Het hoofd boven water
Nederlanders voelen zich koning te rijk achter het waterdichte dijksysteem dat hen tegen nattigheid moet beschermen. Is dit zelfvertrouwen terecht? ‘De kans op overstroming is klein, maar de mogelijke gevolgen zijn heel groot.’
Tekst: Kiki Kolman Illustratie: Sanne Reckman
Hoge golven slaan over de Nederlandse dijken en rivieren treden buiten hun oevers. De overheid besluit tot evacuatie van de bevolking in het risicogebied, maar slechts een procent weet zich in veiligheid te brengen voordat de eerste dijk doorbreekt. In hoog tempo klotst het water vanuit zowel zee als rivier dijkring 14 binnen, waarin zowel Rotterdam, Amsterdam, Leiden als Den Haag liggen. Evacuatieteams proberen de mensen te bereiken, maar ook de wegen stromen vol. Een week lang blijft de schade toenemen. Uiteindelijk is 1200 vierkante kilometer meer dan 3 meter onder water verdwenen. Meer dan tienduizend mensen zijn overleden en de schade bedraagt circa 121 miljard euro.
De gebeurtenissen zoals hierboven beschreven maken een onderdeel uit van het Ergst Denkbare Overstromingsscenario, berekend in opdracht van Rijkswaterstaat. Dit lijkt de verhaallijn van een doorsnee rampenfilm, maar is een reële gang van zaken wanneer een storm die eens in de tienduizend jaar voorkomt Nederland treft. Zelfs de befaamde Nederlandse waterkeringen zijn namelijk niet tegen alles bestand. Hoe groot is het risico? Wat doet de overheid om dit land onder zeeniveau droog te houden en is dit voldoende?
Normen en wateren De eisen waar de waterstoppers in ons land aan moeten voldoen zijn afhankelijk van de veiligheidsnorm die aan het betreffende gebied is gesteld. Deze normen zijn na de Watersnoodramp van 1953 door de destijds samengestelde Deltacommissie bepaald aan de hand van een kosten-batenanalyse. Han Vrijling, hoogleraar Constructieve Waterbouw aan de TU Delft, legt uit: ‘Deze economische som houdt in dat denkbeeldige kosten van een staatsverzekering voor het te lopen overstromingsrisico worden afgezet tegen kosten van dijkverhoging. Er wordt gekozen voor de optie met de laagste totale kosten, het economisch optimum.’ Dit betekent dat dichtbevolkte gebieden met industrie een strengere norm hebben gekregen dan poldergebieden met kleine dorpen. Ter vergelijking: dijkring 14, die de Randstad moet beschermen, heeft een norm van 1/10.000. Dit houdt in dat de dijk in staat moet zijn een waterstand die eens in de tienduizend jaar voorkomt te keren. Voor een dunbevolkt gebied als Limburg langs de Maas is dit eens in de 250 jaar en voor Nijmegen geldt een norm van 1/1250. ‘Dat betekent inderdaad dat mensen in deze gebieden meer gevaar lopen. Maar dat is niet verontrustend groot’, aldus Vrijling. ‘Het risico dat je als gezonde student überhaupt dood gaat is 1/1000. Dan is een kans van 1/25000 om te overlijden door overstroming niet iets om van wakker te liggen.’
Nat Nijmegen? Ondanks het geringe individuele risico is er kritiek op de waterveiligheid in de Lage Landen. Velen, waaronder Vrijling, stellen dat de huidige normen niet meer volstaan. Sinds het opstellen van de eisen in 1960 is ons land economisch ontwikkeld en is de populatie gegroeid, waardoor een nieuwe berekening van het economisch optimum nu tot hogere normen zou leiden. ‘Men moet niet denken dat de Nederlandse roep om verbetering duidt op een onveilige situatie’, aldus Piet Dircke. Hij reist namens ingenieursbedrijf Arcadis de hele wereld over om waterprojecten te begeleiden. ‘Ik kan een aardige vergelijking maken en Nederland is veruit de veiligste delta ter wereld. In Amerika halen ze voor steden als New York zelfs niet een niveau van een keer in de honderd jaar.’ Het meeste commentaar richt zich op de riviergebieden, waarin ook Nijmegen zich bevindt. Normen voor deze zoetwaterstromen zijn in de loop der jaren naar beneden bijgesteld. ‘Dit is onder politieke druk gebeurd’, aldus Vrijling. ‘Nu geldt een eis van 1/1250. Dat valt wel mee, kijkend naar de kans dat een persoon verdrinkt. Economisch gezien is dit echter veel te laag, dan zou dat wel 1/4000 mogen zijn. Bij een hoge Waalstand zou er zomaar een dijk door kunnen breken.’ Moeten we en masse zwemvesten inslaan? ‘Ach, Nijmegen ligt op een heuveltje.’
Lekken dichten Loos alarm of niet, de overheid geeft wel gehoor aan de kreten: met een nieuw Deltaprogramma worden de veiligheidsnormen up-to-date gebracht. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar nieuwe economische waarden binnen de gebieden, maar wordt ook toegewerkt naar een maximaal individueel slachtofferrisico van 1/100.000 voor alle dijkringen. Bovendien wil men van een overschrijdings- over naar een overstromingsnorm. Vrijling: ‘Er wordt dan niet alleen maar gekeken naar het voorkomen dat het water over de dijk heen slaat, maar ook rekening gehouden met andere faalmechanismen zoals verschuiving of ondermijning.’ Het Rijk houdt zich ook bezig met versteviging van dijken die momenteel niet aan de norm voldoen. In 2011 bleek dit voor maar liefst een derde van de waterkeringen het geval te zijn. Een van de bekendste probleemgevallen is de Afsluitdijk en ook in dijkring 14 rondom de laaggelegen Randstad zitten zwakke schakels. Het corrigeren van deze punten kost enige tijd. Dircke: ‘De Afsluitdijk is al 75 jaar oud en moet gewoon worden gerenoveerd. Er wordt al heel lang gepraat over de manier waarop.’ Volgens Vrijling hoeven we ons echter geen zorgen te maken over de gebreken. ‘Je kunt het vergelijken met een APK-keuring voor een auto. Als die er niet doorheen komt betekent dat niet dat het een levensgevaarlijk ding is, maar enkel dat hij niet voldoet aan de afspraken.’ Dircke sluit zich hierbij aan. ‘Het gaat voornamelijk om geschiktheid voor hoogwaterbescherming in de toekomst.’ Toch kunnen de huidige herstelwerkzaamheden verschil maken bij een overstroming, zo blijkt uit het eerder genoemde doemscenario. Volgens berekeningen zou dezelfde storm na aanpassingen aan de waterkering vijfduizend in plaats van tienduizend doden veroorzaken.
Zoden aan de dijk Volgens de nieuwste strategie van Meerlaagse Veiligheid richt het beleid zich niet enkel op preventie van overstromingen, maar ook op het beperken van schade bij waterrampen door enerzijds de ruimtelijke ordening en anderzijds evacuatieplannen. Heel belangrijk, vindt Dircke. ‘Juist door onze solide systemen is evacuatie wel het laatste waar de Nederlanders zich tot voor kort mee bezig hielden. De vraag of wij voorbereid zijn wanneer het fout gaat is eigenlijk sinds orkaan Katrina gaan spelen. Het antwoord is nee. Als dijkring 14 doorbreekt is Nederland naar mijn inzicht niet in staat om binnen 24 uur de Randstad te evacueren.’ Het wegennet zou niet genoeg ruimte bieden om de miljoenen Hollanders op tijd in veiligheid te brengen. Daarom wordt er nu gewerkt aan bijvoorbeeld informatievoorzieningen en plannen voor infrastructuur. Ook wordt er gekeken naar de mogelijkheden van bijvoorbeeld compartimentering, waarbij het water na een overstroming nog wordt gereguleerd, of verticale evacuatie, waarbij mensen in veiligheid worden gebracht op hoge verdiepingen. Deze maatregelen, gericht op schadebeperking na dijkdoorbraak, zijn volgens Vrijling een grote stap terug. ‘Vroeger moest je in dit land hollen als de zee kwam, toen kon men niet anders. Totdat een paar slimme mannen een terp bouwden, dat was een stap vooruit. Na een tijd zei moeders: “Dat is ook zo’n gedoe, elke keer die oogst om die terp heen weg.” Dus nodigden ze met kerst de buurman uit en spraken ze af een dijk om het land heen te zetten. Dat is zo goed bevallen dat we sindsdien achter de dijken zitten. En wat gaan ze nu doen in Nederland? Terpen bouwen en vluchten!’ Vrijling geeft er de voorkeur aan de kraan dicht te houden, zodat dweilen met de kraan open wordt voorkomen. ‘Al het geld dat aan evacuatie en grondverhoging wordt uitgegeven gaat ten koste van investeringen in dijkversteviging. Als je kijkt naar New Orleans, dat zeven jaar na Katrina nog slechts de helft is van wat het ooit is geweest, zie je welke gevolgen nadruk op crisisbeheer heeft. Het is een grote denkfout dat we economische schade moeten accepteren, als er maar mensenlevens worden gered.’ Deze schade zou in geval van een watersnood snel oplopen. Vandaar dat de overheid rekening houdt met het eventueel kopje-onder gaan van de Nederlandse gronden. ‘De kans op overstroming is klein, maar de mogelijke gevolgen zijn heel groot’, aldus Vrijling. ‘Nogal wiedes’, stelt Dircke. ‘Wij willen overleven in een delta die op sommige plekken bijna zeven meter onder zeeniveau ligt.’