.’ De instelling biedt daarom sinds 1 september ook een gestructureerd curriculum met vaste startmomenten en meer begeleiding.

Bureaucratische beperkingen
Het is nog maar de vraag of flexibel studeren administratief te regelen is. Alle flexstudenten die staan ingeschreven, kiezen individueel wanneer en waar zij vakken gaan volgen en hebben dus geïndividualiseerde programma’s. Voor elke student moet het collegegeld en de studiefinanciering apart worden geregeld, om nog maar te zwijgen over de aanpassingen van regelingen als het BSA en het verval van studiepunten. De extra administratieve kosten worden in het voorstel van de LSVb opgevangen door het collegegeld per studiepunt met 15 procent te verhogen. Het huidige financieringsstelsel is ook nog niet geschikt voor het flexibel studeren. Als studenten kunnen shoppen bij verschillende universiteiten, krijgt maar één instelling geld voor het diploma.

Onbekende prak
Hoewel meer keuzevrijheid en slechts betalen voor de vakken die je afneemt als muziek in de oren klinkt, bevat het voorstel over flexstuderen een hoop valse noten. Sterker nog, het roept vooral veel vraagtekens op. Het is onduidelijk hoe flexstuderen concreet moet gaan werken. Deeltijdstudies worden juist in de avonduren gegeven. Het flexibel maken van het gewone curriculum van alle studies kan niet zomaar fungeren als vervanging omdat deze colleges overdag zijn. Tevens is het onbekend of er wel genoeg vraag is naar deeltijd studeren en zijn de nadelen van flexstuderen als grootste onderwijsvorm onderbelicht. Voor het concept de hemel in te prijzen, is het verstandig eerst concreet onderzoek te doen. Liever een goede magnetronmaaltijd dan een onbekende half gare prak.

 

 

Beperkt in je studie

Door onoverzichtelijke en onvolledige informatievoorziening wordt het RU-studenten met een functiebeperking overbodig moeilijk gemaakt om te studeren. ‘Eigenlijk staat de regelgeving over de speciale voorzieningen nergens duidelijk aangegeven.’ Hoe erg is de situatie?

Tekst: Daan van Acht en Saskia Verheijden
Illustratie: Rens van Vliet

Dit artikel verscheen eerder in de intro-ANS

Aan een universiteit moet iedereen gelijke kansen krijgen. Voor een eerstejaarsstudent met een functiebeperking als autisme of een lichamelijke handicap hoort het net zo gemakkelijk te zijn een opleiding af te ronden als voor elke andere student. Om dit te realiseren, is het essentieel dat informatie over een eventueel speciaal studietraject duidelijk en toegankelijk is. De RU presteert matig wat betreft het voorzien in de belangen van deze studenten. Dit blijkt uit de meest recente Nationale Studenten Enquête. Hoewel de RU bovengemiddeld scoort op bijvoorbeeld sportvoorzieningen en bereikbaarheid, is de informatievoorziening over studeren met een functiebeperking laag beoordeeld met 2,9 uit 5 punten. Daarnaast worden aan de onderwijsaanpassingen en opvang van de universiteit voor studenten met een beperking slechts een 3,1 toegekend. Een blik op de website leert dat die magere cijfers volledig terecht zijn.

Eindeloos doorklikken BeperktInJeStudie
De webpagina’s van de RU over het studeren met een functiebeperking zijn overwegend slecht of onvolledig. Wie de website bezoekt om informatie te verkrijgen over hulp bij beperkingen, komt terecht op de pagina ‘Extra hulp bij studeren met een handicap’. Deze biedt slechts basale informatie en een web van doorverwijzingen met als eindpunt de pagina van de studentendecaan. Ook deze is zeer beperkt en noemt slechts een aantal algemene voorbeelden met gevallen waarin de decaan de student van dienst kan zijn, zoals het combineren van studie en topsport. Voor concretere informatie over het studeren met een handicap wordt er wederom doorverwezen, ditmaal naar het telefonisch spreekuur en bezoekadres van de decanen. Riekje Stuut en André Bartels, beide studentendecanen, betreuren de slechte digitale informatievoorziening. ‘De site is een wirwar. De informatie op de verschillende pagina’s moet meer een geheel worden. Het is een belangrijk verbeterpunt’, aldus Bartels. Stuut is het hiermee eens. ‘De informatie op de website kan duidelijker.’

Van het kastje naar de muur
Ook buiten het web is de informatie beperkt. Het bezoekadres van de studentendecanen blijkt de Centrale Studentenbalie te zijn, waar men wordt afgescheept met een lijst cursussen en trainingen die niet specifiek zijn toegespitst op studenten met een functiebeperking. In hoeverre heeft een blinde student baat bij een cursus constructief denken? Als mosterd na de maaltijd is een folder met concrete informatie pas te verkrijgen wanneer een afspraak met de decaan is gemaakt. Te midden van alle doorverwijzingen rept de RU-website over een speciaal studietraject voor studenten met een functiebeperking. Informatie over dit traject valt niet – zoals veel andere pagina’s over studeren met een functiebeperking – onder het kopje ‘Studenten’, maar onder ‘Studeren in Nijmegen’. Een van de speerpunten van het traject, dat van start ging in 2009, was het inrichten van een centraal informatiepunt. Martijn Gerritsen, woordvoerder van de RU, bevestigt dat hieronder de Centrale Studentenbalie of studentendecaan wordt verstaan – een slap excuus voor een centraal informatiepunt. Evelien van der Linden, tweedejaarsstudent, kampt met chronische vermoeidheid en herkent de problemen. ‘Met name de overgang van de middelbare school naar de universiteit is moeilijk voor beperkte studenten. Ik moest veel zelf uitzoeken en op de website van de RU staat weinig aangegeven. Blijkbaar moest ik bij een decaan zijn. Ik heb een afspraak gemaakt, waarna ik werd doorverwezen naar de studieadviseur, die vervolgens weer moest terugkoppelen naar de decaan.’ Volgens Stuut en Bartels zijn met name studenten die er tijdens hun studie achter komen dat ze een beperking hebben de dupe van de slechte informatievoorziening. Bartels: ‘Gaan ze naar de studieadviseur of blijven ze aanmodderen?’ Vooral voor hen is een toegankelijke en overzichtelijke informatievoorziening van cruciaal belang.

Dikke maatjes
De troef van het speciale studietraject is de persoonlijke begeleiding door een zogeheten ‘maatje’. Deze rol wordt vervuld door een vrijwillige student. Wanneer iemand met een beperking aangeeft hulp te willen van een maatje, wordt dit door de RU geregeld. Lieke van Dam, eerstejaars Spaanse Taal en Cultuur, zegt veel baat te hebben bij de hulp van haar maatje Noor Smal, tweedejaars Moleculaire Levenswetenschappen. ‘Door mijn Asperger heb ik de neiging om problemen te ontwijken. Dankzij Noor weet ik waar ik tegenaan loop en hoe ik mijn problemen, zoals het op tijd inleveren van essays, moet aanpakken. Ze verwijst me door naar de juiste mensen.’ Bij deze laatste opmerking moet echter wel een kanttekening worden geplaatst. De RU mag er namelijk niet vanuit gaan dat iedere begeleidende student net zo assertief is als Smal. De maatjes blijven immers studenten en geen volleerde studentendecanen. De begeleidende studenten worden in slechts twee avonden voorbereid op hun eenjarige termijn als maatje. Smal hield hier gemengde gevoelens aan over. ‘De bijeenkomsten zijn goed voor het overzicht, maar je hebt er over het algemeen niet zo veel aan.’ Het maatjesproject is bovendien niet voor iedereen weggelegd. Voor sommige studenten is de drempel te hoog om de hulp van een maatje in te roepen. Volgens Bartels is een andere vorm van begeleiding wel een mogelijkheid: ‘In samenwerking met de RU en andere instellingen, zoals het Expertisecentrum Handicap & Studie, worden trainingen en intensieve begeleiding gegeven aan studenten voor wie het maatjesproject geen uitkomst biedt.’

Het probleem is niet zozeer de opvang en begeleiding van studenten met een functiebeperking, maar de moeite die het kost om informatie te verkrijgen over deze begeleiding. Eindeloze doorverwijzingen op de RU-website en zwakke communicatie tussen decaan en studieadviseur staan optimale opvang in de weg. Op korte termijn zal de website een uiterlijke verandering ondergaan. Het is te hopen dat dit gepaard gaat met een inhoudelijke verbetering.

De naam van Lieke van Dam is op verzoek gefingeerd.

 

Bachelorbetutteling

Derdejaars geesteswetenschappers moeten sinds dit jaar verplicht oefenen met solliciteren en netwerken. Onder de noemer ‘loopbaanoriëntatie’ worden schoolse maatregelen doorgevoerd. Klagen studenten terecht?

Tekst: Cecile Vermaas en Annemarie Verschragen Illustratie: Rens van Vliet

Dit artikel verscheen eerder in de juni-ANS.

Posters maken, journalistieke artikelen schrijven en oefenen met solliciteren levert je tegenwoordig vijf studiepunten op aan de Faculteit der Letteren en aan de Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen (FTR). Loopbaanoriëntatie is sinds dit jaar een verplicht onderdeel van het curriculum van de derdejaars in de vorm van het vak Geesteswetenschappen en Samenleving. De cursus duurt veertien weken, waarvan de eerste helft wordt besteed aan de link tussen studie en maatschappij en de tweede helft aan loopbaanbegeleiding. Vooral het tweede deel krijgt een hoop klachten van studenten te verduren. Zeven weken nadenken over je toekomst en je kwaliteiten wordt te veel van het goede gevonden. De klachten lijken aan te sluiten bij een bredere discussie of een universiteit zich moet richten op de vorming van mensen en wetenschappers of op arbeidsmarktvoorbereiding. Wat zijn de redenen voor het verplichte loopbaanoriëntatievak en hoort het op de universiteit thuis?

Overbodige dwang Waarom voelt de RU zich gedwongen een vak over loopbaanoriëntatie te geven? Volgens Jeroen Linssen, onderwijsdirecteur bij FTR, bestaat het vak uit twee delen met elk een eigen oorsprong. ‘In 2008 verscheen het rapport Duurzame Geesteswetenschappen onder leiding van Job Cohen, waaruit bleek dat geesteswetenschappers niet genoeg verantwoordelijkheid nemen binnen de maatschappij. Vroeger schreven hoogleraren nog boeken voor het onderwijs. Nu zitten ze in hun ivoren toren onderzoek te doen.’ Daarnaast bleek uit studentenenquêtes van de afgelopen jaren dat studenten niet weten waar ze loopbaaninformatie kunnen vinden, ondanks dat er al organisaties bestaan die deze kennis aanbieden. De Career Service biedt op alle faculteiten informatie over bijvoorbeeld stage en solliciteren. Toch acht Linssen een algemeen vak belangrijk: ‘Als je studenten zelf hun oriëntatie laat regelen, gebeurt het niet. Daarnaast vind ik het meerwaarde hebben als studenten gezamenlijk aan hun loopbaan werken.’ Dit is een opmerkelijke uitspraak, aangezien op een universiteit mag worden verwacht dat studenten zelf de keuze maken om zich te verdiepen in loopbaanoriëntatie. Naast de Career Service bestaat ook nog een keuzevak in de stageminor met dezelfde inhoud als in het tweede deel van deze cursus. Het gezamenlijke karakter wordt daar dus al ondervangen. Als studenten er dan voor kiezen om dit vak niet te volgen, zou de universiteit ze niet moeten dwingen.

Kostbare studiepunten Coördinator van Geesteswetenschappen en Samenleving Nina Geerdink verwoordt wat volgens haar de toevoegde waarde van het tweede deel van het vak is. ‘Het is belangrijk om studenten mee te geven hoe ze terecht kunnen komen waar ze willen en dat ze daar tegenwoordig eerder over moeten nadenken dan vroeger.’ Dat is allemaal mooi en aardig, maar is de huidige vorm niet overmatig? Zeven weken verplicht besteden aan opdrachten die gericht zijn op de arbeidsmarkt is veel te veel voor een universiteit. Verschillende studenten geven aan dat ze een eendaagse workshop een goed alternatief zouden vinden. Loïs Timmer, student Communicatie- en Informatiewetenschappen: ‘Nu zijn er te veel werk- en hoorcolleges met een hoop opdrachten, het zou fijn zijn als bijvoorbeeld korte gasttoespraken en workshops op een dag werden gebundeld.’ Dit zou voorkomen dat studenten studiepunten moeten besteden aan een vak dat weinig academische toevoeging heeft. Linssen stelt dat één vak voor zelfreflectie geen probleem mag zijn. Een studie van 180 studiepunten geeft echter al niet heel veel ruimte voor wetenschappelijke verdieping, dus is het zonde om de studiepunten te verspillen aan praktijkgerichte opdrachten. Een universiteit hoort zich op de vorming van mensen en wetenschappers te richten en niet voor te bereiden op de arbeidsmarkt. Grahame Lock, hoogleraar Politieke Filosofie in Oxford en Leiden, heeft hier recentelijk zijn mening over uitgesproken in de Groene Amsterdammer. ‘Het is verbazingwekkend dat er zo weinig wordt gesproken en nagedacht over de algemene vorming van studenten in plaats van het opleiden van goede arbeidskrachten.’ Ook bij de staf bestaat onenigheid over de plaats van de cursus in een universitair curriculum, zo heeft Linssen ervaren. ‘Ik durf geen percentage te noemen, maar ik denk dat de helft het er niet mee eens is.’ Dit uit zich ook in de gangen van de ivoren toren die het Erasmusgebouw heet. Studenten en docenten spreken extra hard hun klachten uit wanneer ze Linssens kantoor passeren.

Toekomstvrees Het verplicht maken van iets dat al als keuzevak bestaat en het uitgebreide en niet-academische karakter van het tweede deel van Geesteswetenschappen en Samenleving maakt dit vak een belediging voor zijn studiepunten. Creatieve posters maken om aan groepjes medestudenten toe te lichten, is bespotting van de student. Met loopbaanoriëntatie is niks mis, maar het is niet het doel van de universiteit mensen aan een baan te helpen. Hoe ver is de RU verwijderd van een instelling waarin zelfvorming en pure wetenschap niet meer centraal staan? Als de RU het zo belangrijk vindt om loopbaanvoorlichting nog duidelijker aanwezig te laten zijn dan met de Career Service al het geval is, dan zou het oriëntatievak het beste kunnen worden omgegooid. Een workshopdag of een ingekorte collegereeks zou meer dan voldoende moeten zijn. Voorlopig staat het op andere faculteiten nog niet in de planning om soortgelijke vakken in het curriculum op te nemen. Het is te hopen dat dit zo blijft.

 

RU nog niet geslaagd

Universiteiten verdenken studenten van spieken op het toilet tijdens tentamens. Bij toetsing van academisch niveau zou het opzoeken van informatie echter geen verschil mogen maken. De universiteit draait niet om het stampen van feiten en details.

Tekst: Anders Hoendervanger Illustratie: Rens van Vliet

Het is de nieuwe hobby van Nederlandse universiteitsbestuurders: het voorkomen van tentamenfraude. Maastricht University investeert in de PocketHound, een apparaat dat telefoonsignalen kan detecteren, en de Universiteit Leiden onderzoekt het blokkeren van deze signalen op tentamenmomenten. Bij dit idee kunnen echter vraagtekens worden geplaatst, want kun je voor een goed academisch tentamen wel spieken? Zijn studenten en masse veranderd in spiekende kleuters, of wordt het ze te makkelijk gemaakt met te veel meerkeuzevragen en het jaarlijks hergebruiken van tentamens? Dat laatste zou goed kunnen, simpele vraagstelling biedt nu eenmaal meer mogelijkheid tot spieken. Daarom moet het probleem van tentamenfraude bij de wortels worden aangepakt, in plaats van alleen het symptoom te bestrijden. De universiteit draait niet om het stampen van feiten, maar om beredeneren en het leggen van verbanden.

Meerkeuzedilemma Sommige tentamens op de universiteit zijn gericht op het reproduceren van feiten en details door middel van meer- kezevragen, dat is een foute ontwikkeling. Meerkeuzevragen bieden namelijk onvoldoende de mogelijkheid te meten wat je wil meten als docent: geen feiten maar academische vaardigheden. Een goede academische toets is niet een controle of de student rijtjes heeft gestampt, maar moet testen of de student voldoende inzicht heeft in wetenschappelijke problemen en vraagstukken. Het toetsen daarvan lukt alleen met open vragen waarin studenten de ruimte krijgen voor argumentatie. Helaas worden meerkeuzetentamens nog altijd gegeven. Docenten zijn snel geneigd meerkeuzetentamens op te stellen voor grote groepen studenten. Deze tentamens worden geautomatiseerd nagekeken en de resultaten krijgt de docent in Excelformaat aangeleverd. Assistent professor Bedrijfskunde Nanne Migchels noemt zijn afwegingen: ‘Bij vakken als Inleiding in de Bedrijfskunde heb je al snel driehonderd studenten. Als docent moet ik ook eten of slapen.’ Voor een vak wordt een bepaald aantal uur gesteld, waarin een docent lesstof moet ontwikkelen, colleges moet geven en studenten helpen. In die uren ook nog driehonderd tentamens met open vragen nakijken is niet mogelijk. Wel probeert de bedrijfskundige een aantal open vragen in zijn tentamens op te nemen, bijvoorbeeld in de vorm van een casus. Docenten kiezen dus niet altijd uit overtuiging voor meerkeuzevragen. Het liefst zouden ze voor open bevraging gaan, dit is alleen niet mogelijk gezien het budget dat ze krijgen. Meerkeuzevragen blijven zo in de hele bachelor Bedrijfskunde terugkomen: ‘Pas in de master zijn de groepen klein genoeg om voor een geheel open bevraging te kiezen’, legt Migchels uit. Om betere examinering te krijgen zou gezocht moeten worden naar meer budget.

Copy-paste Bij enkele cursussen wordt elk jaar gebruik gemaakt van hetzelfde tentamen. Studenten weten dit en leren dan simpelweg het oude tentamen uit hun hoofd, dan test je niet of de studenten voldoende de academische literatuur beheersen. Dit geldt ook voor oefenvragen die integraal worden overgenomen op tentamens. ‘Ik zou geen oog dicht doen als ik een tentamen hergebruik’, aldus Migchels. ‘Het heeft deels te maken met je persoonlijke ethiek. Zo’n docent zou je eigenlijk met pek en veren door de Thomas van Aquinostraat moeten slepen.’ Neem het volgende krankzinnige voorbeeld aan de bètafaculteit. Bij het vak Wiskunde 1 uit de bachelors Scheikunde, Moleculaire Levenswetenschappen en Science kregen studenten cijfers voor hun ingeleverde opdrachten. Wanneer ze hier gemiddeld een 7 voor haalden, hoefde het tentamen niet meer te worden gemaakt. Een student geeft tegenover ANS echter aan dat de antwoordsleutels voor de eerste zes opdrachten al bekend waren. Dit resulteerde in een slagingspercentage van 92,5 procent bij de eerste kans. Maar liefst 49,7 procent van de 147 deelnemers sloot het wiskundevak af met een 8 of hoger. Docenten controleren elkaars tentamenvragen, daarbij zouden ze extra kritisch moeten zijn op hergebruik van vragen. Wilhelm Huck, voorzitter van de examencommissie Moleculaire Wetenschappen, ziet vooral de praktische belemmeringen: ‘Als je stof hebt waarvan je denkt dat studenten die absoluut moeten kennen, vraag je hier elk jaar weer naar. Je kunt de vragen en antwoorden wel anders formuleren, de kern zal hetzelfde zijn. Het is ondoenlijk qua tijd dat collega’s die de tentamenvragen controleren rekening houden met vorige tentamens van een docent. Als er echt iets mis is met een tentamen dan zal de examencommisie dit ontdekken, elk jaar wordt namelijk 25 procent van de tentamens gecontroleerd.’ Ook hier zou docenten meer tijd en geld gegund moeten worden om meer te kunnen controleren op het gebruik van oude tentamenvragen. Migchels beaamt dit en waarschuwt vooral voor de gevolgen als de academische gemeenschap niet controleert op copy-paste-tentamens: ‘Diploma’s moeten wel wat waard blijven, je wil geen Windesheim- of InHolland-praktijken aan de RU.’

Symptoombestrijding Jarenlang rondjes om een a, b, c of d zetten draagt niet bij aan het academisch niveau van de Nijmeegse student, de opleiding of de universiteit in het algemeen. Surveillanten voorzien van detectivegadgets om studenten op het toilet te confronteren is meer symptoombestrijding dan een structurele oplossing. De basis van het probleem is dat het studenten soms te makkelijk wordt gemaakt met meerkeuzevragen, het jaarlijks hergebruiken van tentamens of rondslingerende antwoordmodellen. Tentamens kunnen beter, bijvoorbeeld door meer open vragen te stellen. Hiermee kan worden getoetst of studenten voldoende inzicht hebben in wetenschappelijke problemen en vraagstukken en ruimte moeten krijgen voor argumentatie. Als hier meer budget voor nodig is, dan doet de RU goed aan hier naar te zoeken. Tentamens zijn een wezenlijk onderdeel van toetsing. Schort het aan de kwaliteit hiervan dan kunnen opleidingen lager aangeschreven komen te staan. Niemand op de universiteit is gebaat bij diplomadeflatie.

Bekijk hier de overige artikelen uit de februari-ANS.

 

Duivels darwinisme

De Nederlandse Bisschoppenconferentie vindt dat het onderwijs aan de RU drastisch moet worden veranderd. ‘Juist in een tijd van snelle wetenschappelijke ontwikkelingen is het van belang voor de katholieke grondslag te kiezen.’ Hoe moet de RU reageren op deze felle kritiek?

Tekst: Gijs Hablous Illustratie: Sascha Wijnhoven

Dit artikel verscheen in de april-ANS.

Weinig studenten weten dat het katholicisme nog altijd een rol van betekenis speelt op de Radboud Universiteit. De Nederlandse Bisschoppenconferentie heeft de taak om de leden van het Stichtingsbestuur, die toezien op het dagelijks bestuur van de RU, te benoemen. Vorig jaar stelde het bisschoppenorgaan een commissie samen die het onderwijs aan de RU zou gaan beoordelen. In oktober bezocht een delegatie van deze Commissie Hendrickx de RU en velde een bizar oordeel. ‘Geen van de bachelor- en mastervarianten van de studies Biologie, Moleculaire Levenswetenschappen, Natuur- en Sterrenkunde, Science en Scheikunde past binnen het katholieke karakter van de Radboud Universiteit.’ Dit is slechts een van de conclusies uit het evaluatierapport dat ANS in handen kreeg. Als het aan de commissie ligt, moet een aantal zaken drastisch worden veranderd in de curricula van deze studies. Wanneer dit niet mogelijk is, moeten de opleidingen worden afgeschaft. Bij Biologie zou het darwinisme te veel de overhand hebben gekregen. ‘Het gelijk van de evolutietheorie is nog altijd niet onomstotelijk bewezen. Desondanks stoelt het volledige onderwijsprogramma van de opleiding op deze theorie’, stelt het rapport. ‘Het zou voor de Radboud Universiteit pleiten als zij kritisch durft te zijn op de natuurwetenschappen. Een duidelijke keuze om haar katholieke identiteit te behouden zou een krachtig signaal afgegeven aan de maatschappij.’ In hoeverre gaat dit schokkende rapport het beleid van de bètastudies en de RU als geheel beïnvloeden? Worden we binnenkort opgescheept met een extreem conservatief College van Bestuur (CvB) en wordt het doemscenario waarin volledige studies worden afgeschaft realiteit? Als het werkelijk zover dreigt te komen, is het zaak dat de RU haar katholieke identiteit heroverweegt.

Katholiek karakter Tot nu toe werd altijd stilzwijgend ingestemd met het feit dat de Bisschoppenconferentie het Stichtingsbestuur benoemt. Bovendien lijken studenten weinig van deze katholieke invloed te merken. Zo is de ‘K’ al enige tijd uit de instellingsnaam verdwenen – tot september 2004 was de naam Katholieke Universiteit Nijmegen – en zijn voorzieningen als de Universiteitsbibliotheek (UB) gewoon op zondag geopend. Toch leidde een aantal voorvallen tot enige maatschappelijke discussie en de vraag of de RU niet te conservatief reageerde. Zo werd in 2007 de ANS op last van het CvB van de campus verwijderd, omdat er pornofoto’s in het blad stonden. Een paar jaar later, in 2010, ontstond er ophef over een voorlichtingsfilmpje waarin Playboymodel Ancilla Tilia een man gek maakt met haar diepe decolleté. Volgens verschillende RU-medewerkers ‘paste de seksistische inhoud van het promofilmpje niet bij het katholieke imago van de universiteit’. Het is gerust vreemd te noemen dat de bisschoppen niet warm of koud worden van een playboymodel, maar dat het darwinisme het wel moet ontgelden.

‘Niet Gods intentie’ De conclusies uit het rapport zijn niet mals. ‘De inhoud van een aantal curricula aan deze faculteit brengt de Katholieke identiteit van de Radboud Universiteit ernstig in gevaar’, luidt een van de opmerkingen in het stuk over de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica (FNWI). Deze faculteit kan de deuren wel sluiten als de aanbevelingen die de commissie doet daadwerkelijk zouden worden overgenomen. Geen weldenkende student of onderzoeker wil tenslotte verbonden zijn aan een instituut dat de vrije wetenschap in gevaar brengt en academische vooruitgang blokkeert. De internationale concurrentiepositie van de RU wordt zo de vernieling in geholpen. Niet alleen FNWI krijgt er flink van langs, ook de medische faculteit moet het ontgelden. Bij de studies Biomedische wetenschappen en Geneeskunde zou ‘terughoudendheid bij het doen van controversieel onderzoek’ het devies moeten zijn. De commissie vindt met name dat er meer vakken en colleges omtrent de ethische aspecten van geneeskundig onderzoek zouden moeten worden gegeven. Op dit moment zou er geen sprake zijn van een juiste balans. Verder onderzoek naar bijvoorbeeld nieuwe ivf-methoden en zelfs de genezing van kanker zou niet de overhand mogen krijgen. ‘Het kunstmatig creëren van leven of het geforceerd in stand houden hiervan is nooit Gods intentie geweest, daar dienen ook onderzoekers zich van bewust te zijn.’ Het rapport barst van dit soort bizarre uitspaken, die het open wetenschappelijke karakter van de RU ernstig in gevaar brengen.

Geen commentaar Het beoordelen van onderwijs en onderzoek is geen taak van de Nederlandse Bisschoppenconferentie. Het is dan ook opmerkelijk en zeer kwalijk dat de conferentie nu deze extreem conservatieve uitspraken doet. Omdat de katholieke organisatie in deze kwestie haar boekje flink te buiten is gegaan, vroeg de redactie van ANS het orgaan om een reactie. Helaas wilde niemand van de Commissie Hendrickx reageren.

Het meer dan vijftig pagina’s tellende stuk doet volstrekt ridicule aanbevelingen en wil de RU ver terug in de tijd werpen. Hoewel het CvB in het verleden in verschillende gevallen bekrompen en conservatief heeft gehandeld, is te hopen dat de universiteit het bisschoppenorgaan in deze kwestie niet serieus neemt. Wat betreft één aspect hebben Hendrickx en consorten echter wel een punt: het is hoog tijd dat de RU een duidelijke keuze maakt. Juist nu kan de Radboud Universiteit een signaal afgeven door afstand te nemen van dit idiote rapport en haar katholieke identiteit nog eens kritisch onder de loep te nemen.

Bekijk hier de overige artikelen uit de april-ANS.

 

Gedwongen in de wachtkamer

Een jaar lang gedwongen studievertraging, dat is wat sommige Geneeskundestudenten aan de RU overkomt. Door een tekort aan stageplekken zijn enorme wachttijden voor coschappen ontstaan en kunnen studenten niet aan hun master beginnen. Het is tijd dat de RU hier verandering in brengt. Tekst: Kiki Kolman Illustratie: Rens van Vliet

Wie arts wil worden, moet een flinke portie geduld hebben. Na een driejarige bachelor Geneeskunde en een driejarige master volgt nog de specialisatie. Artsen in spe aan de Radboud Universiteit moeten in sommige gevallen extra lang wachten, door een tekort aan coschapplaatsen lopen zij noodgedwongen studievertraging op. Van de studenten die zich in augustus hebben ingeschreven, kunnen zeven zelfs pas volgend collegejaar van start. Hen wacht nu een jaar zonder studiefinanciering en de grote kans dat hun kennis verwatert. Ondertussen blijft de opleiding haar maximale aantal studenten toelaten, terwijl de mogelijkheid om extra stageplekken te creëren nihil is. Het wordt tijd dat de RU actie onderneemt. Vaste volgorde De eerste twee jaar van de Geneeskundemaster bestaat uit verschillende coschappen die in een vaste volgorde worden doorlopen. Hier ligt de kern van het coschapprobleem: iedereen moet beginnen met Interne Geneeskunde. Er zijn echter niet genoeg dokters noch patiënten om alle studenten van begeleiding en werk te voorzien. Daardoor kunnen maandelijks maar dertig studenten starten op elke coschap. Om in iedere groep ruimte over te houden voor diegenen die onverhoopt een onderdeel over moeten doen, mogen momenteel elke maand 27 nieuwe masterstudenten instromen. Door deze vaste structuur is de wachttijd inmiddels gemiddeld zeven-en-een-halve maand. Tot dit jaar lukte het de RU om iedereen binnen een jaar in de doktersjas te hijsen, maar door een plotselinge hoge instroom van 360 masterstudenten hebben sommigen nu een wachttijd van maar liefst dertien maanden. Oorzaken van de plotselinge stijging liggen volgens opleidingsdirecteur Roland Laan bij de dreiging van wegvallende studiefinanciering. ‘Bovendien is in 2010 voor het eerst de helft van de Geneeskundestudenten via decentrale selectie toegelaten. De praktijk wijst uit dat deze groep studenten sneller afstudeert dan hun centraal geselecteerde studiegenoten.’ Dat zij beter presteren was echter al anderhalf jaar geleden bekend, toen bleek dat meer dan 95 procent de propedeuse binnen twee jaar behaalde. De opleiding had hier dus beter op moeten anticiperen. Inmiddels worden alle studenten decentraal geselecteerd en is het dus naïef om te denken dat de hoge instroom eenmalig is. Hugo Apperloo (23) is een van de ongelukkigen dit jaar: hij eindigde allerlaatst bij het verdelen van de startmomenten. ‘Ik ben nu fulltime aan het werk op de administratieve afdeling van de kinderpoli en hoop over een tijdje buiten mijn curriculum coschappen te lopen bij de kinderarts.’ Veel van zijn lotgenoten hebben ook een officieuze stage geregeld, gaan reizen of werken.

Netto wachten De RU biedt nog een mogelijkheid om de anders verloren tijd op te vullen. Het laatste halfjaar van de master bestaat uit een onderzoeksstage en een keuzecoschap. Studenten mogen de eerste naar voren halen en de tweede vervangen voor keuzevakken die ze al voorafgaand aan de coschappen kunnen volgen. Zo kan studievertraging worden verminderd. Opleidingsdirecteur Laan spreekt dan ook liever van een netto-wachttijd. ‘Dit is de tijd tussen de inschrijving op en de start van het coschap min het halfjaar dat naar voren gehaald kan worden.’ Dat is mooi geformuleerd, maar het keuzegedeelte vervroegen blijkt een matige oplossing. Ten eerste zijn de mogelijkheden voor onderzoeksstages voorafgaand aan de coschappen een stuk geringer, omdat studenten veel vaardigheden nog niet beheersen. Om deze reden raadt de Examencommissie het vervroegen af. Vivian Schreur, voorzitter van de Facultaire Studentenraad (FSR) van Medische Wetenschappen, stelt dat studenten daarnaast na hun coschap pas goed weten wat zij willen. ‘De stage kan heel goed worden gebruikt om te profileren op een bepaald specialisme, terwijl de keuzevakken slechts extra bachelorvakken zijn.’ Tenslotte krijgen studenten vaak pas in augustus te horen bij welk instroommoment zij zijn ingeloot. Het is lastig om zo laat nog een stageplek te regelen. Dat geneeskundigen liever niet voor deze ‘oplossing’ gaan, blijkt uit het feit dat slechts een minderheid een vervroegde onderzoeksstage loopt en vrijwel niemand de keuzevakken verkiest boven een vrij coschap.

Mitsen en maren Welke oplossingen zijn er? Niet veel, zo blijkt uit het gesprek met Laan. De enige speling die de RU nog lijkt te hebben is om dertig in plaats van 27 studenten in een cogroep te plaatsen. Een definitieve oplossing zou zijn om de vaste volgorde van de coschappen los te laten. Dit is in Utrecht en Maastricht reeds gebeurd en hier kunnen geneeskundestudenten direct na hun bachelor van start. Zowel de opleidingsdirectie als de FSR zijn hier echter geen voorstander van. Schreur: ‘Omdat iedereen die een bepaald coschap loopt hetzelfde niveau heeft, sluit het onderwijs goed aan bij de student en het is bovendien fijn om al die tijd in eenzelfde groep te blijven.’ De FSR ziet heil in keuzetrajecten, waardoor studenten niet alle coschappen doorlopen. Zo kunnen de zogenoemde bottlenecks, opleidingen waar de capaciteit het laagst is, worden ontzien. Ook stellen zij voor stages over de grens te zoeken. De opleiding heeft op deze voorstellen nog niet gereageerd.

Geneeskunde zit klem in een structuur en een instroom waar ruimte tekort schiet. Dit is echter geen excuus om de huidige gang van zaken voort te zetten. Het is onacceptabel dat de RU ieder jaar eerstejaars laat starten in de wetenschap dat zij voor hen in de master geen ruimte heeft. Laan geeft aan dat er naar oplossingen wordt gekeken, maar dit heeft lang genoeg geduurd. Alle mogelijkheden kennen mitsen en maren, maar het is zeker geen optie om deze problematiek nog een jaar door te laten slepen. Het is tijd om eindelijk knopen door te hakken, ook als dit betekent dat de opbouw op de schop moet of zelfs het aantal bachelorstudenten wordt verkleind. Een opleiding moet haar studenten immers van onderwijs kunnen voorzien.

Bekijk hier de overige artikelen uit de december-ANS.

 

Wetenschap, benut uw student

Don Poldermans, Diederik Stapel en recent Mart Bax, fraude is een terugkerend thema in de academische wereld. De controle schiet tekort. Kunnen studenten een steentje bijdragen bij het ontmantelen van valse onderzoeken?

Tekst: Mirte ten Broek en Cecile Vermaas
Illustratie:
Rens van Vliet

Nederland was net bijgekomen van het bedrog door Diederik Stapel, toen er een nieuwe fraudeur werd ontmaskerd. Mart Bax, emeritushoogleraar Antropologie aan de Vrije Universiteit (VU), heeft 64 van zijn publicaties verzonnen en gegeven gastcolleges aan prominente Amerikaanse universiteiten uit zijn duim gezogen. Onderzoek wordt door collega’s besproken en door tijdschriften bekeken, maar desondanks zijn enkele onbetrouwbare onderzoeken toch nog gepubliceerd. Tegenwoordig is de controle bij tijdschriften al een stuk verbeterd ten opzichte van twintig jaar geleden, maar wellicht kunnen studenten en promovendi een handje helpen in het proces van wetenschappelijke controle.

Studenten met rode pen
Natuurlijk gaan de meeste onderzoeken volgens het boekje of worden er slechts slordigheidsfouten gemaakt. Controle op grotere schaal kan deze kleine probleemgevallen verminderen en verhoogt de kans op het uitfilteren van de rotte appels. SpeurderPeter Pels, lid van de onderzoekscommissie die de fraude van Bax onderzocht, vindt het een risicovolle onderneming om studenten naar het werk van onderzoekers te laten kijken. ‘Het enige wat ik me nog kan voorstellen, is dat studenten bijvoorbeeld tijdens een methodologiecollege de voetnoten nalopen. Dat is ook een onderdeel van wat ik in de commissie heb gedaan.’ Een andere mogelijkheid is om studenten een vergelijking te laten maken tussen de primaire data en de resultaten die uiteindelijk in het artikel staan. Misschien is het een goed idee om studenten op een andere manier in te schakelen, namelijk wanneer een artikel op de tafel van de uitgeverij belandt. Studenten kunnen naast wetenschappers als peer reviewers door een tijdschriftredactie worden ingeschakeld om deze onderzoeken te controleren voordat ze worden gepubliceerd. Studenten controleren immers ook het werk van medestudenten dat in (studie)tijdschriften verschijnt. Dat kan naar een hoger plan worden getild.

Wetenschappers van de toekomst
Naast het nut voor de wetenschappelijke wereld, kan het inzetten van studenten ook voor henzelf van grote waarde zijn. Door in contact te komen met het werk van onderzoekers en de methodes die bij het controleren daarvan werkelijk worden gebruikt, worden studenten voorbereid op een wetenschappelijke carrière. Ze leren de regels van integriteit kennen en toepassen. Er is nog een andere manier om studenten dit bij te brengen. Ze zouden namelijk meer betrokken kunnen worden bij het onderzoeksproces zelf door over de schouder van de hoogleraar mee te kijken hoe goed onderzoek hoort te gaan. Evert van der Zweerde, hoogleraar Politieke Filosofie, beaamt dit. ‘Je komt dan uit bij masterstudenten die onderzoek doen. Ik denk dat je studenten daar best serieuzer kunt nemen dan nu gebeurt.’

Op goed vertrouwen
Promovendi staan nog dichter bij dit onderzoek dan masterstudenten. Zij zijn immers standaard betrokken bij het werk van hun promotor. Het zijn pupillen van Stapel zelf geweest die zijn onderzoek destijds in twijfel hebben getrokken. Toch zullen veel promovendi niet zo snel in hun voetsporen treden. Het is namelijk een gevaarlijke onderneming: ‘Promovendi zijn afhankelijk van hun promotor en lopen een enorm risico als blijkt dat hun aanklacht onterecht is. Je moet wel zeker zijn van je zaak’, aldus Van der Zweerde. Het aanstellen van een onafhankelijk vertrouwenspersoon, waar alle studenten terecht kunnen, is hiervoor een oplossing. Op de RU, evenals bij andere universiteiten, is al een vertrouwenspersoon voor wetenschappelijke integriteit aanwezig. Deze persoon werkt onafhankelijk en laat klokkenluiders anoniem blijven. Zo kunnen studenten ook zonder sluitend bewijs hun verdenkingen uiten, als die serieus zijn. Het is belangrijk dat studenten en promovendi van deze mogelijkheid gebruikmaken. Op deze manier kunnen ze zonder risico’s te lopen, meehelpen aan integere wetenschap.

Kritische wetenschap
Om het probleem echt op te lossen is meer nodig. Volgens Van der Zweerde is het creëren van een sfeer van ‘critical friends’ voor collega’s onder elkaar van belang. ‘Je moet nooit op de persoon spelen, maar wel zijn werk kunnen bekritiseren zonder dat iemand zich meteen beledigd voelt.’ In het rapport van de commissie Bax wordt dit ook benadrukt. Tevens moeten promovendi zonder problemen naar hun promotor kunnen stappen om commentaar te leveren. Dit is echter nog geen realiteit, dus om dubieuze onderzoeken te helpen voorkomen, kunnen studenten nu alvast worden ingezet. Zowel Pels als Van der Zweerde denken dat als iemand kwaad wil, diegene daar toch wel een weg voor vindt. Pels: ‘Ik denk wel dat wetenschappers die slordig zijn misschien nog een extra keer naar hun resultaten kijken, als bekend wordt dat bepaald onderzoek ook nog door studenten wordt gecheckt in het college.’ Voor een eventuele wetenschappelijke carrière en een goed besef van de waarde van integriteit in onderzoek, moeten studenten al vroeg in aanraking komen met het onderzoeksproces. Studenten zijn de toekomst van de wetenschap, neem hen serieus.