Barmhart

Deze column van Mark Buck verscheen in de juni-ANS.

Er bestaan nogal wat volken die hun hele leven rondtrekken om zich nooit ergens langer dan een week te vestigen. Thuiskomen is dan ook onbekend voor nomaden. Zelf probeer ik bij reizen zo min mogelijk spullen mee te nemen, iets wat overigens in grote mate gecompenseerd wordt door mijn geliefde. Daarbij komt nog eens dat sleutels van drie valide slaapplaatsen (voordeel van een verder ook niet nadelig te noemen scheiding der ouders) in mijn broekzak wonen.

Echter, sinds ik vijf zomers geleden een gevoelsmatig definitieve treinreis naar Nijmegen ondernam, ben ik ook een nomade geworden. Ik wisselde netjes tussen vier verschillende huizen in evenveel jaren, nam schilderijen en boeken mee, verplaatste telkens weer dezelfde onhandige stoelen (onhandig omdat ze niet gemaakt zijn om op te tillen, maar om op te zitten), en hing mijn hemden telkens vrolijk in een andere kast. Maar thuiskomen, nee.

Enige nuance is wel op zijn plaats. Want zelfs als je denkt dat je definitief niet thuis kunt komen, is er nog altijd de zomer. Die zomer biedt geen uitkomst vanwege de zon of vanwege de uittrek van alle mensen die Nijmegen blijkbaar niet thuis genoeg vinden. Zelfs rokjes die zorgen dat de lengte der vrouwenbenen gelijk met de temperatuur toeneemt, raken de zelfbenoemde nomade met huis niet. Het is alsof in dit seizoen alles wat ons netvlies kan raken, heeft afgesproken een stilleven te zijn.

Ergens op een balkon staan vier blauwe kratjes gevuld met lege flesjes wind te vangen. Ergens duikt een eend onder water, eventuele passanten de indruk gevend dat hij nooit meer boven zal komen. Ergens liggen fietsen onaangeraakt in een voortuin nog uit te rusten van die ene onverwachte windhoos. Ergens laat een kind met zichtbare tegenzin en angst een ballon los, voor hij bij zijn vader in de auto stapt.

En ergens tussen dat geweld loopt licht voorovergebogen een lange jongeman. Hij kijkt langs de terrasjes naar een toren die al meer zomers heeft meegemaakt dan iemand ooit kan navertellen, hij fietst door de bossen rondom de universiteit, hij bewondert de mensen die hun huizen kunnen verlaten en vervolgens alsof er niets is gebeurd weer thuiskomen. Hij lacht. Om thuis te komen heb je geen huis nodig.

Bekijk hier de overige artikelen uit de juni-ANS.