Het issue: Oproer in omroepland

In deze rubriek staat iedere maand een ander issue centraal, waarover de meningen sterk zijn verdeeld. Deze maand: bezuinigingen op de publieke zenders

Tekst: Emmy Kool en Mickey Steijaert Illustratie: Joost Dekkers

Vanaf 2013 zal de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) jaarlijks een kwart minder subsidie op hun rekening zien verschijnen. Het Amerikaanse adviesbureau Boston Consultancy Group ontwikkelde in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een formule waarmee de NPO de bezuinigingen door kan voeren zonder een aanmerkelijk kwaliteitsverlies. Er moet flink worden gesneden in de bureaucratie en de circa vijftienhonderd internetsites. Tevens zouden er meer programma’s uit het buitenland moeten worden aangekocht en zal het aantal omroepen door fusies worden teruggebracht van 21 naar 8. Nederland kent sinds eind jaren tachtig een duaal stelsel met publieke en commerciële zenders. Waar de laatstgenoemden volledig afhankelijk zijn van reclame-inkomsten, krijgt de NPO ook subsidie van de overheid. Hier staat tegenover dat de NPO een maatschappelijke functie behoort te vervullen: de omroepen moeten zich onder andere onderscheiden door middel van producties van Nederlandse bodem en kwaliteitsjournalistiek. Ook dienen ze een podium te bieden aan innovatieve concepten en programma’s voor minderheden. Of de kwaliteit na de bezuinigingen echt gewaarborgd zal blijven staat ter discussie. Critici zijn bang dat de publieke omroep verwordt tot een veredelde commerciële instelling die de financiële middelen mist om kwaliteitsprogramma’s te maken. Kan de NPO dan nog steeds zijn maatschappelijke functie vervullen?

De stelling van deze maand: De bezuinigingen zijn een doodssteek voor de NPO

Jo Bardoel, hoogleraar Journalistiek en Media aan de RU ‘Natuurlijk moet er overal stevig worden bezuinigd, maar de NPO wordt onevenredig hard getroffen. Internationaal gezien is onze publieke omroep erg productief voor relatief weinig geld. De BBC heeft een budget dat zeven tot acht keer zo groot is. ‘Tot nu toe is de NPO altijd pionier geweest op het terrein van technische innovatie en artistieke vernieuwing. Een voorbeeld hiervan is high definition-televisie, daar kwam de publieke omroep als eerste mee. Die vooruitstrevendheid komt op het spel te staan als je met het minimale budget moet produceren. ‘In Nieuw-zeeland is een tijd lang de publieke omroep afgeschaft en een vrijemarktsysteem getest waarbij slechts commerciële zenders bestonden. zij kregen geld uit een publiek fonds voor specifieke producties die een maatschappelijk doel dienden. Op die manier zou de kwaliteit gewaarborgd blijven. Het bleek echter dat deze programma’s rond middernacht werden geprogrammeerd. Het geld was binnen, ze hadden de subsidie gekregen. Vervolgens zetten ze hun eigen producties waar het advertentiegeld mee verdiend moest worden op prime time. Als we zo’n alternatief systeem in Nederland zouden willen introduceren, moeten er dus nog een hoop aanpassingen worden gedaan.’

Anouchka van Miltenburg, woordvoerder Mediabeleid voor de VVD in de Tweede Kamer ‘De NPO beheert onnodig veel publiek gefinancierde internetsites, radiostations en televisienetten. In beginsel heb je vier publieke zenders: de drie nationale netten en per provincie een regionaal kanaal. Waarom voeg je de regionale zenders niet bij de NOS op één kanaal? Dat net zou zo een actualiteiten- en evenementenzender worden, met een landelijke en regionale inslag, terwijl de andere twee gevuld kunnen worden met programma’s gemaakt door de ledenomroepen. ‘Er zijn ontzettend veel omroepen, zij voegen niet allemaal iets toe aan de diversiteit. Na de fusies kunnen zij binnen de koepelorganisaties hun eigen identiteit behouden. Zoals Unilever verschillende soorten pindakaas onder een andere naam verkoopt, zo kunnen de omroepen diverse programma’s vanuit eenzelfde organisatie brengen. ‘Op dit moment is iedere omroep nog een zelfstandig bedrijf met een eigen directie, bestuur en administratie. Organisaties hebben de nare gewoonte zichzelf met veel geld in stand te houden, ten koste van de inhoud van de programma’s. Leden moeten omroepen gaan controleren om de kwaliteit te waarborgen. Wanneer het niveau daalt, moet er nog een zender afvallen. Kwaliteit gaat immers boven kwantiteit.’

Huub Wijfjes, mediahistoricus en bijzonder hoogleraar Geschiedenis van Radio en Televisie aan de Universiteit van Amsterdam ‘De tegenstanders van de publieke omroep denken dat de taken van de NPO probleemloos door de vrije markt overgenoen kunnen worden. Dat is een illusie. De kwaliteit van commerciële journalistiek is nu eenmaal minder dan die van publieke omroepen. Het journaal van RTL levert heel weinig nieuws op. Door de overheidsfinanciering kan de NOS een zeer complete redactie samenstellen, iets wat niet te verwezenlijken is in een commerciële omgeving. ‘Door de bezuinigingen krijg je meer nadruk op kwantiteit dan op kwaliteit. Om geld te besparen zal het materiaal van een programma over meer afleveringen worden uitgesmeerd. Een serie als Boer zoekt vrouw wordt dan al gauw enorm uitgemolken. ‘Wanneer als gevolg van de bezuinigingen de kijkcijfers van de publieke netten omlaag gaan, zullen de tegenstanders van de NPO dit als een bevestiging zien van het falen van het publieke bestel. Dit legitimeert het doorvoeren van nog meer bezuinigingen. Hierdoor ontstaat een negatieve spiraal die zal resulteren in een kwaliteitsarme publieke omroep, die slechts een klein elitedeel van de bevolking bereikt. Dat is pas echt een slechte besteding van belastinggeld.’

Kader: - Naast de eigen inkomsten van de omroepen bestaande uit ledengeld en reclameopbrengsten, tezamen 40 miljoen euro, ontvangt de NPO jaarlijks 800 miljoen euro aan subsidie. Hiervan wordt 200 miljoen wegbezuinigd. - Het aantal omroepen is gesteld op acht. Dit wordt gerealiseerd door de fusies van de KRO met de NCRV, de VARA met BNN en de TROS met de AVRO. De EO, omroep MAX en de VPRO maken met de NOS en de NTR het achttal compleet. - De huidige aspirant-omroepen POWNED en WNL kunnen in het omroepbestel blijven bestaan als ze meer dan 150 duizend leden hebben en hun meerwaarde is bewezen. Per 1 januari 2016 dienen ze zich wel aan te sluiten bij een van de bestaande fusieomroepen.

Kijk hier voor de andere artikelen uit de december-ANS