De wetenschap achter: Spinnenfobie

Een onschuldige spin kan sommige mensen laten trillen op hun benen. Niet leuk voor de angsthazen, maar wetenschappers buigen zich dankbaar over het fenomeen vrees. Hoe ontstaan irrationele angsten in het brein en hoe zijn deze te verhelpen?

Tekst: Kiki Kolman Illustratie: Sanne Reckman

Dit artikel verscheen eerder in de juni-ANS

Hij heeft acht breekbare poten, een lijf van maximaal 2 centimeter en een opgerolde krant als grootste vijand. De Nederlandse huisspin vormt in de praktijk geen bedreiging, maar kan veel mensen de stuipen op het lijf jagen. Gegil, zweet en paniek zijn kenmerkend voor een specifieke fobie: een irrationele angst voor bepaalde dingen of situaties. Bij spinnenfobie kan dit bijvoorbeeld zo ver doorslaan dat mensen kelders en zolders vermijden en slaapproblemen krijgen. Hoe ontstaat deze vrees? En waarom helpt het als mensen in therapie de confrontatie met hun angst opzoeken?

Tussen de oren Angst is noodzakelijk om te overleven. Eni Becker, hoogleraar Klinische Psychologie aan de RU, vertelt: ‘Het is evolutionair gezien heel nuttig om snel bang te zijn, want een schrikreactie bereidt je voor op goed gedrag bij gevaar.’ In het geval van een dreiging kennen mensen en dieren drie automatische reacties: vluchten, vechten of verstarren. Het lichamelijke effect dat vrees oproept, maakt je fysiek in rap tempo klaar om de kracht die nodig is voor de betreffende respons te verzamelen. Wanneer je een straat oversteekt en er komt plots een auto aan, kun je door een angstreactie veel sneller wegspringen. Het signaal van de naderende auto komt via je ogen de hersenen binnen en leidt naar de amygdala. Dit is een klein, amandelvormig hersengebied waar verbanden worden gelegd tussen binnenkomende informatie en emoties, in dit geval angst. Het lichaam wordt dan door de hersenstam aan het werk gezet. ‘Op dat moment worden er stresshormonen zoals adrenaline aangemaakt die nodig zijn om snel te kunnen vluchten of vechten’, aldus Debby Reintjes, psycholoog bij angstcentrum IPZO. ‘Daardoor neemt je spierspanning toe, versnelt je ademhaling, stijgt je hartslag en krijg je het heel warm.’ Al deze factoren zijn kenmerkend voor de angstreactie die fobische mensen ervaren bij het zien van een spin. ‘Als je daadwerkelijk in gevaar bent, zul je de aangemaakte energie gebruiken. Bij een huisspin ontbreekt de noodzaak om te vluchten en daarom ervaar je heel bewust dat vervelende, angstige gevoel.’

Actie = reactie De psychologie stelt dat je angst kunt aanleren. Door het herhaaldelijk schrikken van een spin, ontwikkel je een gedragspatroon. Het model van klassieke conditionering stelt dat een individu voorwaardelijke reflexen leert. Simpel gezegd: actie is reactie en het zien van een spin leidt automatisch tot angst. Erno Hermans, assistant professor bij het Donders Instituut, legt uit: ‘Het brein werkt als volgt. Een associatie, het zien van de spin en het daaraan koppelen van angst, wordt gemaakt door middel van verbindingen tussen neuronen in de amygdala. Als de verbinding vaker wordt aangesproken, zal de connectie tussen die neuronen worden versterkt.’ Een dergelijk gedragspatroon is heel handig als je leert weg te springen voor een auto. Een spin is echter niet levensbedreigend, dus vanwaar de terugkerende angst? De eerste connectie tussen spin en dreiging kan snel worden gelegd. Als je eenmalig schrikt van een spin, een familielid in paniek ziet raken of wanneer iemand je vertelt dat het beestje gevaarlijk is, kan je brein al een associatie maken. Becker: ‘In feite ben je de keren daarna niet bang voor de spin, je bent bang om opnieuw een nare paniekreactie te krijgen.’ Zo werkt angst als een self-fulfilling prophecy en versterkt het zichzelf. Sommigen stellen dat de angst voor spinnen evolutionair is aangelegd. Anderen willen dit moeilijk geloven, aangezien het idee impliceert dat er kennis in je brein is ingebouwd bij de geboorte. Hermans: ‘Veel fobieën bij mensen draaien wel om muizen, spinnen en honden, maar de veel reëlere angst voor messen komt minder voor. Het is dus waarschijnlijk dat de associaties voor deze stimuli makkelijker worden gemaakt.’

Labiele herinneringen Om een fobie te verhelpen, is het zaak je hersenen te leren dat de angstbron geen bedreiging vormt. Dit gebeurt bij exposure-therapie, waarbij de patiënt wordt blootgesteld aan zijn grote angst. Bij IPZO voert Reintjes deze therapieën uit. ‘De paniekreactie die het zien van een spin oproept, is meteen op zijn hoogtepunt en duurt maximaal tien minuten. Daarna zal, ook als de spin aanwezig blijft, het angstgevoel afnemen, omdat je hersenen waarnemen dat er geen werkelijke bedreiging is.’ Zo leert het brein dus dat het geen alarm hoeft te slaan. Dit betekent echter niet dat de associatie tussen spin en dreiging verdwijnt. ‘De connectie tussen de neuronen blijft bestaan’, aldus Hermans. ‘In een ander deel van het brein wordt een nieuwe herinnering aangemaakt die de oude tegengaat.’ Momenteel wordt onderzoek gedaan naar manieren om de oude angstherinnering helemaal te wissen of te vervangen door een positieve associatie. Hermans: ‘Als je een herinnering aanmaakt, duurt het even voor deze vastligt in de hersenen. De verbinding tussen de neuronen moet dan als het ware nog uitharden. Nu wordt er gezocht naar manieren om associaties weer in die labiele staat te brengen, zodat ze kunnen worden gewijzigd. Dat is een groep onderzoekers bijvoorbeeld al gelukt door bij gezonde vrijwilligers een angstherinnering eerst te activeren en iets later een soort exposure-therapie te houden. Dit type onderzoek staat echter nog in de kinderschoenen, het zal nog wel even duren voordat het klinisch wordt toegepast.’

Bekijk hier de overige artikelen uit de juni-ANS.