Column: Symfonie in sweatpants

Je spreekt niemand meer. Je leeft van gare reftermaaltijden en salades uit een plastic bakje. De zon klinkt nu als een oude bekende voor je, die heb je al in geen tijden meer gezien. Je bent namelijk aan het leren in de kelders van de Universitaire Bibliotheek. De tentamens hebben je leven voor een week of twee overgenomen en je vraagt je af of er wel licht aan het einde van de tunnel is. Deze periode kan erg zwaar zijn en niet iedereen houdt het vol. Om het wat aangenamer te maken, heb ik daarom een geweldige tip voor je: luister.

Al ruim tien jaar worden deze hallen gevuld met moderne symfonieën. Het interessante aan de methode van dit orkest is het gebruik van tijd. Naarmate de dag vordert, komen er steeds meer klanken bij. Zo hoor je foutmeldingen en een geloei van moeizame verwerkingen. Soms hoor je twee tafels verder een geit gillen. ‘Die zit op Facebook’, grinnikt iedereen dan. Deze digitale uitingen worden afgewisseld met gezucht en gesteun van de gebruikers van de laptoppen. Met name wanneer er een zesde foutmelding klinkt, zie je de student achter zijn laptop wegkwijnen. ‘Shit wat gênant, ik had het geluid toch uitgezet?’ denkt het meisje tegenover mij. Héérlijk.

De herfststorm heeft dit jaar echter een nieuwe symfonie meegebracht. Een symfonie van accelererend snot. De ene neus geeft een wat lagere ophaal, dan weet je dat die student een groot neuskanaal heeft. Wat verderop klinkt de ophaal hoog en is hij van kortere duur: een klein kanaal. Dan komt de percussie. Twee studenten die op het toppunt van verkoudheid zijn, kunnen alleen nog een kort geknetter produceren. Die neuzen zitten vast en de jongens hebben veel kracht nodig om er beweging in te krijgen. Afwisselend werken ze naar de climax, waarna de hoge snuitjes het overnemen. Prachtig!

Het mooiste aan deze herfstband is dat het meegenomen kan worden naar de tentamenzaal. Zodra de zo-levensmoe-dat-ik-maar-ga-surveilleren-prostaatpatiënt iedereen succes heeft gewenst, begint het. In de UB maak je de eerste noten nooit mee, dus dit is extra speciaal. Voorin telt iemand tikkend met zijn pen af. Met zijn drieën tegelijk beginnen de tenoren achterin. Wát een timing. Je vergeet bijna de barslechte kwaliteit van het meerkeuzetentamen. Wát een passie. Ik leg mijn pen neer en ga het resterende anderhalf uur met gesloten ogen genieten.

 

Column: Hallo?

Hállo! Hállo! Kan dat wat zachter?!' Ik doe mijn oortje uit en zie een man aan de andere kant van het gangpad boos naar mij zwaaien. In gedachten verzonken heb ik helemaal niet doorgehad dat mijn muziek vrij hard stond en dat de omringende treinpassagiers wellicht iets konden horen. Ik excuseer me en de man wendt zich zuchtend tot zijn krant. 'Jeetje, wat asociaal', denk ik bij mezelf. Ik kwijn weg in mijn paarsblauwe stoel van schaamte. Toch vraag ik me af waarom hij zich wel stoort aan mijn muziek en niet aan het driftige gesprek van twee vrouwen verderop in de coupé.

Diezelfde middag ga ik met mijn vriend koffie drinken in een klein café. We zijn de jongste gasten en naast ons zit een vrouw in een tijdschrift te bladeren. Toen we aan kwamen keek ze al op met een verontruste blik. Ze was er zeker van dat wij lawaai gingen maken, jong als we waren, en behoedde zich er alvast voor. Ik ben me het hele gesprek bewust van iedere toon die uit mijn mond komt. Het maakt niet uit, bij iedere zin schudt ze haar hoofd. Ze haat me. Ze veracht me. Ik ben het jonge meisje dat geen rekening houdt met de mensen in dit land die toe zijn aan hun rust.

Op de terugweg staar ik moedeloos naar de weilanden, me afvragend wat ik fout doe. Blijkbaar spreekt mijn gezicht boekdelen en de vrouw tegenover mij merkt het op. Ik voelde haar blik al een tijdje branden maar had echt even geen tijd om te reageren, andere dingen waren even belangrijker ja? Ze legt haar hand op mijn knie en ik merk dat de losse huid van haar hand om mijn knie golft. 'Het gaat altijd vanzelf wel weer over, meis' zegt ze wijs, vindt ze zelf. Bijna krullen mijn wenkbrauwen naar hun schijnheilige stand. Bijna knerpen sarcastische woorden uit mijn mond. Nu ben ik niet alleen asociaal, maar ook nog eens onwetend?! 'Dat weet ik', zeg ik stug, 'bedankt'.

Overal waar ik kom voel ik de vooroordelen. Ondanks dat ik er naar mijn idee best bescheiden uitzie, verwacht men dat ik overlast ga veroorzaken of me onwetend ga gedragen. Dat meisjes slechter presteren in rekenen blijkt gewoon door vooroordelen te komen. Ben ik me dankzij deze vooroordelen over jongeren dan ook daadwerkelijk asociaal gaan gedragen? Of erger, ben ik langzaam in de vertrouwelijke armen van onwetendheid gevallen?! Ik ga even geen muziek meer luisteren in de trein.

 

Column: Ik geef hoop

Hoera! De rijpe vijftigers hebben weer een reden tot analyse. Afgelopen maand stonden er namelijk een stel jongeren in de krant die praatten over hun burn-out. Sindsdien is de bom na lange tijd weer losgebarsten in het ratelfestijn over mijn generatie. Volgens de rijpe vijftigers zouden wij, in tegenstelling tot generatie Y, onszelf teveel zorgen maken over de toekomst. ‘De crisis pakt ons allemaal’, zeggen ze dan hoofdschuddend.

Met name sinds de introductie van het leenstelsel zouden wij het volgens hen erg moeilijk hebben gehad. Ze nemen nog een flinke slok van hun spa roodje en kijken je doordringend aan vanachter hun brilletje die alleen ónder het glaasje een dik, mosterdgeel montuur heeft. ‘Daar krijg je stress van, dat is heel normaal.’ Natuurlijk, ik ondervind aardig wat druk. Maar die komt niet alleen vanuit mijzelf en het leenstelsel.

Ik behoor namelijk tot de generatie die zich kon voorbereiden. Toen de crisis uitbrak leerde ik net de stelling van Pythagoras. Als CoolCat brugpup had ik nog geen les economie gehad en droomde ik van een carrière in de kunst. De mensen die zich over mij bekommerden, merkten de crisis wel en na maanden van zelfmedelijden besloten ze zich te richten op mijn generatie. Wij, Generatie Hoop, hebben de potentie om door het maken van de juiste keuzes de crisis te kunnen omzeilen. De meest belovende studies worden bekeken, voorlichting wordt gegeven en de juiste partijen worden gekozen. Ja, met mijn generatie komt het wel goed.

‘Wat nou als ik ondanks alle voorbereiding geen goede baan krijg?’ is wat er vervolgens door mijn hoofd spookt. Want dan moet je het wel écht hebben verknald. Hier zit nou precies het stress-puntje. Het gaat me zo goed af, ik ben zo goed voorbereid, dat falen geen optie mag zijn. Ik ben bedoeld om de economie weer op te vangen als de crisis voorbij is, ik behoor tot de belofte. ‘Beter dan generatie Y.’ En als ik het echt niet meer zie zitten, dan troosten ze me met de zin der capitulatie: ‘Zolang je maar gelukkig wordt.’