[Ingezonden] De medezeggenschap is simpelweg machteloos

Gino Praat (20), eerstejaarsstudent Psychologie en actief bij De Nieuwe Universiteit Nijmegen (DNUN), vindt dat de kritiek op de RU-medezeggenschap makkelijk aan de kant is geschoven. 'De tijd van discussies over stopcontacten en Blackboard-problemen is voorbij. De dialoog over fundamentele vraagstukken moet ook op de RU worden gestart.'

Sinds de gebeurtenissen in het Bungehuis en het Maagdenhuis is de discussie over het verbeteren van het hoger onderwijs losgebarsten. Uit alle hoeken van de academische gemeenschap is kritiek geuit op de universitaire democratie. Ook hier in Nijmegen had men bezwaar op het gebrek aan rechten dat de medezeggenschap bezit. Maar is die kritiek op de RU wel terecht? Volgens sommigen niet.

Op verschillende manieren kreeg ik vooral sussende uitspraken te horen: Het is een Amsterdams probleem. Weliswaar zijn er verbeteringen mogelijk, maar hier is alles goed geregeld. De Nieuwe Universiteit is in Nijmegen niet nodig. Voor oplossingen moet je in Den Haag zijn. De student heeft hier het laatste woord. De medezeggenschap heeft immers een goede relatie met het College van Bestuur (CvB).

Kon ik maar zeggen dat het zo democratisch is gesteld op de Radboud Universiteit. Blijkbaar is de ‘goodwill’ van het CvB voldoende reden om een ondemocratisch systeem te rechtvaardigen. Een systeem waarbij bisschoppen het stichtingsbestuur benoemen, dat op haar beurt weer het CvB kiest. Bovendien staat hetzelfde stichtingsbestuur boven de medezeggenschap. De inspraakorganen kunnen immers worden gepasseerd bij besluiten waar deze het niet mee eens is. Het is dus slechts een illusie dat de medezeggenschap door middel van haar instemmingsrechten daadwerkelijk het laatste woord heeft.

Waar ik me ook over verbaas, is het feit dat de medezeggenschap het initiatiefrecht niet heeft en niet met eigen voorstellen kan komen. De medezeggenschap kan het CvB wel adviseren om een beleidsvoorstel te doen, maar op deze manier blijft de medezeggenschap afhankelijk van de ‘goodwill’ van het CvB. Voorzitter van de Universitaire Studentenraad (USR) Mark Vlek de Coningh gaf in een eerder artikel van ANS de situatie goed weer: 'Als er een College zit dat niet bereid is om naar studenten te luisteren, zijn we vleugellam.' Zelfs relatief kleine democratische veranderingen die (een gedeelte van) de USR al jarenlang wil - zoals een studentenassessor in het CvB of het aanpassen van de 60/40-regeling - kan na jarenlang pleiten niet gerealiseerd worden. De medezeggenschap is simpelweg machteloos.

Samen met andere betrokkenen van DNUN speuren we deze problemen op en willen we ze aanpakken. De Nieuwe Universiteit moet niet als een stelletje ‘CvB-slachters’ worden gezien die tegen alles en iedereen aan wil schoppen, maar als een beweging die strijdt voor echte democratie en meer transparantie in het hoger onderwijs. Ik roep studenten, wetenschappers en de rest van de academische gemeenschap op om met een gezonde kritische blik naar het hoger onderwijs te kijken en mee te doen met het debat dat gaande is. De tijd van discussies over stopcontacten en Blackboard-problemen is voorbij. De dialoog over fundamentele vraagstukken zoals democratie en transparantie moet ook op de Radboud Universiteit worden gestart.

 

[Ingezonden] AKKUraatd: maak de USR toegankelijk en transparant

Studentenpartij AKKUraatd vindt dat studenten meer inzicht moeten krijgen in wat de Universitaire Studentenraad doet. De vijf lijsttrekkers van de partij pleiten voor meer toegankelijkheid en transparantie in deze ingezonden brief.

De Universitaire Studentenraad (USR) is de vertegenwoordiging van alle studenten op het hoogste niveau. Toch hebben maar weinig studenten een goed beeld van de USR. Dat moet anders vindt AKKUraatd. Daarom pleiten de vijf lijsttrekkers voor een toegankelijke en transparante USR. Dit kan volgens ons op verschillende manieren worden gerealiseerd.

Ten eerste zouden de vergaderstukken van de USR openbaar moeten worden. De notulen van de Gezamenlijke Vergadering zijn al openbaar, maar dat moet met de notulen van de interne USR vergaderingen net zo zijn. Hierdoor kunnen studenten zien of partijen het opgestelde verkiezingsprogramma ook daadwerkelijk naleven. Het wordt zo duidelijker waar de USR concreet mee bezig is en studenten kunnen beter inschatten welke partij aansluit bij hun eigen ideeën en standpunten.

Daarnaast moeten ook de vergaderingen openbaar worden gemaakt. Studenten moeten vergaderingen van de USR kunnen bijwonen om inzicht te krijgen in de vergaderingen en de vorming van het beleid. De vergaderingen en de beslissingen die daaruit volgen zijn namelijk van direct belang voor de student. AKKUraatd vindt het vreemd dat je geen inzicht kunt krijgen in de manier waarop universitair beleid vorm krijgt. De USR vertegenwoordigt de student, maar de studenten niet hoe zij worden vertegenwoordigd.

Tenslotte moet de USR toegankelijk worden voor alle studenten. Momenteel is het voor studenten van de medische faculteit in zowel de bachelor- als masterfase vrijwel onmogelijk om plaats te nemen in de USR. In het huidige curriculum heeft deze groep geen tijd om bij de verplichte vergaderingen te zijn. Voor coschappers en stagelopers is het al helemaal onmogelijk om overdag deel te nemen aan activiteiten en vergaderingen. Op deze manier wordt een hele faculteit ondervertegenwoordigd binnen de USR, wat natuurlijk niet bijdraagt aan de transparantie. Een kleine aanpassing, zoals het verplaatsen van vergaderingen naar de avonduren, zoals nu al bij de UMC-raad gebeurt, zou de USR toegankelijker maken voor alle studenten.

AKKUraatd wil graag dat de vergaderstukken en vergaderingen inzichtelijk worden voor iedere student en dat ook iedere student kan deelnemen aan de USR. Een toegankelijke en transparante USR is wat wij willen bereiken voor jou, zodat jij kan zien welke ideeën werkelijkheid worden.

 

[Ingezonden] DNUN's kritiek op commercialisering hoger onderwijs

Peter Teunissen (27), student Filosofie en Culturele Antropologie en Ontwikkelingsstudies en actief bij De Nieuwe Universiteit Nijmegen (DNUN), reageert in deze ingezonden brief op een statement van Frank Kruijsbeek op Voxweb. 'Waar hij de beweging wegzet als een anti-autoritaire, tegendraadse beweging, herkende ik in de DNUN juist een radicaal potentieel dat verandering zou kunnen brengen.'

Vox publiceerde vorige week een ingezonden brief van Frank Kruijsbeek, die tot voor kort betrokken was bij De Nieuwe Universiteit Nijmegen (DNUN) maar zich na de tweede bijeenkomst terugtrok omdat de beweging te activistisch en radicaal zou zijn. Is dit niet juist het moment om voor een meer fundamentele verandering te pleiten? Het is belangrijk om de dialoog aan te gaan, maar die dialoog moet geen doel op zich worden. Juist doordat DNUN het neoliberale kader dat onze universiteit en de rest van de samenleving volledig beheerst in twijfel trekt, beoogt zij een meer fundamentele kritiek op de commercialisering van het hoger onderwijs te formuleren. Dat zij daarnaast probeert alternatieven te creëren, experimenteert met basis-democratische structuren, maar bovenal iets concreets teweeg wil brengen, is zij volgens Kruijsbeek radicaal en activistisch. Waar Kruijsbeek dit – ten onrechte – wegzet als een negatieve eigenschap, ben ik er van overtuigd dat juist hier de potentie schuilt voor een nieuwe studentenbeweging.

Net als Kruijsbeek zat ik een tijdje terug vol goede moed onder de trap van het Erasmusgebouw. Maar waar hij de beweging wegzet als een anti-autoritaire, tegendraadse beweging, herkende ik in de DNUN juist een radicaal potentieel dat verandering zou kunnen brengen. Met 'radicaal' bedoel ik dat DNUN probeert om met kritiek tot de fundamenten van de huidige problematiek door te dringen. Met andere woorden; de nadruk ligt hier niet zozeer op de oppervlakkige manifestatie van problemen, maar op hetgeen dat deze problemen veroorzaakt. Door de oorzaak van problemen bloot te leggen, beperkt DNUN zich niet zozeer tot symptoombestrijding, maar ontwikkelt zij een meer fundamentele kritiek die onderdeel is van een zoektocht naar een meer constructieve oplossing.

De afgelopen weken heeft DNUN enkele kernpunten geformuleerd waar zij zich op wil richten. Zo wordt bijvoorbeeld de rol van de universiteit in de samenleving kritisch bekeken en worden problemen zoals de commercialisering van het hoger onderwijs, de flexibilisering van arbeid en het veelbesproken rendementsdenken als deel van een groter geheel gezien. En hoewel deze problemen zowel door de minister van Onderwijs als het College van Bestuur (CvB) worden erkend, wijzen beiden naar elkaar. Jet Bussemaker geeft toe dat de universiteit geen bedrijf is, maar benadrukt dat ze geen invloed heeft op het concrete beleid van universiteitsbesturen. CvB-voorzitter Gerard Meijer benadrukte tijdens het recente Soeterbeeck-college dat hij teveel wordt beperkt in zijn budget; ‘It's the money, stupid.’ Wijzen is niet moeilijk, kritisch op je eigen positie reflecteren en aan een constructieve oplossing werken daarentegen wel.

Wanneer wij dieper ingaan op bijvoorbeeld de flexibilisering van arbeid op de universiteit, blijkt uit een onderzoek van Vakbond voor de Wetenschap (VAWO) dat sinds 2000 het aantal tijdelijke arbeidscontracten sterk is gestegen. Volgens de VAWO en vakbond Abvakabo beperkt deze flexibilisering van arbeid de ontwikkeling van academisch talent en verhoogt het de werkdruk. De kwaliteit van het onderzoek en onderwijs gaan daardoor aanzienlijk achteruit. Het universiteitsbeleid van de RU volgt wat dit betreft een landelijke trend. Het Centraal Bureau voor de Statistiek stelt dat sinds het begin van de economische crisis in 2008 het aantal mensen in Nederland dat werkt op basis van een tijdelijk contract sterk is toegenomen. De flexibilisering van arbeidsplaatsen op onze universiteit staat dus niet op zichzelf, maar maakt deel uit van een breder probleem. Het lijkt mij dan ook meer dan logisch dat de oplossing niet alleen wordt gezocht binnen een specifieke sector, maar dat er moet worden gekeken naar een meer fundamentelere oorzaak. Juist doordat DNUN problemen als deel van een groter geheel ziet en hiermee een meer fundamentelere kritiek formuleert, lijkt een kritiek op het neoliberalisme onvermijdelijk. Een volgende stap voor de beweging is de abstracte problemen vertalen naar concrete doelen. Dit is precies wat DNUN nu doet.

Een van de doelen van DNUN is democratisering van de universiteit. Vanuit een meer democratische structuur zouden het rendementsdenken en de commercialisering van de academische wereld kunnen worden teruggedrongen. Dat het neoliberalisme op zijn zachtst gezegd niet democratisch is, maakt het belang van het creëren van alternatieven des te groter. DNUN heeft hier al een belangrijke stap gemaakt door in de praktijk basis-democratisch te zijn. Binnen deze basis-democratische structuur worden beslissingen op een zo gelijkwaardig en kleinschalig mogelijke manier gemaakt. Binnen de beweging zijn verschillende werkgroepen actief, die onderling vergaderen en gezamenlijk proberen tot overeenstemming te komen. Middels deze constructie proberen we een centralisatie van kennis – en dus macht – te voorkomen. Daardoor blijft een dynamiek bewaard waarin iedereen op een gelijkwaardige manier kan participeren en direct inspraak heeft in zijn of haar Nieuwe Universiteit. Daarnaast wil DNUN op korte termijn samen met docenten colleges opzetten. Op die manier kunnen we zowel bijdragen aan de theoretische vorming van de beweging, als dat het een manier is voor docenten en studenten om gezamenlijk het onderwijs vorm te geven. Dit maakt dat de DNUN niet alleen praat en discussieert over democratisering van de universiteit, maar dat in de praktijk zelf ook is. Daardoor is DNUN zoals Mathijs van de Sande duidelijk verwoordt: 'De belichaming van datgeen waar zij voor strijdt.'

 

[Ingezonden] Een studentlid in het College van Bestuur is oplossing

Afgelopen vrijdag stuurde studentenfractie asap een opinieartikel in, waarin zij stelt dat een studentlid in het College van Bestuur geen oplossing is om de RU democratischer te maken. Studentenfractie AKKUraatd denkt daar heel anders over en maakt haar standpunt duidelijk in deze ingezonden brief.

Afgelopen vrijdag is er een opinieartikel gepubliceerd, waarin werd opgeroepen om de medezeggenschap te versterken. Het voorstel dat in dit artikel werd gedaan om een toehoorder toe te voegen aan het College van Bestuur (CvB), zorgt echter niet voor de beoogde versterking. AKKUraatd wil verder kijken: de stem van studenten moet versterkt worden. Een studentlid in het CvB is daar het middel voor.

Een toehoorder zou aanwezig moeten zijn bij alle vergaderingen van het CvB en het College van Decanen. Deze student zou volgens asap deel kunnen uitmaken van de Universitaire Studentenraad (USR). Dit concept kent al een lange geschiedenis aan onze universiteit, aangezien zo’n toehoorder vroeger bestond. De voorzitter van de USR sloot toen aan bij vergaderingen van het CvB. Het gevolg hiervan was dat het College besluiten nam in zogenaamde schaduwvergaderingen. De medezeggenschap werd gezien als een infiltrant in het College. In de ogen van studentenfractie AKKUraatd is dit doordat de medezeggenschap vervloeide met zeggenschap. De scheidslijn moet duidelijk zijn, een studentlid in het CvB zal door het College gezien moeten worden als een volwaardig lid met een geheimhoudingsplicht van gevoelige informatie over bijvoorbeeld medewerkers. Een toehoorder vanuit de medezeggenschap is als een Tweede Kamerlid als toehoorder bij het kabinet, dat is onwenselijk.

Een grote angst is dat de medezeggenschap buiten spel gezet zou kunnen worden, wanneer een student plaats neemt in het CvB. Het College zou namelijk kunnen beweren dat zaken met de medezeggenschap zijn besproken, waardoor de discussie niet meer met de USR wordt gevoerd. Dit is onjuist, omdat een studentlid geen onderdeel uitmaakt van de medezeggenschap. Juist door het bestuurlijke karakter van het studentlid heeft het College nog altijd haar informatieplicht naar de medezeggenschap. Besluiten kunnen op een aantal zaken alleen worden genomen als de medezeggenschap instemming verleend of is gehoord. Daarnaast is de situatie op facultair niveau een op een vergelijkbaar met dat op centraal. Daar wordt de Facultaire Studentenraad nog altijd betrokken en geraadpleegd, ondanks dat een studentlid- of assessor al heeft meegepraat.

Een toehoorder zal ook in geen geval persoonlijke informatie kunnen delen met de medezeggenschap. De beoogde transparantie zal daardoor niet groter worden. Dat is in de ogen van AKKUraatd ook niet het probleem. Het studentlid moet vanaf het begin van het beleid mee kunnen praten met het College. Beleid kan zo eerder vanuit een studentperspectief worden bekeken, waardoor in een eerdere fase rekening kan worden gehouden met de mening van studenten. De plannen gaan daarna nog altijd naar de USR, maar hebben dan al studenten-input gehad.

Om de kwaliteit van het studentlid te waarborgen, is een selectieprocedure nodig. Een sollicitatiecommissie bestaande uit het voorgaande studentlid, USR-leden en andere betrokken studenten is hier uitermate geschikt voor. Op deze manier worden ook de facultaire assessoren gekozen aan de universiteit.

AKKUraatd roept dan ook nogmaals op om in navolging van de goede ervaringen op facultair niveau en vanuit studentenoogpunt in Groningen een studentlid toe te voegen aan het bestuur van de universiteit. Juist op de RU zijn goede verhalen te horen over studentleden in het bestuur en zoals twee studentleden van de Universiteitsraad uit Groningen reageren op het artikel op Folia Web: 'Natuurlijk zijn er ook kritische geluiden en verschilt het per studentlid, toch kan hij/zij vaak een brugfunctie vervullen. (…) De student moet gehoord worden en met het studentlid erbij is dat nu ook direct bij het CvB. Samen met de Universiteitsraad komt dit de student en universiteit alleen maar ten goede.'

 

[Ingezonden] Studentlid in het College van Bestuur is geen oplossing

Studentenpartij AKKUraatd is blij met de ontwikkeling bij de UvA, waardoor een studentlid aan het College van Bestuur wordt toegevoegd. asap ziet in deze toevoeging aan het College van Bestuur echter geen heil en pleit voor meer bevoegdheden voor de Universitaire Studentenraad.

Het is hommeles in Amsterdam. Studenten hebben eerst het Bungehuis bezet en sinds afgelopen woensdagavond het Maagdenhuis. Het Amsterdamse College van Bestuur (CvB) wil niet luisteren naar de studenten, iedere dialoog lijkt onmogelijk. Gelukkig is het in Nijmegen beter gesteld met de medezeggenschap, maar ook hier zijn nog genoeg verbeterpunten. Zo wil asap dat studenten op faculteiten evenveel inspraak krijgen als het personeel en moet er een studenttoehoorder komen bij het College van Bestuur en het College van Decanen. Maar een studentlid in het bestuur zoals AKKUraatd dat wil? Daar ziet asap helemaal niets in.

Een extra ondemocratische bestuurder in het CvB draagt niet bij aan een betere universiteit. Onlangs verscheen een artikel op Folia Web waarin juist de studenten in de universiteitsraad van de Rijksuniversiteit Groningen ervoor pleiten om de student-assessor in het CvB af te schaffen. Groningen is de enige universiteit met zo’n constructie en daar wordt de student-assessor voornamelijk gezien als een bestuurder zonder democratische verantwoording. De Groningse ervaring is dat deze vaak informatie achterhoudt voor de rest van de medezeggenschap. Hierdoor komt de controlerende functie van de medezeggenschap in het geding. asap ziet geen reden waarom dat op onze universiteit anders zou zijn. Daarnaast bestaat er vrees voor inkapseling. Het CvB zal een student snel medeplichtig maken en misschien zelfs vertrouwelijke informatie geven. Hierdoor kan deze student niets aan de rest van de medezeggenschap vertellen.

asap ziet een betere oplossing: de Universitaire Studentenraad (USR) moet meer bevoegdheden krijgen. Zo willen wij dat er een student als toehoorder bij zowel het College van Bestuur als het College van Decanen komt te zitten. Daarmee blijft de zeggenschap waar zij hoort, maar zorg je dat essentiële informatie terecht komt bij de studenten die dusdanig belangrijk zijn voor een goede inspraak.

Het is namelijk niet altijd duidelijk wie verantwoordelijk is voor bepaalde besluiten; de decanen van de faculteiten of het centrale College van Bestuur van de universiteit. Momenteel wordt Facultaire Studentenraden vaak voorgehouden dat problemen op centraal niveau spelen, terwijl de USR wordt afgescheept met het argument dat een zaak op facultair niveau speelt. Met een studenttoehoorder bij zowel het CvB als het College van Decanen ondervang je dit probleem. Dit komt de openbaarheid, transparantie en controleerbaarheid van de universiteit ten goede en daarmee ook de kwaliteit van de universiteit.

Een ander punt waar asap voor pleit, is de verdwijning van de 60/40-stemverhouding op facultair niveau. Het is op dit moment zo dat de personeelsgeleding in de facultaire medezeggenschap meer te zeggen heeft (60 procent) dan de studentgeleding (40 procent). Deze regeling is ooit bedacht met beroep op een uitzondering vanwege het katholieke karakter van de universiteit. Een dergelijk argument rechtvaardigt deze scheve verhoudingen niet. Feit is dat democratisch gekozen studenten worden weggezet als passanten en een minderwaardige rol spelen op facultair niveau. Kritische studenten kunnen nu veel te eenvoudig de mond worden gesnoerd, dat komt niet ten goede aan een eerlijke en democratische besluitvorming. Wat asap betreft komt er snel een einde aan deze bizarre stemverhouding.

Al met al valt er nog genoeg te veranderen, ook op de Radboud Universiteit. De relatie met het College van Bestuur is echter goed, vandaar dat we overtuigd zijn dat er binnenkort een goed gesprek kan plaatsvinden tussen de USR en het CvB. Wij hopen dat het CvB het gesprek aan wil gaan om te kijken naar de verbeterpunten. Mocht die bereidheid er niet zijn, dan is dat niet alleen heel erg teleurstellend, maar beraadt asap zich ook op andere manieren om de democratie op de Radboud Universiteit te vergroten.

 

[Ingezonden] Kwaliteit van het onderwijs op de tocht?

Universiteiten hebben, als het aan een advies van een stuurgroep van het Ministerie van Onderwijs ligt, in de toekomst genoeg aan een beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs op instellingsniveau. Of het onderwijs aan de eisen voldoet, wordt dan niet meer per opleiding apart bekeken. Jip Mennen (21), student Politicologie, is van mening dat de beoordeling per opleiding belangrijk is om de waarde van een universitair diploma te garanderen.

De Radboud Universiteit wil af van de opleidingsaccreditatie, waarbij opleidingen los worden beoordeeld. De accreditaties die de kwaliteit van het onderwijs waarborgen, dreigen op advies van een stuurgroep aan minister Bussemaker van Onderwijs te verdwijnen. Deelname aan een pilot waarbij de RU alleen op instellingsniveau van de kwaliteit van het onderwijs wordt beoordeeld, ziet de RU wel zitten. Dit zet echter de kwaliteit van het onderwijs op de tocht en kan de waarde van een diploma in de toekomst laten wankelen.

De RU was in 2011 een van de eerste universiteiten die wilde deelnemen aan de instellingsaccreditatie, die naast de beoordeling op opleidingsniveau plaatsvindt. Deelname aan een controle van het onderwijs op instellingsniveau zou namelijk de bureaucratische lasten op opleidingsniveau moeten verminderen. Wanneer instellingen positief uit de instellingsaccreditatie komen, zou enkel een lichte controle bij de individuele opleidingen genoeg zijn, beloofde de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO).

Opleidingsaccreditaties zijn in het leven geroepen om de kwaliteit van het onderwijs te kunnen garanderen. Elke zeven jaar moet een opleiding aantonen dat zij het niveau heeft dat je van een bachelor of master mag verwachten. Op deze wijze wordt gegarandeerd dat wij als studenten met een waardevol diploma de arbeidsmarkt op kunnen gaan.

De RU valt jaar na jaar in de prijzen en draagt met trots de titel 'Beste brede universiteit'. Dat is een mooi oordeel op instellingsniveau. De accreditatie die in 2014 plaatsvond, bewees echter dat dit zich niet altijd laat vertalen naar alle opleidingen. In 2014 ontving de bachelor Algemene Cultuurwetenschappen een onvoldoende. Verbazing alom, bleek uit de berichten in de media. De opleidingscoördinator stelde zelfs het volgende: 'Zoiets is niet leuk om te horen. We waren best verbaasd. We krijgen namelijk al jaren goede recensies van studenten.' Pijnlijk is dat in een systeem dat enkel nog werkt met een instellingsaccreditatie, het deze mensen zijn die hun opleiding kritisch moeten evalueren. Studenten en docenten moeten in de nieuwe situatie gezamenlijk het niveau handhaven, zonder de hulp van een kritische buitenstaander. Juist de externe mensen kunnen een spiegel voorhouden en aanzetten tot een discussie over de kwaliteit van het geboden onderwijs.

Bas Kortmann, voormalig rector van de RU, haalde tijdens de opening van het academische jaar flink uit naar de NVAO. De beoordelers zouden niet bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit van opleidingen, maar worden ervaren als agenten, op zoek naar mogelijkheden om een bekeuring uit te delen. 'Waarom schaffen we de opleidingsaccreditatie niet af? Zeker als het onderwijskwaliteitssysteem op orde is, zijn universiteiten zeer wel in staat de kwaliteit van de opleidingen te bewaken en verbeteren.' Maar is het zo rooskleurig? Naast het argument dat ik net aandroeg, kunnen we ook wijze lessen trekken uit de ervaringen van onze zuiderburen. In Vlaanderen wordt al gewerkt met enkel instellingsaccreditaties en de uitwerkingen daarvan zijn verre van ideaal. De koepel van Nederlandse universiteiten oordeelde al dat 'wat ze daar doen helemaal niet verstandig is'.

En de studenten? Zowel landelijk als op internationaal niveau hebben de studentenorganisaties ISO en LSVb duidelijk stelling ingenomen tegen het loslaten van de opleidingsaccreditatie. Een resolutie afkomstig van beide vertegenwoordigers riep de Nederlandse regering op vast te houden aan de opleidingsaccreditatie. Zowel het risico van het achterblijven van enkele opleidingen op het gewenste niveau, als het belang van een discussie over de kwaliteit van het onderwijs dat wordt geboden, werden hierin aangehaald. De resolutie werd aangenomen door de European Students Union, een Europees verbond van 47 studentbelangenorganisaties uit 39 landen.

De VSNU zet de deur open voor de medezeggenschap op instellingsniveau. Zij zouden moeten instemmen met eventuele deelname aan de pilot, waarvan nog onbekend is wanneer die start. Het zal dus aan de Universitaire Studentenraad zijn de onderwijskwaliteit van onze opleidingen te beschermen. Uiteindelijk willen we allemaal met een waardevol diploma de wijde wereld in. Een kritische controle op het juiste niveau is daar onmisbaar voor.

 

[Ingezonden] Promovendi volgende slachtoffers Bussemaker

Het ministerie van Onderwijs komt weer met een nieuwe bezuinigingsmaatregel: promovendi worden student-promovendi, waardoor universiteiten niet meer voor de sociale lasten van promovendi betalen. Floor Albers van der Linden (23), student Onderwijskunde en voorzitter van Studentenvakbond AKKU, is het niet eens met het experiment dat per 2016 in zal gaan. 'Het is niets meer dan een netjes verpakte bezuiniging van de minister.'

De Vereniging van Universiteiten (VSNU) komt met een nieuw plan: student-promovendi. In plaats van een salaris, zullen 2000 promovendi bij wijze van experiment een beurs ontvangen. Bussemaker, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, steunt dit experiment en zal daarom van start gaan in januari 2016. Hierdoor krijgt het hoger onderwijs een derde cyclus: bachelor, master en vanaf volgend jaar ook promotie. Dit experiment marginaliseert de positie van de promovendus.

Hoewel het uitgangspunt van de VSNU is dat de beurs in principe gelijk zal zijn aan een netto salaris van de werknemer-promovendus, gaat de student-promovendus er toch op achteruit. Momenteel moeten universiteiten sociale lasten, ziekte- en andere verzekeringen en pensioenpremies betalen. Bij een systeem met beurzen voor student-promovendi is het niet meer de universiteit die voor deze voorzieningen moet zorgen, maar moet de student-promovendus hier zelf voor opdraaien. Het gevolg: promovendi houden minder geld over. Dit systeem levert de universiteit dus een besparing op die ten koste gaat van de promovendi. Het is niets meer dan een netjes verpakte bezuiniging van de minister.

Dat je als promovendus wordt uitgekleed, zou geen enkel probleem zijn volgens de voorzitter van de VSNU, Karl Dittrich: 'Mensen die promoveren zijn sterk gemotiveerd. Die kiezen niet voor het geld.' Zoals Ilja Leonard Pfeijffer al aangaf in nrc.next afgelopen vrijdag, klopt de redenering van de voorzitter van geen kant. Wanneer je als promovendus vurig bent voor het doen van onderzoek, kun je dus wel minder betaald krijgen. Daarnaast kan deze maatregel tot gevolg hebben dat aspirant-promovendi gaan nadenken over het financiële aspect van het promoveren. Je moet namelijk ook je studieschuld nog afbetalen. Inderdaad, geld moet geen reden zijn om wel of niet te gaan promoveren, maar deze maatregel bewerkstelligt dat het wel een reden wordt.

Een voordeel dat Bussemaker noemt, is dat student-promovendi zich enkel nog hoeven te richten op het doen van onderzoek en geen onderwijs meer hoeven te geven. Zo kunnen promovendi eerder klaar zijn. Zonde! Het is juist heel waardevol dat promovendi onderwijs geven. Op deze manier worden zij gedwongen om vaak ingewikkelde stof helder uit te leggen en zullen ze de stof van hun vakgebied moeten bijhouden. Promovendi profiteren juist van het geven van onderwijs en omgekeerd profiteert het onderwijs van promovendi. Het zijn vaak enthousiaste mensen, die met passie voor een bepaald vakgebied hebben gekozen. Dat maakt het onderwijs beter. Daarbij heeft ook de kwaliteit van het onderwijs profijt van promovendi.

Een tweede argument dat aan dit experiment ten grondslag ligt, is dat er hierdoor ruimte zou ontstaan voor meer promovendi. De universiteit is immers minder geld kwijt aan dezelfde hoeveelheid promovendi, maar de minister lijkt daarbij vergeten te zijn dat daar helemaal geen vraag naar is. Er is geen tekort. Nu al is vaak niet genoeg plaats voor promovendi om door te stromen naar een vaste aanstelling bij een academische instelling. Daarnaast maak je promoveren op deze manier onaantrekkelijk. Het is nog maar de vraag of dit zal leiden tot meer promovendi. Kwalitatief goede promovendi zouden hier boven kwantiteit moeten staan.

Het experiment zal acht jaar lopen. Onderwijs en onderzoek versterkt elkaar, dus laten we hier niet op gaan bezuinigen. Wij kunnen gelukkig met trots zeggen dat de Radboud Universiteit vooralsnog niet deel zal nemen aan dit experiment. Zij zien promovendi als volwaardige medewerkers. Zoals het hoort.