Binnenstebuiten

Deze column van Manu Compen verscheen eerder in de november-ANS. Met gesperde ogen en een gebolde rug zit ik voor mijn computerscherm. Het koude licht van een beeldscherm is het enige teken van leven in een verder donkere kamer. Op het scherm staan wel twintig tabbladen open met Facebookprofielen en persoonlijke berichten. `Ik ben Nina, twintig jaar oud. Ik studeer Psychologie en ik werd helemaal enthousiast van je bericht!´ Haar volledige profiel verschijnt na een muisklik in het eenentwintigste tabblad. Mijn pc begint een beetje te stotteren. Vind-ik-leuks voor Chef’Special en Love Actually: niet echt mijn type. Haar profielfoto staat me toch wel aan en ik zet haar naam op een lijst. Mijn oppervlakkigheid is gerechtvaardigd: dit leed is mij twee jaar geleden ook aangedaan. Ik stuur een kort berichtje terug: ‘Woensdag is de kijkavond om 20:00, zie je dan!’ Nog minstens zeven dates te gaan. Alhoewel mijn selectieprocedure voor een nieuwe huisgenoot secuur is en ik gedisciplineerd te werk ga, voel ik me er niet geheel op mijn gemak bij. Ik dacht dat ik undateable was, maar sinds ik advertenties op internet heb gezet, zijn er in twee dagen vijftig berichten binnen gekomen. Allemaal schetsen ze een utopiaans toekomstbeeld waarin haren uit doucheputjes worden gehaald, de lekkerste kip piri-piri voor me wordt gekookt en de wc-rol nog wordt vervangen vóór het laatste velletje in zicht is. Een avond verder heb ik het lijstje af: vier heren en drie dames. Twee weken later is het zover. Er staat wijn, bier en cola koud, de afwas is gedaan en de deurbel doet ‘t. Een voor een doen ze hun verhaal. Een enkeling komt in het echt beter uit de verf, maar de meesten vallen door de mand. Ongemakkelijke onderdanigheid, gezeur over reistijd: de dates die ik voor ogen had, veranderden voor mijn neus in sollicitatiegesprekken. Nadat ik de deur achter de laatste sollicitant had dichtgesmeten, plofte ik met een biertje op de bank. Ik voelde me een verdrietig kattenvrouwtje dat erachter kwam dat haar katten alleen voor de brokjes kwamen. Op het aanrecht stonden lege glazen en een halve fles cola. Ze ruimden nu hun zooi al niet op. Mijn neef woont sinds kort in Nijmegen. Toch maar even bellen of-ie wil verhuizen. Klik hier voor de overige artikelen uit de november-ANS.

 

Lees meer

Binnenstebuiten

Het leven van een bèta gaat niet altijd over rozen. Natuurkundestudent Manu trekt over het hobbelige pad van het Huygensgebouw naar de rest van de wereld. Hieronder zijn verslag. Tekst: Manu Compen Dit artikel verscheen eerder in de januari-ANS Aan slome fietsers heb ik een hekel. Als iedereen twee keer zo snel zou fietsen, zouden we allemaal drie keer sneller bij onze bestemmingen aankomen. Tenminste, dat denk ik altijd als op weg naar college ‘t stoplicht voor m’n neus naar rood verspringt. Ik vervloek dan, terwijl ik ongeduldig op het zwarte knopje ram, iedereen die mij op mijn tocht vertraagd heeft. Dat opaatje die zijn hond niet aan de lijn hield, die scholieren die met z’n vieren naast elkaar fietsten en die importstudent die als een dronken schipper het fietspad aflaveerde. Vooral semi-oma’s die met hun zoemende fietsen inhalen om hierna voor me te blijven hangen, halen het ergste in me naar boven. De wereld is te klein voor zoem-oma’s. Ik snijd ze af en kijk niet meer om. Deze bitterheid is het resultaat van jarenlang niet meer gewonnen te hebben. Op zondagochtend verlies ik meestal van een elftal doorgezakte slagers en marktmannen uit Weurt of Beuningen en doordeweeks verlies ik elke keer als ik bij een werkcollege een of andere vergelijking niet weet op te lossen. Opeens word ik ingehaald door een bekend gezicht. Reflexmatig begin ik harder te trappen. Ik zag haar bij m’n P-uitreiking een paar dagen geleden. Ze had een jaar sneller dan ik haar propedeuse in de wacht gesleept. Daarbovenop had ze ook haar P Wiskunde gehaald. Summa cum laude. Ik weiger ook nog eens op de fiets door dit meisje ingehaald te worden. Ze slaat rechtsaf waar ik rechtdoor ga. Ironisch. Stom wijf. Ik zet hard aan en kom haar een kruispunt later weer tegen. Met kreunende fiets kom ik net iets eerder bij de fietsenstalling aan. Ik ben opgelucht, maar een overwinning voelt anders. Stoïcijns kijkt ze recht vooruit wanneer ze de stalling binnenkomt. Alsof onze race nooit was. De gedachte dat ze niet haar best heeft hoeven doen om het me zo moeilijk te maken, irriteert me. Nadat we onze jassen hebben opgehangen, gaan we andere kanten op. Aangekomen bij m’n werkcollege verlies ik na een paar minuten de aandacht als de eerste opdracht niet lukt. Zij zal al wel bijna klaar zijn met dit werkcollege. ‘De Argentijnen kennen niet van jou winnen, maar je kunt wel van hun verliezen’, zei Cruijff ooit. Maar tijden veranderen. Ooit. Voor mij misschien komende zondagochtend tegen Bemmel. Tot die tijd moet ik leren verliezen. Klik hier voor de overige artikelen uit de januari-ANS.

 

Lees meer