Uit de Oude Doos: potverpiemeltjes!

'Heb jij godverdomme met je kankerpoten aan mijn fucking kind gezeten?' Deze zin verleidde velen van jullie vorige week tot het lezen van de Mensenkinderen-column. Een zin met maar liefst drie krachttermen. Ook op de campus van de RU vliegt de schunnige poëzie je regelmatig om de oren: het weer is kut, de opdrachten zijn kankermoeilijk en de colleges bij tijd en wijlen godvertyfustering saai. Moeten we dat potjandorie zomaar accepteren? Zes jaar geleden vroeg ANS het aan drie deskundigen. Lees hieronder het artikel over de scheldcultuur in Nederland van april 2004.    
Potverpiemeltjes! In ‘Het Licht’ wordt iedere maand een onderwerp vanuit verschillende wetenschappelijke invalshoeken bekeken. In deze aflevering: de vloekcultuur van Nederland. Gaat al dat gekanker niet te ver? Tekst: Mies Mikx en Leendert van der Valk Tietjanberenlul, doerak, krijg kanker in je hartkleppen, klootviool. Het aantal vloeken, krachttermen en scheldwoorden in de Nederlandse taal lijkt schier oneindig. Niet iedereen beschouwt die uitbreiding van onze taal als wenselijk. 72 procent van de Nederlanders ergert zich aan vloeken, blijkt uit een onderzoek van het Nederlands Instituut voor de Publieke Opinie (NIPO) dat de Bond tegen het vloeken liet uitvoeren. De eerste bewijzen van ‘omgekeerd bidden’ stammen uit de twaalfde eeuw. Vloeken had toen de vorm van ‘eedzweren’ zoals ‘God verdoeme mij als ik de waarheid niet spreek’, waar onze populairste vloek godverdomme van is afgeleid. Wanneer men deze eed tegenover God breekt, wordt het bijbelse derde gebod overtreden: ‘Gij zult Gods naam niet ijdel gebruiken’. Er bestaat een verschil tussen schelden en vloeken. Vloeken gebeurt onder aanroeping van God of andere hogere machten, om te ontladen, te bluffen of te intimideren. Met schelden probeert men iemand te krenken, te kleineren of iets te verwijten. Het schenden van sociale regels, zoals het derde gebod, vormt de kern van schelden en vloeken. De manier waarop wordt gevloekt en gescholden is cultureel bepaald. Duitstaligen zitten nog in de anale fase: Scheisse en Arsch zijn hun favorieten. Vloeken in Angelsaksische en mediterrane culturen wordt gekenmerkt door incestueuze verwensingen. Op de Spaanse voetbalvelden is hijo de puta, ofwel hoerenzoon, populair. In Amerikaanse ghetto’s ben je al gauw een motherfucker, in Italië simpelweg een bastardo. De moeder is in Nederland kennelijk minder heilig; voor dergelijke woorden hebben wij nauwelijks equivalenten. Vanaf de jaren zestig ontkerstend Nederland snel en zwakt het taboe op de religieuze vloek af. Het vloeklexicon breidt zich uit naar gebieden waar nog wel geschockeerd kan worden. zoals de scatologie: shit, genitaliën: kut, lul, klootzak, en ziekten: kankerlijer, teringlijer. In de laatste twee categorieën heeft Nederland de dubieuze eer koploper te zijn. De afkeer tegen het establishement en de toenemende tolerantie in de naoorlogse jaren zorgen tevens voor een sterke uitbreiding van het aantal vloekwoorden. Wanneer bepaalde woorden door frequentiegebruik te gewoontjes worden en daarom aan kracht inboeten, wordt een beroep gedaan op de creativiteit van de vloeker. Zo kan het simpele hoer worden verrijkt met het binnenrijmende stoephoer of kan men bijvoorbeeld ergens een godsgruwelijke teringhekel aan hebben. Hoe poëtisch dit allemaal ook moge klinken, door vloeken en schelden worden mensen gekwetst. Vanaf de jaren negentig treedt een verharding op. Het is veel normaler geworden om mensen persoonlijk te beledigen. Zo vroeg een heel voetbalstadion zich af waar het ‘kankerwijf’ van Van Gaal was en spelen cabaretiers het steeds meer op de man met hun grappen en imitaties. Wie het zich te persoonlijk aantrekt valt hoongelach ten deel. Met vloekwoorden verlevendigen we de conversatie, maar vertonen we ook sociaal-onwenselijk gedrag. Is het vloeken een nuttige vorm van ontlading, een viering van linguïstische creativiteit, of een product van een samenleving waarin geen rekening wordt gehouden met andermans gevoelen? T. Bunt, voorlichter Bond tegen het vloeken ‘Het zou het mooiste zijn als er helemaal niet gevloekt zou worden. als christenen vinden wij het heel belangrijk dat Gods naam niet ijdel wordt gebruikt. Bovendien heeft schelden en vloeken altijd een negatieve lading. Mensen zouden met respect met en over elkaar moeten praten. ‘Onze campagnes zijn erop gericht om mensen te laten nadenken bij wat ze zeggen. Mensen hebben niet altijd slechte bedoelingen met schelden, vaak beseffen ze niet wat ze zeggen. ‘Bij een enquête gehouden op stations gaf 50 procent aan onze poster innig te vinden. Voor tweederde van de mensen zijn wij ‘de bond tegen de grove woorden' geworden; nog maar een derde verbindt vloeken met enkel het ijdel gebruiken van Gods naam. ‘Vloeken is aangeleerd, want in andere culturen wordt er heel anders mee omgegaan. Op een van onze posters stond “vloeken lucht niet echt op”. Die uitspraak was gebaseerd op een Amerikaans onderzoek waarin werd bekeken of mensen konden herademen als ze zich verbaal hadden afgereageerd. De uitkomst was dat dat juist niet het geval was. Mensen raken meer opgefokt door te schelden.’ Dr. R.H.J. Scholte, pedagoog ‘Iedereen heeft een persoonlijke, psychologische ruimte om zich heen. Als er gevloekt wordt, hebben mensen het gevoel dat de grenzen van die psychologische ruimte worden geschonden. ‘Ik vraag mij af of de campagnes van de Bond tegen het vloeken effect hebben. Ik denk niet dat posters echt gedragsverandering teweeg kunnnen brengen. ‘Als er in de les op school over wordt geproken zijn mensen er meer en langer mee bezig dan wanneer je alleen een plakaat ziet. Ik denk dat veel mensen vloeken zonder te beseffen wat het betekent. ‘Een woord als “shit” is door de media geïntroduceerd. Kleine kinderen en mensen die nooit godslasterende woorden zouden gebruiken, spreken dit soort modewoorden ook uit. Als uit onderzoek zou blijken dat er meer wordt gevloekt, dan zou de opvoeding een verklaring kunnen zijn. ‘Zolang ouders zelf vloeken, zullen ze hun kinderen niet kunnen bijbrengen om dat niet te doen. Ouders die roken hebben er bijvoorbeeld veel moeite mee om hun kinderen niet te laten roken. Ik denk dat het bij vloeken net zo is. Kinderen nemen zulke dingen over, dus moeten de ouders het goede voorbeeld geven. Ouders hebben zeker invloed op het al dan niet vloeken van hun kinderen. Ook als al hun vriendjes wel vloeken.’ Prof. Dr. P.G.J. van Sterkenburg, directeur van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie ‘Het Nederlands is karakteristiek voor het gebruik van zijn verwensingen met allerlei ziektes, al komt het in het Jiddisch heel incidenteel ook voor. Gezondheid is het hoogste goed. Als je iemand wilt raken, op welke manier dan ook, dan doe je dat met dingen die hem het dierbaarst zijn, vandaar dat schelden met ziektes. ‘Ik denk dat het menselijk is om te vloeken. Je kunt je met agressief gedrag en fysiek geweld wreken o pdegene die je tart, of je kunt het doen met verbaal geweld. Ik zeg altijd: doe dat laatste. Elkaar de kop inslaan is altijd riskanter dan je emotioneel ontladen met woorden. ‘De intentie van vloeken is een gevoel van pijn, teleurstelling of frustratie uiten en je gezelschap laten horen hoe vreselijk boos je bent. Het is ook vaak bluffen, de aandacht op jezelf vestigen. Dat doe je met woorden die shockeren. De jongste generatie, tot 25 jaar, gebruikt tegenwoordig woorden die alles met afscheidingen van het lichaam te maken hebben. Zij schelden met bijvoorbeeld drek, pus en snot. ‘Iedereen weet van jongs af aan welke woorden netjes zijn ene welke niet. Maar je kunt je normen in dat opvoedingsproces natuurlijk scherper stellen. Dat verschilt per gezin. Ik ben niet het type dat huiverig is voor een negatieve lading van woorden, maar het getuigt wel van beschaving als je probeert mensen met wie je praat te ontzien. ‘Je kunt de vraag stellen waar de Bond tegen het vloeken tegen strijdt als er steeds minder christenen zijn die geschokt zijn door het taalgebruik. En dat is de Bond nu steeds meer aan het doen. Ik heb veel respect voor hun ideaal maar in één zaak geloof ik absoluut niet: als ik vreselijk boos ben dan zal ik echt niet uitwijken naar “rododenndron” of “Rotterdam” als alternatief voor een flink knetterende gvd-vloek.’

 

Lees meer