Barmhart

Tekst: Mark Buck Men zou uren in de week kunnen besteden aan het kijken uit een studeerkamerraam. Deze schrijver alleszins. Zo ook op deze herfstdag der herfstdagen, die wordt gekenmerkt door bruingebladerde bomen en winden die van een woeste zee lijken te komen. Door dat raam te zien: alle gebouwen waar ik normaal ook op uitkijk en twee mannen. Bij nadere inspectie blijken het er drie te zijn, waarvan er eentje continu in en uit een leegstaand winkelpand holt. Ik loop naar beneden om te kijken wat er mogelijk kan zijn, en zie daar: ‘HIER VESTIGT ZICH DE STADS- BAKKERIJ’. Een stadsbakkerij. In mijn straat. Romantische dromen komen omhoog, dromen van in Zuid-Frankrijk wonen en iedere dag vers brood halen in je eigen straat. Eigenlijk kon ik dat nu ook al (een andere bakker ligt drie minuten verderop), maar een combinatie van totale luiheid en het Nederlandse klimaat stond tussen droom en daad. En nu ook nog een knal. Ik schrik, kijk op en zie dat een kindje op de step de wind niet heeft kunnen weerstaan. Het doet me denken aan mijn kindertijd. Ik moet een jaar of drie zijn geweest en zat achterop bij mijn moeder op een kinderzitje. Terwijl mijn moeder de fiets even neerzet om de deur open te maken, zie ik het onzichtbare aankomen. De wind duwt de fiets, en daarmee mij – totaal vastgesnoerd in het zitje – tegen de grond. Ik kan me er weinig van herinneren, maar weet wel dat het tot mijn tiende levensjaar duurde voor ik weer op een fiets stapte. De geschiedenis van een klein gebrek. Ik spoed me naar huis om dit te vertellen tegen mijn vriendin. Enthousiast begin ik over de bakker, en daarna vertel ik ook maar direct over mijn moeder, de fiets en de val. ‘Wat lief’, is de besliste reactie. Volgens mij is dit wat de liefde vermag. Iets horen dat duidelijk vol zit met zieligheid, verdriet en dommigheid, en dat dan lief noemen. Wat ons brengt bij de moraal: mevrouw Barmhart en ik zijn deze maand twee jaar bij elkaar. Als de bakker doorwerkt, is er taart. Omdat sommige dingen mooier zijn dan wonen in Zuid-Frankrijk. Bekijk hier de overige artikelen uit de oktober-ANS.

 

Lees meer

Barmhart

Tekst: Mark Buck De maand november en ik. Daar zijn welbeschouwd weinig zinnige woorden aan te wijden, besef ik als ik door het raam van de Universiteitsbibliotheek probeer te kijken. Ik probeer, want de ramen zijn al een half jaar zo goed als afgeplakt met posters van wetenschappers wiens hoofden een factor vier groter zijn gemaakt. Buiten dat die hoofden in sommige gevallen nogal beklemmend zijn, vind ik ze komisch. De posters wijzen namelijk op de openbare publicaties van al deze universitaire grootheden. En daar plak je de ramen dan op zichthoogte mee af. Het laat onverlet dat ik dus blijkbaar niet kan wat velen wel kunnen. Kunstenaars moeten iets met november hebben, dat lijkt een wetmatigheid te zijn. Van J.C. Bloem tot Guns N’ Roses terug naar Rowwen Hèze. Iedereen heeft wel iets op zijn conto staan dat de voorlaatste maand van het jaar ophaalt of neersabelt. Ik zou bijna iets schrijven over Marco Borsato, maar herinner me gelukkig tijdig dat ik iets van eeuwigheidswaarde wilde schrijven toen ik deze columnreeks begon. Misschien is het ook helemaal niet erg om iets niet te kunnen waar anderen in uitblinken. Het biedt ruimte voor verwondering en dus ook voor creativiteit en nieuwe ideeën. En laten we eerlijk zijn, wie ‘Altijd november, altijd regen’ schrijft, hoef je niet meer na te streven. Het is af. Terwijl ik dit schrijf, is het november. En u raadt het al, het regent. 92 jaar nadat J.C. Bloem het ons voorspelde. Waarschijnlijk gaat het dus daar om: niet zozeer het onderwerp is van belang, maar of het waar is wat je schrijft. Als het voelbaar is, als je de novemberwind door een kierloos huis naar binnen kunt krijgen, dan heb je toch zinnige woorden op papier gezet. Daarom ga ik nu met u delen wat waar is. Het is november en ik ben gelukkig. Ik mag een column schrijven in dit blad en langs de posters op de ramen kan ik nog net die ene fietser zien ploeteren door een plas. Als dat is wat november mag zijn, dan voel ik me gelukkig en gelaten. En dan: ‘t had zoveel erger kunnen zijn. Bekijk hier de overige artikelen uit de november-ANS.

 

Lees meer

Barmhart

Tekst: Mark Buck Er is iets aan de maand december dat onherroepelijk een gevoel van warmte oproept. Jammer genoeg kan dat niet van het weer gezegd worden, hetgeen waarschijnlijk verklaart dat voldoende mensen Nederland ontvluchten zodra de feestdagen eraan komen. Zelf heb ik dat één keer gedaan. Ik verbleef een tijdje in een gastgezin in Rome. Direct bij aankomst bleek dat het gezin en ik een overeenkomst hadden: we spraken elkaars taal niet. Het grotere probleem was dat het ontvangende gezin geen Engels sprak. Het leidde tot een relatief stille autorit naar het huis. Eenmaal daar aangekomen bleek er een kleine oplossing te zijn: in de boekenkast stond een tamelijk vergeeld Italiaans-Engels woordenboek. Met veel moeite werden met behulp van dat boek enkele elementaire conversaties gestart. Waaronder over het eten, want Italianen laten niet graag iets terugsturen naar de keuken. Daarom werden er allerlei etenswaren uit het woordenboek opgelepeld en ik moest dan maar aangeven of ik het at of niet. Het bleek een goede oefening in op zoveel mogelijk verschillende wijzen ‘ja’ zeggen in het Engels. Dat was komisch, maar werd wat ernstiger toen de volgende ochtend bij het ontbijt werkelijk alle producten waarop ik de avond eerder enthousiast gereageerd had, ook daadwerkelijk op tafel stonden. Mijn instemming was verward met een eetlust die die van vier paarden moest overtreffen. Het is die gedachte die me terugvoert naar de kerstavonden bij mijn grootouders thuis. Meer precies: de eettafel die op net voldoende afstand was gezet van een kerstboom die ieder jaar weer precies het plafond aanraakte. Ook hier was er eten in overvloed. Dat kwam zo, mijn oma kookte graag, maar gaf ook iedereen graag het gevoel dat hij speciaal was. Dat leidde er toe dat bij het kerstdiner altijd drie soorten vlees, vijf soorten groenten en drie aardappelbereidingen in een soort buffetvorm opgesteld stonden. Een opmerkelijke prestatie, als je bedenkt dat er vijf man aan tafel zaten. Maar juist die overdaad was een prachtig teken van liefde. Vorig jaar overleed de vrouw die ik nog altijd als toonbeeld van naastenliefde en barmhartigheid zie, terwijl ze kerstinkopen ging doen. Het is daarom dat ik een van de belangrijkste lessen die ik van haar geleerd heb, met u wil delen. Wie leeft, moet ook soms wat eten. En wie liefheeft, kan er altijd voor zorgen dat niemand iets tekort komt. Ik wens u een zalig en smakelijk kerstfeest toe! Bekijk hier de overige artikelen uit de december-ANS.

 

Lees meer

Barmhart

Tekst: Mark Buck Iemand moet het doen. Die gedachte schoot door mijn hoofd toen ik de deur van de soepbar opensloeg. Een mens kan moeilijk de hele dag aan een bar zitten, maar de soepbar biedt hier een uitkomst. In ieder geval tussen twee en zes. Wat precies gedaan moest worden, was nog niet helemaal helder. Of beter gezegd: hoe. Aan het einde van de dag zou ik iemand flink de waarheid verteld hebben. Een gedachte die mij vreemd genoeg al meer dan een etmaal bezighield, terwijl de persoon in kwestie nu waarschijnlijk een thuis gesmeerde boterham zat te eten. De tragiek van mensen die slecht nieuws krijgen is dat ze net tevoren een thuis gesmeerde boterham hebben gegeten. Maar dat geheel terzijde. Het kwam er nu op aan, maar de aandacht verslapte. Ook in een soepbar kan de veer niet altijd gespannen zijn. Door de deur die ik nog maar net achter me had dichtgemaakt, kwam nu een hond gevolgd door wat alleen maar zijn baasje kon zijn. De man had ook een duidelijke baasjesuitstraling. Alhoewel: weinig baas, veel je. Eenmaal aan tafel gezeten, bestelde de man een ijsje — over de wonderlijke voordelen van het verkopen van ijs in een soepbar een volgende keer meer. Bij het bezorgen van dat ijsje kon ik genoeglijk vaststellen dat betreffend baasje niet mijn favoriete combinatie gekozen had. Een kleine victorie voor degene die zo onheil zal brengen. Nog geen halve minuut later gebeurde het. Een moment dat ik tot dan toe enkel kende uit films; de man gaf zijn hond een lik van zijn ijsje. Een golf van misselijkheid en verbazing, maar beslist geen mededogen, maakte zich van mij meester. Let wel, de hond maakte niet eens een hongerige indruk. Ik spoedde me naar het toilet. Daar keek ik mezelf in de spiegel vermanend aan. Ik was hier immers met een doel gekomen. ‘Verman jezelf’ sprak ik tegen het vermoeide en witte gezicht tegenover me. Toen nam ik een radicaal besluit. Ik ging terug naar mijn plaats en zag nog net een uiterst tevreden baasje de zaak verlaten. De man was blij, de hond klaarblijkelijk ook. En ik? Ik besloot de zaak niet te verlaten, voor ook ik uiterst tevreden was. Vandaag zou ik iemand de waarheid vertellen. Maar vooraleerst zou ik een column schrijven. Iemand moet het doen. Bekijk hier de overige artikelen uit de februari-ANS.

 

Lees meer

Column: Barmhart

Deze column van Mark Buck verscheen eerder in de april-ANS. Felicitaties vielen mij naar aanleiding van de vorige column ten deel. Dit kwam jammer genoeg door de misvatting dat ik zou stoppen met schrijven. De term ‘moedige stap’ werd gebezigd. Als politicus weet je dan hoe laat het is, als schrijver ook.  Moedige stap, moeilijke fase, zware keuzes; het jargon van politici nodigt uit om er een column over te schrijven en doet dat tegelijkertijd ook niet. Aan de ene kant zijn het literaire waarheden die in veel relaties nog van pas zouden kunnen komen. Aan de andere kant zijn het lege hulzen van een kogel die nimmer afgevuurd zal worden.   Daar staat de politicus, de tong als loop van zijn geweer, het priemende vingertje als trekker. En u, u heeft medelijden. Wat drijft deze zielen om zichzelf als jagers op een leeg veld voort te bewegen? Wie bezielt het om de geesten van mooie pennenvruchten te ontnemen van hun waarde door ze nota bene in een debat te gebruiken?  Het antwoord op die vragen bent u. U wilt bestuurd worden door mensen die goed uit hun woorden komen, mensen die u beloftes maken, mensen die u soms kwetsen maar tegelijkertijd ook betere tijden beloven. En daarmee is uw medelijden onterecht; want het valt ook u ten deel.  Dat soort dingen realiseer ik me terwijl ik de onterechte felicitaties in ontvangst neem. Ik stop niet: niet met schrijven en niet met die verdomde politiek. En voor een koerswijziging heb ik nog een heel leven de tijd. Maar één ding moet me van het hart over schrijven en politiek. Het is niets zonder u. Zonder u hoeft geen enkele schrijver of politicus ooit na te denken over wat hij doet. Dus voor u, vanuit de grond van mijn hart: gefeliciteerd! Bekijk hier de overige artikelen uit de april-ANS.

 

Lees meer