'Waar slaat het eigenlijk allemaal op?'

Een reusachtige drol, de uitdrukking ‘jammer, maar helaas’ en de stem van Ernie. Het is slechts een greep uit de talloze creaties ontsproten uit het brein van Wim T. Schippers. ‘Het is ieders volste recht om het volkomen idioot te vinden wat ik doe.’

Tekst: Silke Spierings
Foto's: Boy van Dijk

wimt2‘Martin Šimek vroeg me ooit in een interview welk beroep ik in mijn paspoort had staan. Ik vertelde hem dat er sinds de jaren vijftig geen beroep meer in je persoonsbewijs staat vermeld. “Wat zou u erin zetten dan?” Ik zei: “putjesschepper.”’ In feite is Wim T. Schippers (70) beeldend kunstenaar, programmamaker, schrijver en stemacteur. De zinloosheid van het menselijk bestaan vormt een rode draad door zijn omvangrijke oeuvre. Door oninteressante zaken als interessant te presenteren, weet de kunstenaar als geen ander zijn publiek te verwarren. Deze aanpak kwam onder andere naar voren in het toneelstuk Going to the dogs uit 1986, waarin zes afgekeurde politiehonden de hoofdrol speelden. Na negen maanden repetitie renden de Duitse herders twee uur lang blaffend over het podium.

Over de subsidiëring van het toneelstuk, een bedrag van 65.000 gulden, werden Kamervragen gesteld. Schippers’ kunst doet vaker stof opwaaien. De VPRO ontving brieven met echte poep naar aanleiding van de aankoop van de reusachtige, metalen drol die de kunstenaar had ontworpen. ‘Het is simpelweg een afbeelding van een natuurproduct. Hoe kun je daar bezwaar tegen hebben?’, vraagt Schippers zich nu af. ‘Ik had een hele mooie kleur bruin gekozen en de typische vormval uitgebreid bestudeerd.
Mijn drol heeft eigenlijk een perfecte vorm die niemand thuis kan produceren en behoort daarmee tot negentiende-eeuwse, nihilistisch, realistische kunst.’ Hoewel Schippers eigenlijk een hekel heeft aan het geven van interviews – ‘ik trap er altijd weer in’-, blijft hij ruim twee uur in het Amsterdamse café De Jaren om zijn geesteskinderen met ANS te delen. Een kijkje in de absurdistische gedachtegang van Wim T. Schippers.

Geen woorden, maar dada
Tijdens de Manifestatie te Petten die hij als negentienjarige organiseerde, kwam Schippers’ dadaïstische visie voor het eerst tot uiting. Aan het strand van Petten gooide hij voor de ogen van de internationale pers een flesje limonade leeg in zee. Schippers licht toe: ‘Je kunt je afvragen hoe groot de kans is dat je ooit nog een molecuul van die limonade tegenkomt in zee. Is dat ooit nog ergens te merken? Het is een mooie, poëtische daad, maar totaal zinloos. Een performance heet dat tegenwoordig.’ Hoewel Schippers deze handeling spectaculair had kunnen uitvoeren, met een gewaad aan en muziek erbij, koos hij daar bewust niet voor. ‘Ik heb het spul er een beetje lullig ingegooid. Kijk, zo.’ Schippers maakt een achteloos wegwerpgebaar. ‘Mensen vroegen: “Wanneer begint het eigenlijk?” Toen was het al gebeurd.’

De Manifestatie wordt door Schippers benoemd als feitenkunst. Deze vorm is ontstaan uit het idee dat je cultureel genot kunt ervaren door op de hoogte te zijn van een gebeurtenis. De feitenkunstenaars presenteren hun werk dus niet in de vorm van een tastbaar schilderij of beeldhouwwerk, maar als een daad. Het moment van de opvoering wordt als kunstwerk beschouwd. Een ander voorbeeld hiervan is de Mars door Amsterdam, die Schippers in 1963 organiseerde. Enthousiast vertelt hij: ‘Het was een mars omwille van de mars zelf. De politie had de demonstratie verboden, omdat hij niet was aangevraagd. Op de dag zelf kwamen zes mensen aansukkelen in de Kalverstraat. Ze vielen niet eens op tussen de massa. De politie begreep niet waarom je een mars zonder doel zou organiseren.’

wimtthumbDe onzin van het leven
Het vervaardigen van absurdistische kunst zonder boodschap komt voort uit de levensfilosofie van de kunstenaar. ‘Een vriend van me, Jaap van Heerden, schreef een prachtig boek met de titel: Wees blij dat het leven geen zin heeft. Bij die stelling sluit ik me volledig aan. Wanneer je een bepaald doel veronderstelt, zul je dat doel nooit bereiken en is je leven bij voorbaat een mislukking. Zonder doel heb je daar geen last van, dat is een enorme opluchting. Mensen halen richting en doel altijd door elkaar: er zit richting in de menselijke ontwikkeling, maar dat betekent niet dat er een einddoel is.’ Het denken over de zin van het leven onderscheidt de mens van andere diersoorten, zo stelt de filosoof in Schippers. ‘De meeste dieren hebben geen tijd om daarover na te denken. Zij zoeken naar eten, planten zich voort en gaan dood. De mens leeft daarentegen in een soort pensioentijd na zijn twintigste.’ Doordat de mens zo lang leeft, gaat hij nadenken over de eindigheid van zijn bestaan. ‘Al gauw realiseer je dat je er ooit niet meer bent. Als je dood gaat, weet je niet eens meer dat je ooit hebt geleefd. Je kunt eigenlijk niet eens van weten spreken. Wanneer je dit beseft, denk je: “Waar slaat het eigenlijk allemaal op?”’

Schippers gelooft niet in het bovennatuurlijke. ‘Creationisten stellen dat hun geloof per definitie niet te verklaren is. Ze draaien het om: “Bewijs maar eens dat God en de hemel niet bestaan!” Dan zal ik je nog eens iets vertellen: ergens in het heelal zweeft een halfliterblikje sperziebonen en dat bepaalt ons hele doen en laten. Bewijs maar eens dat dat niet zo is.’ Kan hij zich dan niet voorstellen dat geloof rust kan bieden? Van zijn antwoord druipt het onbegrip af. ‘Het is een idioot idee dat je ervan uit gaat dat er een soort instantie is die ons leven heeft ontworpen. Waarom kun je niet gewoon accepteren dat we het simpelweg niet weten?’

‘Daag!’ Schippers zwaait naar een vrouw die hem herkent. ‘Je praat toch niet te veel, hè?’, roept ze. Schippers mompelt: ‘Dat maak ik zelf wel uit.’ De vrouw: ‘Ik kom naar Wuivend Graan, de vijfentwintigste, om te lachen!’ ‘Nou, goed hoor.’ Schippers draait zich weer om: ‘Het is helemaal niet alleen om te lachen. Ik ken haar wel vaag hoor. Dat is het nadeel van dit soort beroemdheid, je denkt vaak: “Wie zijn dat in godsnaam?” En als je dan niet goed reageert, ben je arrogant, alleen omdat je een bepaald beroep hebt.’

In de waan van faam
Het feit dat de kunstenaar steeds wordt ingezet voor de promotie van zijn stukken, bijvoorbeeld in interviews, irriteert hem mateloos. ‘Ik heb overal de mogelijkheid mezelf uit te drukken. Als ik iets te vertellen heb, kan ik dat doen door middel van mijn kunst. Waarom zou ik mijn gedachten aan een ander vertellen die het vaak toch beroerd opschrijft?’ Schippers vindt het onnodig om zijn werk achteraf te verklaren. ‘Ooit vroeg een journalist aan dichter Hans Verhagen: “Kun je in je eigen woorden vertellen wat je met dit gedicht bedoelt?”. Hij antwoordde: “Dat zijn mijn eigen woorden.”’ Lachend: ‘Dat is toch raar, je schrijft iets en vervolgens moet je over je eigen stuk weer uitleggen wat je ermee bedoelt. Iemand anders kan vervolgens weer gaan uitleggen wat jij met die uitleg bedoelde en zo blijven we bezig.’

Vindt hij het dan niet belangrijk om zijn publiek op de hoogte te stellen van zijn tentoonstellingen? Schippers: ‘Eigenlijk is dat niet mijn taak, alleen die mensen van PR kunnen er helemaal niets van. Ik kom helemaal niet meer aan mijn werk toe door dit soort onzin.’ Op het eerste gezicht lijkt het alsof Schippers een arrogante houding aanneemt, maar in de loop van het gesprek blijkt dat het de man werkelijk aan interesse in roem ontbreekt. ‘De zogenaamde beroepsberoemden gaan naar elk stom programma op de televisie en zeggen dan: “Nu heeft iedereen me toch weer even gezien.” Elke verschijning in de media verhoogt hun marktwaarde. Is het niet voldoende dat je een goed stuk schrijft? Tegen het principe van journalistiek zelf heb ik niets, maar om dan te gaan uitleggen wat ik heb gemaakt en hoe moeilijk die en die periode in mijn leven zijn geweest. Jezusmina, wat kan mij het schelen?’

Kunst bied je aan
‘Ik ben erg geïnteresseerd in de mening van mijn toeschouwers, maar ik stem mijn kunst niet op hen af. In Nederland heerst er op dit moment een vraagcultuur. We moeten maken wat mensen willen zien en horen, terwijl ze helemaal niet weten wat ze willen. Strikt genomen, als je gaat maken wat mensen willen en ze kunnen alleen maar kiezen uit wat er al is, dan krijg je per definitie een statische cultuur’, beredeneert Schippers. ‘Dat is een volkomen idioot uitgangspunt en daar doe ik absoluut niet aan mee.’ Spottend: ‘Hoe meer mensen komen kijken, hoe beter het stuk zogenaamd is. De gedachte dat alles maar mooier en beter moet, dat is toch helemaal het Joop van den Ende-verhaal.’ Schippers blijft zich verwonderen over deze vorm van vermaak. ‘Mensen vinden het geweldig als er lasershows zijn of wanneer er een helikopter afdaalt in

...
Lees meer

In Beeld: Leven in de jaren twintig

ANS liep deze maand mee met Mark Davids. Hij kleedt en gedraagt zich als een heer uit de jaren twintig. Davids huis in Amsterdam is gevuld met potten, pannen, meubels en pijpen uit het interbellum. 'Mijn volgende project is een klassiek toilet. Let dus maar niet op het moderne ding dat er nu staat.' Hij verzamelt dit alles bij zijn tochten langs Amsterdamse vintage winkels. Tijdens het banjeren door de straten trekt de gentleman veel bekijks. 'Sommige mensen willen zelfs even voelen aan mijn herenjas.' Ben je benieuwd waarom sommige mensen hem Al Capone noemen of hoe zijn huis eruit ziet? Bekijk de foto's hieronder. Foto's: Lisa Klaassen img_1397... img_1414 ‘Iedere dag stromen de mailtjes binnen van mensen over de hele wereld die iets willen weten over de eerste helft van de twintigste eeuw. Nu heb ik nog een computer, maar als deze kapot gaat, koop ik een laptop. Die kan ik mooi verstoppen onder een kleedje.’
img_1407

 

Lees meer