Gapend Gat
‘Moet ik netwerken of net doen of ik werk?’, vroeg ik de loopbaanadviseur. Ze zei dat ik er met die mentaliteit niet kwam en wees me de deur. Ik stond er alleen voor.
‘Inge, Annelies, Mark, dit is Elske, zij komt het team versterken.’ Ik liep de bureaus langs en schudde handen. Inges hand was koud, die van Annelies klam en Mark kneep heel hard. ‘Welkom’, zei hij energiek. ‘Elske’, zei ik en lachte scheef. Ondertussen herhaalde ik de namen in mijn hoofd en probeerde ze te verbinden met de andere namen die ik hier op kantoor had gehoord. Een soort ‘ik ga op reis en ik neem mee’. ‘Dan breng ik je nu naar Harold’, zei de vrouw waarmee ik een kamer zou delen en die zich bij binnenkomst over me ontfermd had. Ik deed mijn best me haar naam te herinneren. Tevergeefs. ‘Hoe heet jij ook alweer?’, vroeg ik toen we door de gang liepen, maar terwijl ik het vroeg schoot het me weer te binnen: Ria. ‘Ria’, zei ze. ‘Natuurlijk’, zei ik gelaten. We bereikten het kantoor van Harold. Dat was de directeur. Ik had hem bij het sollicitatiegesprek ontmoet. ‘Hij is er nu niet’, zei Ria, ‘maar je kunt hier gewoon even wachten.’ Ik bleef achter in de stille, donkere directiekamer. Een imposant bureau stond voor een raam dat uitkeek over het hele industrieterrein. Een meeuw scheerde voorbij. Hij stak licht af tegen het grijs van de lucht. Als een witte zakdoek op een groezelig tafelblad. De lucht heeft de kleur van een archiefkast, dacht ik somber. Vanaf nu zullen de dagen zich nauwelijks nog van elkaar onderscheiden. Het hoogtepunt zal het brood zijn dat je bij het tankstation aan de grote weg kunt kopen. Driehoekige sandwiches in een driehoekig plastic doosje. In de zwarte, spiegelende monitor van Harolds computer controleerde ik mijn gebit op sporen van ontbijtgranen. Daarna streek ik mijn wenkbrauwen met een wijsvinger glad.
Ik dacht aan wat mijn oma gezegd had: dat zo’n eerste dag hoe dan ook vreselijk was. Dat je het daar niet van mocht laten afhangen. En ik dacht aan mijn neef Boudewijn die deed wat hij graag wilde, maar wel in geniep. Ik neem tenminste mijn verantwoordelijkheid, besloot ik. Ik begin ergens en dan zie ik wel waar het schip strandt. Ik moet roeien met de korte riempjes die ik heb. Om de titels van de boeken in Harolds kast te kunnen lezen, knipte ik het licht aan. Tussen een paar dikke boeken over bedrijfseconomie en een hele rits vakbladen stond Managen voor Dummies. Toen ik het zag ontglipte me een lach die de ruimte – zo leek het – heel even in tweeën brak.
Bekijk hier alle andere artikelen uit de mei-ANS.