Binnenstebuiten

Het leven van een bèta gaat niet altijd over rozen. Natuurkundestudent Manu trekt over het hobbelige pad van het Huygensgebouw naar de rest van de wereld. Hieronder zijn verslag.

Deze column van Manu Compen verscheen eerder in de mei-ANS

Een bèta is berekenend, nauwkeurig en soms een beetje afwachtend. En als je het niet al bent, dan word je het wel in zekere mate als je een paar jaar studeert. Je wordt in die tijd immers structureel afgericht; complexe problemen hebben tijd nodig om door te dringen en dienen met engelengeduld benaderd te worden. Met een soortgelijke voorzichtigheid vrouwen versieren klinkt als een slecht idee. En dat is het ook.

We hadden elkaar nu een aantal keer gezien. Moeiteloos praatten we urenlang achtereen over alles wat er maar in ons op kwam. Natuurlijk en zonder filter. Verder dan dat gingen we niet. Voorzichtigheid was immers geboden. Welke malloot stort zich in zo’n sociaal complexe situatie zonder eerst alle verborgen variabelen bloot te leggen? Zonder eerst zeker te weten of er geen stukken informatie gemist worden die de oplossing zouden kunnen veranderen? Het zijn diezelfde malloten die in liefde op het eerste gezicht geloven. Alsof zo een dramatisch ingewikkelde vergelijking in een oogopslag op te lossen is.

Mijn pragmatische aanpak met haar leek succesvol. Niemand werd gekwetst en de oplossing kon na al die tijd nog in alle hoeken en gaten gevonden worden. Ik was blij dat het allemaal niet te vlug ging. Dagen van overweging trokken geleidelijk voorbij.

Totdat ik het op een ochtend zeker wist; de oplossing was vermenigvuldiging. Ik kon niet wachten mijn eureka-moment te delen met haar, mijn co-onderzoeker. Niet wetende dat zij haar oplossing allang oneindig ver van mij had gevonden. Want in de tijd dat er hormonen hadden moeten gieren en eierstokken moeten klapperen, zat ik rekenend aan mijn stoppelige kin te plukken.

Misschien moet ik de volgende keer mijn rekenmachine in mijn tas laten, het berekenen en plannen van gevoelens achterwege laten. Om heel even te proeven of het probleem verdwijnt als de oplossing niet gezocht wordt.

Klik hier voor de overige artikelen uit de mei-ANS.

 

Binnenstebuiten

Het leven van een bèta gaat niet altijd over rozen. Natuurkundestudent Manu trekt over het hobbelige pad van het Huygensgebouw naar de rest van de wereld. Hieronder zijn verslag. Deze column van Manu Compen verscheen eerder in de april-ANS.

Het is pauze. Met de vaste groep zakken we in een hoekje op ons vaste stekje boven de kantine in het Huygensgebouw. Nog enigszins wazig van een stoffig hoorcollege, pak ik een mandarijn uit m´n tas. Om mij heen gaan Tupperware-bakken open waar wel tien mandarijntjes in passen. De afgelopen maanden zijn het er exponentieel meer geworden. Meestal gevuld met rijst, macaroni en hompen kip. Snel moet het geheel erin getakeld worden voordat het in de sportschool weer verbrand wordt. De laatste happen desnoods met geweld.

Ik gooide mijn brood vroeger altijd weg. Stiekem, uit het zicht van mijn ouders, voerde ik wanneer ik terug kwam van school al mijn boterhammen aan de kippen. Soms werd ik betrapt en kreeg ik op m´n kop. Die gewoonte hield stand totdat er te weinig kippen waren om alles snel genoeg op te eten. Tegen die tijd hadden mijn ouders het opgegeven en ging ik zonder brood naar school. Soms nam ik voor de vorm een appel of een banaan mee, maar die bleven dan meestal een paar weken in het voorvakje logeren.

Nog steeds komt er niet meer dan een verdwaald mandarijntje in mijn tas. En dat steekt lelijk af tegen de plastic bakken met eiwitten en vezels, waar vroeg voor opgestaan wordt om het klaar te maken. Niet omdat het lekker is, maar omdat het op de planning staat. Ik had gedacht dat het sportscholen aan het Huygens voorbij zou gaan, dat het een veilige haven zou zijn voor een volk dat om andere middelen wordt begeerd dan haar biceps. Maar ook hier gaat het er uiteindelijk om wie de grootste heeft. Gelukkig maar.

Ik zou er zelf nooit aan beginnen. Liften, met tegenzin eten, gains maken, vragen hoeveel iemand drukt. Maar nu ik er mee geconfronteerd word, knaagt het. Is dat mandarijntje een metafoor voor mijn gebrek aan mannelijkheid? Tot de tijd dat mijn weerbarstigheid het verliest van de drang om te liften, zal ik andere manieren moeten vinden om duidelijk te maken dat ík de grootste heb. Bij dezen alvast: de mijne is 11 meter lang.

Klik hier voor de overige artikelen uit de april-ANS.

 

Binnenstebuiten

Het leven van een bèta gaat niet altijd over rozen. Natuurkundestudent Manu trekt over het hobbelige pad van het Huygensgebouw naar de rest van de wereld. Hieronder zijn verslag.

Deze column van Manu Compen verscheen eerder in de maart-ANS.

Door het zeurende, repetitieve geluid van mijn trillende telefoon, open ik slaperig mijn ogen. Het is zaterdagochtend, 8 uur. Mijn wekker had ik uitgezet; tot onbepaalde tijd uitslapen stond op de planning. Enigszins gealarmeerd, maar nog niet wakker genoeg om snel te bewegen, stommel ik uit bed. Een telefoontje op dit tijdstip kan van alles betekenen. Net voordat ik mijn mobiel weet te grijpen, stopt het trillen abrupt en zie ik op het scherm iets wat mijn hart doet overslaan. 19 gemiste oproepen van Pap.

Met ingehouden adem bel ik terug, terwijl doemscenario’s door mijn hoofd schieten. Pap neemt op: ‘Manu, kun je om 11 uur hier zijn? …’

Drie uur later zit ik alleen aan de keukentafel van mijn ouderlijk huis. Voor het keukenraam pikt een bonte specht gretig aan een vetbol, totdat het gekras van een tweetal eksters hem richting een achterliggend weiland doet opvliegen. Een paar jaar geleden zat ik nog dagelijks met mijn ouders aan deze tafel. Voor de specht ging toen een verrekijker rond, de ekster kreeg een slof of op z’n minst wat geschreeuw en raamgebons op zijn dak. Nu is het geruis van de stijgende lucht door de kachelpijp het enige dat de totale stilte verstoort. Het voelt ongemakkelijk om hier zonder hen te zijn. Mijn ouders zijn hier niet weg te denken.

Terwijl ik rond het huis loop, sijpelen herinneringen van het gezinsleven dat ik allang vergeten dacht te zijn, weer door mijn hoofd. Het servies waar ik op zondagen de tafel mee dekte, het voer dat ik de kippen vergat te geven en de router die ik zo vaak opnieuw had opgestart. Alsof het allemaal gisteren was, in één dag voorbij geschoten.

‘… Je moeder en ik moeten allebei weg voor werk om 11 uur, net als de nieuwe wasmachine wordt bezorgd’, zegt m’n vader dringend. Als mijn pa iets urgent vindt, dan ís het urgent. 19 keer bellen voor het opwachten van een wasmachine is dan heel normaal.

Voordat ik er erg in heb, zit ik met een kom havermout aan m’n eigen uitschuifbare Ikea-tafeltje. Achter mijn raam geen weilanden en vogels, maar een grauwe bouwput met steigers zo hoog als de hemel. Opgewekt stap ik de douche in. Blij dat ik nog even naar huis kan.

Klik hier voor de overige artikelen uit de maart-ANS.

 

Binnenstebuiten

Het leven van een bèta gaat niet altijd over rozen. Natuurkundestudent Manu trekt over het hobbelige pad van het Huygensgebouw naar de rest van de wereld. Hieronder zijn verslag.

Deze column van Manu Compen verscheen eerder in de februari-ANS

Ik zet mijn tas op het koude asfalt buiten Málaga Airport. Doordat het mistig was in Sevilla, moest de piloot in Málaga landen. In een met oranje straatverlichting overgoten bushal, word ik samen met mijn ouders en broer naar een tourbus geloodst waar een kale chauffeur geïrriteerde Nederlanders opwacht. Een complete Indiase familie - nooit niet in je vliegtuig - is in heftige discussie met een geblondeerde Spaanse rookster, over wiens grote boezem een RyanAir-pasje bungelt. Het hoofd van de familie, te herkennen aan de hoeveelheid kinderen, kinderwagens en rollators die hij bij zich draagt, kijkt verstard voor zich uit terwijl zijn vrouw het woord doet. In dit soort situaties van zweterige, ongelukkige ergernis zijn er altijd mensen die het nog minder leuk willen maken. En niemand wil dit liever dan de Nederlandse Xenos-moeder.

In de zweetkar die ons van landingsbaan naar gate bracht, had ik haar naar contact zoekende kraalogen al tevergeefs proberen te vermijden. De bestuurder van de zweetkar deed er alles aan om op passief-agressieve wijze te laten weten dat hij een hekel had aan onverwachte busladingen RyanAir-Nederlanders. Met elke zwaai naar rechts of links plakte iedereen even tegen zijn buurman. De meesten excuseerden zich verzuchtend en keken ontwijkend naar het plafond. Maar zij niet. Met elke botsing die haar golvende lichaam maakte, begon ze smakelijker te lachen en begeriger te zoeken naar iemand om haar lach mee te delen. ‘Moest haar weer overkomen dit!’

Eenmaal in de tourbus ploft ze in de stoelenrij naast mij en mijn broer. ‘Ol-la!’, zegt ze opgewekt tegen de chauffeur. ‘Adios!’ tegen het vliegtuigpersoneel dat buiten op een andere bus wacht. Ondanks het tijdstip - 23:10 volgens het rode display - en de stilte in de bus, besluit ze haar zoektocht naar oogcontact en gezelligheid voort te zetten. Met succes. Binnen de kortste keren vormt zich in de rijen om haar heen een sociaal slagveld van waar-kom-je-vandaans, ben-je-hier-al-eens-eerder-geweests en hoe-lang-blijven-jullies. Met oordopjes gewapend probeer ik me in mijn loopgraaf te verschuilen, maar mijn broer trekt me het open vuur in.

Een half uur later is er een akkoord over een wapenstilstand bereikt en trek ik me bloedend terug. Mezelf verkneukelend met het vooruitzicht van een Xenos-loze week. In de hoop net zo ontspannen en onbevangen blij als zij in het vliegtuig terug te stappen.

Klik hier voor de overige artikelen uit de februari-ANS.

 

Binnenstebuiten

Het leven van een bèta gaat niet altijd over rozen. Natuurkundestudent Manu trekt over het hobbelige pad van het Huygensgebouw naar de rest van de wereld. Hieronder zijn verslag.

Tekst: Manu Compen

Dit artikel verscheen eerder in de januari-ANS

Aan slome fietsers heb ik een hekel. Als iedereen twee keer zo snel zou fietsen, zouden we allemaal drie keer sneller bij onze bestemmingen aankomen. Tenminste, dat denk ik altijd als op weg naar college ‘t stoplicht voor m’n neus naar rood verspringt. Ik vervloek dan, terwijl ik ongeduldig op het zwarte knopje ram, iedereen die mij op mijn tocht vertraagd heeft. Dat opaatje die zijn hond niet aan de lijn hield, die scholieren die met z’n vieren naast elkaar fietsten en die importstudent die als een dronken schipper het fietspad aflaveerde. Vooral semi-oma’s die met hun zoemende fietsen inhalen om hierna voor me te blijven hangen, halen het ergste in me naar boven. De wereld is te klein voor zoem-oma’s. Ik snijd ze af en kijk niet meer om.

Deze bitterheid is het resultaat van jarenlang niet meer gewonnen te hebben. Op zondagochtend verlies ik meestal van een elftal doorgezakte slagers en marktmannen uit Weurt of Beuningen en doordeweeks verlies ik elke keer als ik bij een werkcollege een of andere vergelijking niet weet op te lossen.

Opeens word ik ingehaald door een bekend gezicht. Reflexmatig begin ik harder te trappen. Ik zag haar bij m’n P-uitreiking een paar dagen geleden. Ze had een jaar sneller dan ik haar propedeuse in de wacht gesleept. Daarbovenop had ze ook haar P Wiskunde gehaald. Summa cum laude. Ik weiger ook nog eens op de fiets door dit meisje ingehaald te worden.

Ze slaat rechtsaf waar ik rechtdoor ga. Ironisch. Stom wijf. Ik zet hard aan en kom haar een kruispunt later weer tegen. Met kreunende fiets kom ik net iets eerder bij de fietsenstalling aan. Ik ben opgelucht, maar een overwinning voelt anders. Stoïcijns kijkt ze recht vooruit wanneer ze de stalling binnenkomt. Alsof onze race nooit was. De gedachte dat ze niet haar best heeft hoeven doen om het me zo moeilijk te maken, irriteert me. Nadat we onze jassen hebben opgehangen, gaan we andere kanten op.

Aangekomen bij m’n werkcollege verlies ik na een paar minuten de aandacht als de eerste opdracht niet lukt. Zij zal al wel bijna klaar zijn met dit werkcollege.

‘De Argentijnen kennen niet van jou winnen, maar je kunt wel van hun verliezen’, zei Cruijff ooit. Maar tijden veranderen. Ooit. Voor mij misschien komende zondagochtend tegen Bemmel. Tot die tijd moet ik leren verliezen.

Klik hier voor de overige artikelen uit de januari-ANS.

 

Binnenstebuiten

Deze column van Manu Compen verscheen eerder in de december-ANS.

Ongeveer vier maanden geleden gebeurde het. Even terug had ik de vriendin van mijn huisgenoot horen huilen en nu klopte hij op de deur.

‘Kom binnen man. Wat is er gebeurd?’, vraag ik terwijl ik gauw mijn muziek zachter draai. Aan zijn blik lees ik niets af. Hij is een van mijn beste vrienden sinds de middelbare school, maar de jongen in wiens ogen ik betekenis zoek, ken ik niet. Die vriend is relaxed, bedeesd, van niets onder de indruk. Deze jongen kijkt alsof hij water ziet branden. Hij doet de deur dicht en pakt een kruk onder mijn bureau vandaan. Zijn ogen dwalen eerst langs me heen, zoekend naar woorden, maar daarna kijkt hij me resoluut aan en vertelt hij met bevende stem: ‘Ze was toch naar de dokter voor een echo omdat ze last van haar buik had?’ Het woord ‘echo’ doet onderbuikgevoelens in me opwellen. ‘Ze kwamen een kloppend hartje tegen.’

In Darmstadt (Duitsland) verschijnen op hetzelfde moment op het computerscherm van een natuurkundige de eerste schimmen van een komeet. Uit de pixelachtige foto’s is nog niets van de vorm van de komeet op te maken, maar het feit dat er überhaupt een beeld is, doet op het gezicht van de enthousiaste wetenschapper al een glimlach verschijnen. De ruimtesonde Rosetta die door hem en zijn team in 2004 is gelanceerd, zal later dit jaar eindelijk aankomen. Met uitzinnige precisie is de sonde zo gelanceerd dat zij door drie keer langs aarde en een keer langs Mars te razen, van deze planeten exact de juiste richting en snelheid meekreeg om bij de komeet te raken. 14 november zal Rosetta haar landertje ‘Philae’ loslaten. Met harpoenen moet Philae zich ankeren op Churyumov–Gerasimenko om niet op te stuiteren en zo te ontsnappen aan het zwakke zwaartekrachtveld. De dagen gaan op de komeet sneller voorbij dan waar ze vandaan komt en het is er onaangenaam koud, maar ze zal desondanks haar sensoren activeren en op onderzoek uit gaan.

Tegen de tijd dat u dit leest, zijn Philae en het meisje hoogstwaarschijnlijk op hun pootjes terecht gekomen. Aan dit soort wonderlijk complexe processen is onzekerheid immers inherent. Als natuurkunde-romanticus en ruimtevaartsympathisant, zou ík als ik mijn huisgenoot was in ieder geval wel een paar meisjesnamen kunnen bedenken. Maar ja, mijn soort maakt nou eenmaal niet zo snel kindertjes.

Klik hier voor de overige artikelen uit de december-ANS.

 

Binnenstebuiten

Deze column van Manu Compen verscheen eerder in de november-ANS.

Met gesperde ogen en een gebolde rug zit ik voor mijn computerscherm. Het koude licht van een beeldscherm is het enige teken van leven in een verder donkere kamer. Op het scherm staan wel twintig tabbladen open met Facebookprofielen en persoonlijke berichten. `Ik ben Nina, twintig jaar oud. Ik studeer Psychologie en ik werd helemaal enthousiast van je bericht!´ Haar volledige profiel verschijnt na een muisklik in het eenentwintigste tabblad. Mijn pc begint een beetje te stotteren. Vind-ik-leuks voor Chef’Special en Love Actually: niet echt mijn type. Haar profielfoto staat me toch wel aan en ik zet haar naam op een lijst. Mijn oppervlakkigheid is gerechtvaardigd: dit leed is mij twee jaar geleden ook aangedaan. Ik stuur een kort berichtje terug: ‘Woensdag is de kijkavond om 20:00, zie je dan!’ Nog minstens zeven dates te gaan.

Alhoewel mijn selectieprocedure voor een nieuwe huisgenoot secuur is en ik gedisciplineerd te werk ga, voel ik me er niet geheel op mijn gemak bij. Ik dacht dat ik undateable was, maar sinds ik advertenties op internet heb gezet, zijn er in twee dagen vijftig berichten binnen gekomen. Allemaal schetsen ze een utopiaans toekomstbeeld waarin haren uit doucheputjes worden gehaald, de lekkerste kip piri-piri voor me wordt gekookt en de wc-rol nog wordt vervangen vóór het laatste velletje in zicht is. Een avond verder heb ik het lijstje af: vier heren en drie dames.

Twee weken later is het zover. Er staat wijn, bier en cola koud, de afwas is gedaan en de deurbel doet ‘t. Een voor een doen ze hun verhaal. Een enkeling komt in het echt beter uit de verf, maar de meesten vallen door de mand. Ongemakkelijke onderdanigheid, gezeur over reistijd: de dates die ik voor ogen had, veranderden voor mijn neus in sollicitatiegesprekken.

Nadat ik de deur achter de laatste sollicitant had dichtgesmeten, plofte ik met een biertje op de bank. Ik voelde me een verdrietig kattenvrouwtje dat erachter kwam dat haar katten alleen voor de brokjes kwamen. Op het aanrecht stonden lege glazen en een halve fles cola. Ze ruimden nu hun zooi al niet op. Mijn neef woont sinds kort in Nijmegen. Toch maar even bellen of-ie wil verhuizen.

Klik hier voor de overige artikelen uit de november-ANS.