Het leenstelsel houdt de gemoederen de afgelopen dagen nog steeds flink bezig. Volgens een
rapport dat minister Bussemaker van Onderwijs naar de Tweede Kamer stuurde, zou het stelsel mogelijk in strijd zijn met een internationaal verdrag van de Verenigde Naties (VN). In hoeverre klopt dit en kan die schending het ‘schuldenstelsel’ tegenhouden?
Door: Evy van der Aa en Annemarie Verschragen
Het verdrag waar het allemaal om draait (het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten), stelt dat het hoger onderwijs toegankelijk moet zijn en geleidelijk kosteloos moet worden. Dit verdrag is wel door Nederland ondertekend, maar nog niet geratificeerd. De bepalingen uit het verdrag gelden dus nog niet. Het sociaal leenstelsel gaat tegen dit verdrag in omdat het hoger onderwijs duurder zou worden waardoor het een maatregel is in de tegengestelde richting. Toch blijkt dat het leenstelsel gewoon wordt ingevoerd, wanneer Nederland overtuigend duidelijk kan maken dat de maatregel noodzakelijk is voor de kwaliteit van hoger onderwijs.
Wat als het comité wel concludeert dat er sprake is van schending van het recht op onderwijs? Dan is er evengoed niet zo veel aan de hand. ‘Juridisch gezien kan een dergelijk VN-comité niet veel meer doen dan advies geven’, vertelt Roel Schutgens, hoogleraar Rechten.
Een comité van de VN weegt op basis van zeven voorwaarden af of het plan voor een sociaal leenstelsel aangepast moet worden aan het internationale verdrag. ANS heeft, op basis van het onderzoeksrapport van Bussemaker, de voorwaarden van het veelbesproken VN-verdrag eens voor je op een rijtje gezet.
1. Het leenstelsel is een tijdelijke maatregel die slechts geldt tijdens de periode van economische crisis.
Het sociaal leenstelsel is geïntroduceerd als maatregel om de kwaliteit van het onderwijs te kunnen blijven garanderen. Door de invoering van het leenstelsel zou er meer geld beschikbaar komen voor de kwaliteit van onderwijs en onderzoek. Het gaat in de huidige plannen echter niet om een tijdelijke regeling die tijdens de crisis geldt. Dit is een logische vervolgstap op eerdere maatregelen van de overheid. Aan deze voorwaarde wordt dus niet voldaan.
2. Het leenstelsel is noodzakelijk en proportioneel. De alternatieve maatregelen zijn uitvoerig onderzocht en het niet nemen van de maatregel is schadelijker dan de ESC-rechten.
Uit het rapport blijkt dat de alternatieven voor de bekostiging van kwaliteit van onderzoek en onderwijs niet uitvoerig zijn onderzocht. Er is alleen maar gekeken naar de mogelijkheden binnen het sociaal leenstelsel. Het kabinet stelt dat het leenstelsel een noodzakelijke maatregel is waardoor het niet invoeren ervan schadelijk is voor de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek. Als het kabinet duidelijk kan maken dat de maatregel noodzakelijk is, wordt aan deze voorwaarde gedeeltelijk voldaan.
3. Getroffen groepen zijn betrokken bij het onderzoek van voorgestelde maatregelen en alternatieven.
Alle landelijke studentenvertegenwoordigers zijn betrokken het onderzoek. Aan deze voorwaarde is dan ook voldaan.
4. De impact van de maatregel op de verwezenlijking van het recht is onderzocht.
Nederland interpreteert het streven naar kosteloosheid van het hoger onderwijs waarschijnlijk als het garanderen van de toegankelijkheid daarvan. Als blijkt dat door het invoeren van het leenstelsel de toegankelijkheid van het hoger onderwijs wordt beperkt, stelt het comité dat de VN de maatregel waarschijnlijk zal beschouwen als een stap terug. Omdat het comité waarschijnlijk de kostenverhoging gaat afwegen tegen de kwaliteit van het onderwijs, zal de regering moeten laten zien dat het leenstelsel noodzakelijk is om de kwaliteit van het onderwijs te garanderen. Als zij dit aannemelijk kan maken door de vrijgekomen middelen te investeren in het hoger onderwijs, zal deze voorwaarde waarschijnlijk als voldaan worden beschouwd.
5. Het beleid mag niet discriminerend zijn en moet ongelijkheden beperken.
Het sociaal leenstelsel zou volgens het kabinet niet direct discriminerend zijn omdat de aanvullende beurs blijft bestaan. De studenten uit gezinnen met een lager inkomen zouden door de extra ondersteuning dus alsnog het hoger onderwijs kunnen. Omdat gespeeld kan worden met de rentepercentages is ook de aflossing van de lening inkomensafhankelijk. Het leenstelsel brengt echter wel risico’s mee voor de toegankelijkheid voor studenten uit gezinnen met een lager inkomen. Omdat beloofd is dat de instroom wordt gemonitord, zal ook dit punt waarschijnlijk geen problemen opleveren.
6. Het leenstelsel tast het recht op onderwijs niet aan.
Als blijkt dat door het sociaal leenstelsel de financiële toegankelijkheid van het hoger onderwijs wordt beperkt, wordt het recht op onderwijs aangetast. Door de beloofde monitoring wordt ook op dit punt aan de voorwaarde voldaan.
7. Er heeft een onafhankelijke beoordeling van de maatregelen plaatsgevonden op nationaal niveau.
Zolang de Nederlandse wetgevingsprocedure is gevolgd, wordt aan deze voorwaarde voldaan.
Niet alle voorwaarden kunnen zomaar worden afgevinkt. Als de overheid kan aantonen dat het hoger onderwijs toegankelijk blijft voor iedereen, en dat de kwaliteit van het onderwijs ook echt omhoog gaat, zal er geen negatief advies klinken vanuit de VN. Dit is wel een teken dat de neuzen van de VN en Nederland niet dezelfde kant op wijzen. Het internationale verdrag is echter niet afdwingbaar bij de Nederlandse rechter omdat die het protocol te vaag vindt. Schutgens: ‘Klagen bij een mensenrechtencomité kan, maar het zijn geen rechters die Nederland iets kunnen opleggen.’