Topvrouwen in de wetenschappelijke wereld (2)

Afgelopen zaterdag verscheen deel een van dit drieluik over vrouwen in de wetenschappelijke wereld op ANS-online, waarin de feiten en cijfers over de man-vrouw verhoudingen in de wetenschap uiteen werden gezet. Nog altijd studeren jaarlijks meer meisjes dan jongens af aan Nederlandse universiteiten, terwijl vrouwen sterk ondervertegenwoordigd blijven in wetenschappelijke functies. In 2010 was het percentage vrouwelijke hoogleraren aan Nederlandse universiteiten nog gemiddeld 13,4 procent, tegenover 16,5 procent aan de Radboud Universiteit. Vandaag in deel twee van deze leadstory nemen we het beleid van de RU ten aanzien van de vrouwelijke vertegenwoordiging verder onder de loep.

Een belangrijk document in het beleid van de RU vormt de Charter Talent naar de top dat in 2009 door diverse universiteiten werd ondertekend. In de Charter is vastgelegd dat universiteiten eens in de drie of vijf jaar hun beleid moeten formuleren om de toestroom van vrouwen te vergroten, en deze jaarlijks evalueren. In het Strategisch Plan 2009-2013 worden de belangrijkste doelstellingen van de RU op dit gebied geformuleerd, voornamelijk gericht op het verhogen van het aantal vrouwelijke universitair hoofddocenten en hoogleraren. Het formuleren van streefcijfers is een van de onderdelen van de Charter, bij de RU zijn deze gesteld op 22 procent vrouwelijke hoogleraren en 28 procent vrouwelijke universitair hoofddocenten eind 2013.

Een van de speerpunten van de RU is de praktijk rondom benoemingsadviescommissies. Uit onderzoek van Marieke van den Brink blijkt dat de kans op het benoemen van vrouwelijke hoogleraren aanzienlijk toeneemt wanneer er minimaal één vrouw in de commissie plaatsneemt. Daarnaast vinden veel benoemingen nog achter gesloten deuren plaats waarbij netwerken en informele contacten een belangrijke rol spelen – iets waarbij vrouwen doorgaans minder kans maken, zo blijkt uit het onderzoek. Het opnemen van minimaal één vrouw in de commissie is tot streefpunt gemaakt bij alle faculteiten.

De RU kent hiernaast diverse stimuleringsmaatregelen voor vrouwen. Zo bestaat er de Frye-stipendia reisbeurs voor vrouwelijke promovendi die onderzoek willen doen over de grens en zijn er verschillende stimuleringspremies voor postdoc’s, docentes en onderzoeksters. Tevens is een activiteitenplan opgesteld in samenwerking met de faculteiten, waar een pilot mentoring & coaching een belangrijk aspect van is. In 2010 is begonnen met deze pilot voor talentvolle vrouwelijke wetenschappers, waarbij vrouwen een mentor (vaak een hoogleraar of directeur) krijgen aangewezen die hen begeleidt bij praktische zaken in hun wetenschappelijke carrière. In het najaar van 2011 werd de pilot afgerond, of het vervolg krijgt is nog onduidelijk.

Hoewel de RU diverse maatregelen heeft geformuleerd ter stimulering van het aantal vrouwen, zijn recente cijfers en evaluaties moeilijk vindbaar. Begin 2012 zullen tijdens de nieuwjaarspresentatie de nieuwste cijfers worden gepresenteerd. Wellicht zal er dan ook meer bekend worden over de praktijk van diverse beleidsvoornemens.

Sinds 2001 bestaat er het Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren op initiatief van alle vrouwelijke hoogleraren aan de RU, als platform voor deze groep en ter bevordering van de positie van vrouwen in de wetenschap. Over de praktijk en ervaringen van dit netwerk kun je morgen meer lezen in het slot van deze leadstory, waarin voorzitter Toine Lagro-Janssen aan het woord komt over topvrouwen in de wetenschappelijke wereld.