Artistieke academici

Met de oprichting van de Akademie van Kunsten komen kunstenaars als Anton Corbijn en A.F.Th. van der Heijden terecht tussen de wetenschappers. Ook elders gaan kunst en de academische wereld steeds vaker samen. ‘Flauwekul’ zegt de een, ‘logisch’ vindt de ander. Wat hebben kunst en wetenschap elkaar te bieden?

Tekst: Kiki Kolman Illustratie: Rens van Vliet

Dit artikel verscheen in de april-ANS.

De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) opent deze maand de Akademie van Kunsten. Onder de eerste negentien prominente leden zijn onder andere regisseur Paul Verhoeven, schrijver A.F.Th. van der Heijden, hiphopdirigent Kyteman en modeontwerpers Viktor en Rolf. De nieuwe Akademie moet niet alleen een platform worden waar deze vooraanstaande kunstenaars uit alle disciplines samenkomen, maar ook een mogelijkheid bieden om de banden tussen wetenschap en de cultuursector aan te halen. De oprichting van de Akademie past in een trend: steeds vaker ontmoeten wetenschap en kunst elkaar. De Belgische kunstenaar Koen Vermechelen houdt zich bijvoorbeeld bezig met het kweken van kippen en onderzoekt zo het thema van bio-culturele diversiteit. Zijn doel is om een kosmopolitische kip te creëren, die als superbastaard de genen van alle kippenrassen in zich heeft. De Duitse kunstenaar Adi Hoesle ontwikkelde in samenwerking met professor Andrea Kübler de Brainpainter, een apparaat dat hersengolven om kan zetten in schilderijen. Sinds tien jaar is het bovendien mogelijk voor kunstenaars om aan de hand van een kunstwerk te promoveren aan de universiteit. Deze ontwikkelingen zijn opvallend. Kunst wordt vaak gezien als het persoonlijke, subjectieve werk van de kunstenaar. De maker is een vrije geest die haar creativiteit botviert op bijvoorbeeld doek, muziekstuk of schrijfwerk. Wetenschappers houden zich daarentegen voornamelijk bezig met harde feiten, die zij binnen vaste kaders en volgens regels van verantwoord onderzoek benaderen. Toch benaderen deze werelden elkaar nu. Hoe komen ze samen? Waar overlappen ze? En wat hebben ze elkaar te bieden?

Gescheiden wegen Van oudsher liggen kunst en wetenschap in elkaars verlengde. De oude Grieken kenden geen speciaal woord voor kunst. Zij schaarden dit onder het woord technè, dat ze gebruikten voor vakmanschap in iedere techniek. Op middeleeuwse universiteiten werd onderwezen in de zeven vrije kunsten – septem artes liberales. Muziek werd samen met meetkunde, rekenkunde en kosmologie onder de rekenkundige categorie geschaard. In de Renaissance heerste het ideaal van de homo universalis, de mens die zich op alle vlakken ontwikkelde. Leonardo da Vinci vormde hier – als architect, ingenieur, natuurkundige, schilder en meer – het toonbeeld van. Toen de KNAW in 1808 werd opgericht heette ze nog het Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten en bood het instituut onderdak aan zowel kunst als wetenschap. ‘De kunstenaarsklasse is er door Thorbecke uitgezet’, vertelt Koen Hilberdink, hoofd van de afdeling Genootschap bij de KNAW en nauw betrokken bij de oprichting van de Akademie van Kunsten. ‘In lijn met het liberale kunstbeleid mocht de overheid zich niet met kunst bemoeien, dat was een autonoom domein. Bovendien kwam er een verandering in de wetenschap, deze moest zuiver zijn en gericht op kennisopbouw.’ De vrijzinnige kunsten, die niet altijd gericht waren op kenniswerving of vooruitgang, hoorden hier niet bij. Zo vielen zij buiten de academische wereld toen de wetenschappen zich verder gingen specialiseren. Een dergelijke splitsing vond niet in overal in grote mate plaats. In bijvoorbeeld Frankrijk en België zijn de academies nooit ontdaan van hun kunstvleugel. Willem Elias, aantredend hoofd van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten: ‘In Vlaanderen zijn de beroepen van wetenschapper en kunstenaar altijd beschouwd als twee gelijkwaardige manieren om ordening te brengen in de wereld. Onze Academie kent vier klassen: natuur-, mens- en technische wetenschappen en de kunsten. In de laatste zitten zowel kunstenaars als mensen die kunst bestuderen, zowel musici als musicologen.’ Elias wijt het uit elkaar groeien van de creatievelingen en academici onder andere aan de opkomst van de moderne kunst. ‘Dat is in eerste instantie een destructieve aangelegenheid geweest. De moderne kunstenaars wilden zich bevrijden van de traditionele kunst. De oude kunst was te veel een bevestiging geworden van het bestaande. Een urinoir op een stoeltje zetten is daarentegen ook niet echt een wetenschappelijk statement.’

Artistieke algebra Projecten waar academici en kunstenaars samenkomen schieten als paddenstoelen uit de grond. Wetenschap kan de kunst dienen door inspiratie of met technieken en kennis die van belang zijn voor het creëren van kunstwerken. In Groningen wordt jaarlijks de Nacht van Kunst en Wetenschap georganiseerd. Aan de Universiteit Twente werkten kunstenaars en wetenschappers samen aan een sculptuur dat door magnetische velden andere vormen kan aannemen. In de RU haar eigen Huygensgebouw vond in augustus een expositie plaats waarvoor wetenschappers in gesprek gingen met kunstenaars. De laatsten lieten zich inspireren door de passie die de onderzoekers hadden voor hun vak. De Taiwanese kunstenaar Tin Tong Chang beeldde bijvoorbeeld het ecosysteem uit door drie etmalen door te brengen in een kas, levend van de rupsen op de aanwezige planten, die hij bewaterde met zijn urine. Vincent Icke is als Nederlandse hoogleraar theoretische Sterrenkunde en tevens beeldend kunstenaar de belichaming van de kruisbestuiving tussen kunst en wetenschap. ‘Sommige werken die ik maak, zijn vrijwel direct te herleiden naar beelden die ontstaan in wetenschappelijke onderzoek. Ik heb bijvoorbeeld een lichtprojectie gemaakt waarbij het licht zo wordt geprojecteerd dat het zich gedraagt als water. Christiaan Huygens kwam in de zeventiende eeuw al met dit idee.’ Het resultaat staat voor Icke los van de wetenschap. ‘Dat is gewoon kunst, de toeschouwer hoeft niet na te denken over de achterliggende algebra en natuurkunde, dat heb ik al voor hem gedaan.’

kunstjeOnderzoek zonder remmen Wetenschap biedt dus inspiratie en kennis. Wat kan de kunst andersom voor de wetenschap betekenen? Elias stelt dat de academische wereld nog zeker kan leren van de creatievelingen. ‘De kunst kent geen grenzen of remmen. De wetenschap is gestut op het waarheidsprincipe, alles moet controleerbaar zijn op juistheid. Het is natuurlijk formidabel dat je na onderzoek kunt stellen dat iets bewezen is, maar het is ook een grote zwakte omdat het je vrijheid beperkt. Creativiteit is belangrijk om nieuwe methoden, modellen en invalshoeken te bedenken.’ Ook Hilberdink hoopt dat samenwerking leidt tot verrassende nieuwe inzichten, niet enkel binnen het onderzoeksterrein van de wetenschapper. ‘Onderzoekers en kunstenaars werken vanuit eenzelfde houding: ze willen toe naar de essentie van iets, naar de fundamenten van de werkelijkheid.’ Vanuit dit idee kan de Akademie van Kunsten maatschappelijke vraagstukken zoals Europese integratie of de klimaatproblematiek voorleggen aan zowel wetenschappers als kunstenaars. ‘Ik denk dat uit de verschillende invalshoeken heel mooie dingen kunnen komen. Een wetenschapper zou ook zijn onderzoeksvraag aan een kunstenaar kunnen voorleggen voor een onverwacht perspectief.’ Icke is sceptischer over de helpende hand die de kunstwereld de wetenschap kan bieden. ‘Wetenschappelijk onderzoek is dermate geavanceerd dat we eigenlijk niet zoveel hebben aan de goede wil en intelligentie van buitenaf. Dat klinkt heel bot, maar mensen die niet in het veld werken hebben over het algemeen geen idee van de mogelijkheden.’ Hij ziet wel een andere waardevolle kwaliteit in de creatieve sector die bruikbaar kan zijn voor de wetenschap. ‘Presentatie is ook belangrijk in de wetenschap. Een serie van mijn voordrachten wordt nu bijvoorbeeld uitgegeven op video, dus ga ik van tevoren met de makers in gesprek. Als je het contact met de buitenwereld wilt opzoeken, kun je veel van kunstenaars leren.’ Zij zijn immers experts in vormgeving, zo stelt ook Elias. ‘Dit is belangrijk, want we zijn er in onze cultuur steeds meer van overtuigd dat de vorm die aan iets gegeven wordt, mede de inhoud bepaalt.’

Dansend je dissertatie halen Het binnendringen van kunstenaars in de wetenschappelijke wereld gaat verder dan het meedenken met wetenschappelijk onderzoek in andere gebieden. In Leiden tillen muzikanten, schilders of componisten hun eigen werk naar het academisch niveau. Hier kunnen zij promoveren met een artistiek onderzoek. Dat betekent dat de artistieke praktijk het vertrekpunt is en mede het onderzoeksresultaat bepaalt. Uiteindelijk wordt niet alleen een proefschrift, maar ook een kunstwerk gepresenteerd. Fluitist Jed Wentz is bijvoorbeeld gepromoveerd met onderzoek naar de tempovrijheid in de opera’s van de Franse barok. De verklaring ligt volgens hem in de barokdans en het acteren van de zeventiende en achttiende eeuw en dus leerde hij zichzelf deze kunsten aan. Zijn bevindingen schreef hij op in een proefschrift en bij de slotdissertatie gaf hij een uitvoering waarbij hij onder leiding van een ensemble en met zijn nieuw opgedane acteerkwaliteiten de bevindingen toonde. Inmiddels hebben twintig kunstenaars hun doctorstitel behaald. Frans de Ruiter, hoogleraar en directeur van de Leidse Academie der Kunsten, is nauw betrokken bij de opstart van de promotietrajecten voor kunstenaars. Volgens hem horen kunsten thuis op de universiteit. ‘Het kunstenaarschap is geen beroep, maar een verslaving. Binnen een universiteit moet je alles verzamelen dat op het hoogste niveau wordt beoefend. Je kunt nergens zo goed viool studeren als aan het conservatorium, dus dat hoort niet in het beroepsonderwijs thuis.’ Vincent Meelberg, universitair docent Algemene Cultuurwetenschappen, is ook overtuigd van de academische waarden van kunst. Hij begeleidt promovendi in Leiden en houdt zich als enige Radboudiaan zelf bezig met artistiek onderzoek. ‘Iedere kunstenaar is eigenlijk onderzoeker. Zelf speel ik contrabas en als ik bijvoorbeeld samen met een andere musicus speel, ben ik altijd aan het experimenteren. Ik stel onderzoeksvragen: “Hoe kan ik ervoor zorgen dat hij meegaat in wat ik doe?” Ik stel bepaalde hypothesen: “Als ik deze lijnen speel, gaat het misschien matchen.” Dit wordt geverifieerd door het uiteindelijk klinkende resultaat. Als je artistiek onderzoek doet, maak je dit proces expliciet.’ ‘Flauwekul’, vindt Carel Blotkamp, kunstenaar en emeritus hoogleraar Moderne Kunst aan de Vrije Universiteit Amsterdam. ‘Er is sprake van verwarring rond het begrip “onderzoek”. Een kok doet ook onderzoek als hij een gerecht maakt, maar dat is niet academisch. Wetenschap maakt een progressieve vooruitgang, onderzoek van honderd jaar geleden is nu niet meer relevant omdat de kennis is gevorderd. Dat geldt niet voor kunst.’ Kunst zal volgens hem dus nooit onderdeel worden van de academische wereld. ‘Samenwerking tussen wetenschap en kunst zijn alleen nuttig als zij verschillende visies op een maatschappelijk thema geven, zoals bij de Akademie van Kunsten kan gebeuren.’ Icke, voorstander van de promotietrajecten, spreekt dit tegen. Hij wijst net als Meelberg op overeenkomsten. ‘Onderzoek draait voor mij in eerste instantie om het verleggen van grenzen, het opzoeken van nieuwe mogelijkheden. Bovendien geldt voor beide gebieden dat alles gaat met veel vallen en af en toe opstaan. Natuurlijk verschillen de middelen die sterrenkundigen gebruiken van die van een kunstenaar. De een werkt met gigantische telescopen, de ander met een tube verf en een kwast. Dat wil niet zeggen dat een artiest geen goed onderzoek kan doen.’

Bekijk hier de overige artikelen uit de april-ANS.