Catering naar de nering

De RU is een van de weinige universiteiten in Nederland die haar restauratieve voorzieningen nog altijd zelf verzorgt. Gedwongen bezuinigingen hebben geleid tot stijgende prijzen en beperkte openingstijden. Het plafond van maatregelen is in zicht en de situatie vraagt om een rigoureuze verandering.Tekst: Rik van Hulst en Pieter van der Lugt Sinds vorige maand kunnen studenten op vrijdagmiddag niet meer in De Refter terecht. Dit is de meest recente bezuinigingsmaatregel binnen de restauratieve voorzieningen. Het College van Bestuur (CvB) besloot begin dit jaar dat het Facilitair Bedrijf (FB), dat verantwoordelijk is voor de catering, zelfvoorzienend moet worden en dus verdween de jaarlijkse subsidie. Het gevolg was een prijsverhoging waardoor de student tegenwoordig 5 euro moet betalen voor een Refterhap. Voor de komende twee jaar staat er nog eens een bezuiniging van 700 duizend euro gepland en is een volgende prijsverhoging niet uitgesloten. Met de steeds schever wordende prijs-kwaliteitverhouding lijkt het erop dat de student zijn honger buiten de campus zal moeten stillen. Deze opeenstapeling van maatregelen is niet langer houdbaar, het wordt tijd dat het CvB ruimte maakt voor andere aanbieders. Makkelijk slachtoffer Bij de opening van het academisch jaar in 2011 benadrukte rector magnificus Bas Kortmann dat er niet gekort zou worden op de kerntaken onderwijs en onderzoek. Hij stelde dat de prijs van de kroket dan maar omhoog moest en dat mensen best hun brood van thuis konden meenemen. Het FB is daarmee een makkelijk slachtoffer voor bezuinigingen. Restauratieve voorzieningen zijn echter niet los te zien van goed onderwijs, zo geeft Patrick Verleg, voorzitter van de Universitaire Studentenraad, aan: ‘De rector benadrukt hoe belangrijk het is dat studenten een hele dag op de campus kunnen doorbrengen. Als je dat wilt stimuleren houdt dat in dat er goede computers zijn, maar ook dat de student voor een redelijke prijs kan eten.’ Volgens Verleg is een volgende prijsverhoging niet de juiste manier om te bezuinigen. ‘De universiteit moet openstaan voor alternatieven als uitbesteding of het toelaten van kleine cateringbedrijven op de campus.’ Verborgen voordelen Gusta Cirkel, directeur van het FB, stelt dat veel voordelen van het in huis houden van de catering niet worden opgemerkt door de student. ‘Je kunt hier van half negen ’s ochtends tot zeven uur ’s avonds doorlopend wat te eten krijgen en je krijgt grote porties, dat is lang niet overal zo. Bovendien worden onze plekken niet alleen gebruikt om te eten, maar ook voor studie. Het krijgt niet het etiket ‘Studielandschap’, maar we verzorgen wel een werkplek.’ Daarnaast wijst Cirkel op de meerwaarde van het personeel: ‘Onze medewerkers zijn duurder dan bij een externe cateraar omdat ze vallen onder de CAO van de universiteit, maar ze zijn meer betrokken bij het bedrijf en ik durf te stellen dat we op dat gebied meer kwaliteit bieden.’ De vraag is echter of studenten de helft meer willen betalen voor hun daghap in ruil voor een vriendelijke caissière en een werkplek. Uitbesteden Tien van de dertien Nederlandse universiteiten besteden hun catering inmiddels uit aan een bedrijf. De Universiteit Utrecht heeft hier recentelijk ook voor gekozen. ‘De aanleiding voor de uitbesteding was een groot financieel gat en de constatering dat een relatief kleine organisatie op zichzelf niet in staat is om de gewenste kwaliteit te bieden’, verklaart Fred Toppen, voorzitter van de Utrechtse Universiteitsraad. Verder kan door de expertise binnen een cateringbedrijf het aanbod beter worden aangesloten op de wensen van de bezoekers. De universiteit is niet meer verantwoordelijk voor de voorziening en kan zich verder toespitsen op de primaire taken. Een rondgang toont bovendien aan dat de prijzen voor een maaltijd bij uitbesteding veelal lager liggen. De tevredenheid onder studenten en medewerkers voldoet daarentegen niet altijd aan de verwachtingen, zo blijkt uit onderzoek van adviesbureau Sense-FM. De resultaten laten zien dat de prijs-kwaliteitverhouding vaak niet in balans is. Concurrentie op de campus Een andere oplossing dan uitbesteden aan een enkele cateraar is het samenwerken met verschillende lokale voedselondernemers. Een voorbeeld hiervan is YES WE CANTEEN, een bedrijf dat kleine ondernemers de restauratieve voorzieningen binnen grote instellingen laat verzorgen. Begin volgend jaar starten zij met een proefweek op de RU waarin zij laten zien hoe het idee in zijn werk gaat. Maaike de Reuver, medeoprichter van het bedrijf, vertelt: ‘Met dit concept is er geen sprake van een monopolie. De onderlinge concurrentie zorgt ervoor dat de prijs-kwaliteitverhouding in orde moet zijn. Is dit niet het geval, dan wordt de ondernemer daar zelf op afgerekend.’ Na de prijsstijging, de vrijdagmiddagsluiting van De Refter en met nieuwe bezuinigingen op komst is de huidige bedrijfsvoering van het FB onhoudbaar. Hoewel de meeste universiteiten kiezen voor uitbesteding leidt dit niet altijd tot verbeteringen voor de gebruiker. Mits voor studenten de duidelijke voordelen, zoals ruime openingstijden, blijven bestaan, is het toestaan van concurrentie op de campus de beste oplossing.

 

Lees meer

Het laatste oordeel: prof. dr. J. Vennix

Duffe opsommingen of ultiem entertainment? Iedere maand verschanst ANS zich in de collegebanken om een genadeloos oordeel te vellen over het onderwijs aan de RU.Tekst: Inge Widdershoven en Laurie de ZwartFoto: Kiki Kolman Studie:Bedrijfskunde College: Onderzoeks-en Inteventiemethodologie A, 10 september, 13-45u - 15.30u, LIN2 Docent: prof. dr. J. Vennix Uitstraling: matte maffioso Publiek: Apatische eerstejaars en lamme recidivisten Inhoud:Wijdverbreide wetenschapsgeschiedenis in anderhalf uur Eindcijfer: 5,5 Angstaanjagend koel bekijkt Jac Vennix de binnenstuiterende studenten die bij het zien van zijn stalen gezicht vlug achterin de zaal plaatsnemen. Tegelijkertijd houdt hij nauwlettend de klok in de gaten, zodat stipt om kwart voor twee aan zijn college over de geschiedenis van het wetenschappelijk denken kan worden begonnen. Ijsberend houdt hij op monotone wijze een monoloog over de meest invloedrijke Griekse wetenschappers. Zijn voorliefde voor ’s campus hoogste gebouw wordt niet onder stoelen of banken gestoken. ‘Jullie krijgen allemaal een plastic liniaal. Niet echt, maar denkbeeldig. Je wil het Erasmusgebouw meten, hoe doe je dat?’ ‘Door schaduw’, antwoordt een student. ‘Aha, jij hebt vorig jaar blijkbaar toch opgelet’, merkt de professor verrast op. Wanneer hij na het uitleggen van de formule van Anaximander triomfantelijk de zaal inkijkt, staart een verwarde groep terug. Tijdens zijn betoog gedraagt Vennix zich als een Italiaan, met een hand woest gebarend en de andere achter op zijn heup. Deze temperamentvolle verschijning staat in schril contrast met zijn geestdodende manier van spreken. Een deel van de aanwezigen poogt elk woord letterlijk mee te typen, de rest geeft er al snel de brui aan: wordbestanden worden ingewisseld voor Facebook, filmpjes van US Air Force en racespelletjes. Als Vennix de toegenomen onrust opmerkt, gebiedt hij twee studentes hun laptop dicht te klappen. ‘Eratosthenes’, vervolgt hij zijn monoloog, ‘berekende de omvang van de aarde met een stok. Als jullie zelfs het Erasmusgebouwtrucje niet begrijpen, gaat dit jullie nooit lukken.’ Door het geroezemoes van de studenten heen vertelt Vennix op matte toon over zijn Griekse helden. Om de bewegingsleer van Aristoteles uit te leggen, vraagt hij wie ooit van de hoge duikplank heeft gedoken. Aarzelend steken een stuk of twintig studenten hun hand op. ‘De dichtheid van water is dus groter.’ De docent acht deze minimalistische uitleg voldoende en gaat verder met zijn verhaal. Vennix faalt opzichtig in zijn pogingen tot interactie en in plaats van te verduidelijken, zorgt hij slechts voor verwarring. De reconstructie van Tycho Brahes’ huis en vele andere irrelevante zaken maken de rode draad van het college onvindbaar. Aangekomen bij de astronoom Ptolemaeus probeert Vennix de retrogade baan van Mars aan de hand van een kermisattractie, de spin, te illustreren. ‘Of bestaat die niet meer?’, vraagt hij wanneer de eerstejaars stoïcijns voor zich uit blijven staren. Een reactie blijft opnieuw uit. ‘De rups dan?’, probeert hij. Na wat instemmend gemompel vanuit de collegebanken kan de managementwetenschapper doorgaan met de uitleg van het geocentrisch model. Als Vennix besluit Semmelweis’ wetenschappelijke methodes te introduceren, verliest hij het laatste beetje aandacht. Tien minuten voor tijd beëindigt hij het college abrupt, waar het klapvee dankbaar voor applaudisseert. Het Laatste Oordeel der Studenten ‘Gelukkig is hij zelf wel enthousiast.’ Vennix’ passie om zijn vakkennis te delen, wordt niet begrepen door de bedrijfskundigen, die zich geenszins kunnen vinden in dit natuurwetenschappelijk geraaskal. ‘Ik zie echt niet in wat het verband is met mijn studie.’ Het gegeven college is degelijk en hoewel de docent bij vlagen bevlogen vertelt, is hij ondanks zijn verwoede pogingen niet in staat de interesse van de eerstejaars te wekken. ‘Hij mag zelf rustig met het onderwerp bezig zijn, zolang hij er anderen maar niet mee lastig valt’, aldus een van zijn toehoorders.

 

Lees meer

Lastpost

De roep om hogere straffen en minder begrip voor criminelen klinkt steeds harder. Daartegenover staan mensen die empathie voor misdadigers voelen en een verstandhouding met ze aangaan. Verdienen gedetineerden contact met de buitenwereld en wat beweegt de personen die toenadering tot hen zoeken?Tekst: Silke Spierings en Felix Wagner Illustratie: Erik Molkenboer Menigeen laat het wel uit zijn hoofd om toenadering tot misdadigers te zoeken. Het liefst ziet men hen verdwijnen achter slot en grendel. Desondanks zijn er ook mensen die pleiten voor meer begrip voor criminelen en het contact met hen opzoeken. Zo ook Anton van Hooff, die met Amerikaanse langgestraften schrijft: ‘De gevangene met wie ik correspondeer, Michéal, is veroordeeld tot tachtig jaar celstraf. Hij komt nooit meer vrij. Volgens mij heeft hij in beschonken toestand iemand vermoord.’ Anton gaat ver in zijn begrip: ‘Ik kan me best indenken dat iemand die van nature een onbeheerst persoon is onder invloed van alcohol onrechtmatig geweld gebruikt.’ Anton kwam in contact met Michéal via stichting Inside-Outside. Deze stichting faciliteert contact tussen Nederlandse correspondenten en Amerikaanse langgestraften en terdoodveroordeelden. Wat drijft deze briefschrijvers? Is correspondentie met gevangenen een goede zaak of is het vragen om problemen? Uiteenlopende motieven Er zijn genoeg verklaringen waarom mensen het contact met criminelen opzoeken. Henk Nijman, bijzonder hoogleraar Forensische Psychiatrie aan de RU somt ze op: ‘De excessen, zoals de zaken Marc Dutroux en Joran van der Sloot, komen in de media en hierdoor hebben de daders net als andere beroemdheden een bepaalde aantrekkingskracht op sommigen. Gek genoeg ontvangt iemand als Joran fanmail en soms zelfs liefdesbrieven, zo blijkt uit diverse media. Een andere reden kan zijn dat schrijvers graag zelf de touwtjes in handen hebben. Voor sommigen is contact met een gedetineerde een relatie op afstand, waarin degene die niet in de cel zit kan bepalen wanneer hij of zij op bezoek komt.’ Volgens Nijman zijn er ook personen die een reddingscomplex hebben. ‘Ze denken dat zij degene zijn die de misdadiger kunnen veranderen. Dit is natuurlijk naïef, als je bedenkt dat zelfs een professionele behandeling van tien jaar soms geen resultaat oplevert.’ Een bepaalde groep briefschrijvers lijdt aan een borderline. ‘Hierdoor zoeken ze altijd naar spanning, ook al is die negatief. Het zijn mensen die heel impulsief zijn, weinig vooruit denken en daardoor soms gevaarlijke dingen doen.’ De grootste groep schrijvers doet dat volgens Nijman echter om humane redenen, dus met de beste bedoelingen. Zij schrijven uit solidariteit met de medemens. Stichting Inside-Outside is in het leven geroepen om deze laatste groep in contact te brengen met gevangenen. Else Bougie, voorzitter van de stichting, licht toe waarom zij dit werk als noodzakelijk ziet: ‘Delinquenten die zeven dagen per week in eenzame opsluiting zitten, die nauwelijks anderen zien dan bewakers, hebben ook contact nodig, al is het maar in de vorm van een brief.’ Ze vertelt dat het initiatief altijd bij de gedetineerde ligt. ‘Wij zoeken nooit zelf als eerste contact met een gevangene. Zij schrijven ons met een aanvraag voor een correspondentiepartner. Pas wanneer ze met onze regels instemmen, gaan we op zoek naar een vrijwilliger in Nederland.’ Anton is een van de 3500 Nederlandse briefschrijvers die zich in de afgelopen twintig jaar hebben aangemeld bij de stichting. Hij correspondeerde in de afgelopen acht jaar met vijf opeenvolgende gedetineerden. Anton legt uit: ‘Soms sterft er eentje of wordt het contact verbroken. Ooit was er een man die steeds begon te vertellen over allerlei seksuele fantasieën.’ Lachend: ‘Een keer is leuk, maar daar hoeft het niet de hele tijd over te gaan.’ Inmiddels schrijft Anton bijna vier jaar met Michéal. ‘Michéal vertelt over zijn leven in de gevangenis, dat natuurlijk vrij eentonig is. Onlangs waren zijn spullen gestolen. Zijn celmaatje had zijn bezittingen gepakt en naar een andere cel gebracht. Ik dacht: hoe kun je nou stelen in de gevangenis?’ Anton is bewust gekoppeld aan een gevangene met dezelfde interesses. ‘Net als ik leest Michéal graag. In zijn encyclopedie zoekt hij feitjes op over Nederland. Dan vraagt hij weer: “Ik lees dat Utrecht 300 duizend inwoners heeft. Klopt dat wel?”’ Het zijn net mensen Annegriet de Leeuw, die net als Anton via Inside-Outside met delinquenten schrijft, praat bewust niet over koetjes en kalfjes met ‘haar boefje’ Adam, zoals ze hem lachend noemt. ‘Ik probeer hem altijd iets mee te geven, iets waarover hij kan nadenken of waardoor er een glimlach op zijn gezicht verschijnt. Ik ben stimulerend en opbeurend, maar probeer ook kritisch op hem te zijn. Voor mij is de uitdaging om hier de goede balans in te vinden.’ Vanuit haar rooms-katholieke overtuiging ziet Annegriet het als haar plicht om de zieken en gevangenen bij te staan. ‘Van mijn ouders heb ik geleerd dat wanneer iemand het goed heeft in het leven, hij dat moet delen. Niet iedereen kan dit contact opbrengen, je moet stevig in je schoenen staan en een bepaalde liefde in je hebben.’ Anton schrijft vanuit soortgelijke motieven: ‘De vraag luidt: is er een fundamenteel verschil tussen mij en een misdadiger? Ik denk het niet. Een crimineel is ook een mens, weliswaar ontspoord, maar toch een mens.’ Anton pleit voor een humane aanpak van delinquenten, hoe ernstig het vergrijp dat ze hebben gepleegd ook is. ‘Neem als voorbeeld ouders van een vermoord kind in Amerika die expliciet aangeven dat de dader de doodstraf niet verdient. Het is heel indrukwekkend dat wanneer alles om wraak roept je toch zegt: dat moeten wij als mensen niet willen.’ Zijn correspondentie met gedetineerden komt tevens voort uit onvrede met het Amerikaanse rechtssysteem en met name de daar toegepaste doodstraf. ‘Het is ongelofelijk dat je als gemeenschap meent dat je daarmee kunt straffen. Bovendien is er inmiddels uit DNA-onderzoek gebleken dat er veel mensen ten onrechte ter dood zijn gebracht.’ Op de vraag of hij denkt dat Michéal is veranderd, reageert Anton nuchter: ‘Nee, dat denk ik niet. Ik hoop alleen dat hij waardeert dat hij aanspraak heeft met iemand.’ Annegriet ziet twee kanten aan de wil tot verandering. ‘Wil iemand daadwerkelijk een ander mens worden of wil diegene gewoon uit de gevangenis?’ Ze geeft Adam het voordeel van de twijfel. ‘Hij is goed bezig. Het feit dat hij op een gegeven moment aangaf behoefte te hebben aan een penvriend, laat zien dat hij wil veranderen. Ik vind dat mooi om mee te maken, ook al ben ik maar een klein schakeltje in het proces.’ Volgens Henk Nijman, die naast bijzonder hoogleraar Forensisch Psychiatrie onderzoeker bij Altrecht GGZ is, kan correspondentie met gevangenen een rol spelen bij hun behandeling. ‘Wanneer gedetineerden terugkeren in de maatschappij is het belangrijk dat ze andere contacten hebben opgebouwd dan met hun criminele netwerk. Ze hebben dan een veel kleinere kans om opnieuw de fout in te gaan.’ De keerzijde van correspondentie Hoewel Nijman veel ziet in correspondentie met gedetineerden, signaleert hij daarnaast grote risico’s. ‘Mensen stappen er met de beste bedoelingen in. Ze gaan uit van hun eigen referentiekader, denken dat wij allen mensen zijn die dezelfde gevoelens koesteren. Wat ze vergeten is dat criminelen vaak antisociaal gedrag vertonen. Zij schakelen gemakkelijker hun gevoel uit en manipuleren anderen.’ Uit ervaring als onderzoeker Forensische Psychiatrie weet Nijman dat het vreselijk uit de hand kan lopen. ‘Zo was er een geval waarbij contact is ontstaan tussen een vrouw en een gevangene. Deze man was als een kameleon: in de behandeling was hij ontzettend moeilijk, naar haar toe heel charmant. Uiteindelijk is hij ontsnapt en later hebben ze samen een delict gepleegd.’ Annegriet vertelt dat ook zij minder goede ervaringen met delinquenten heeft opgedaan. ‘Voor Adam had ik een correspondent waarbij ik tijdens het lezen van zijn eerste brief al een slecht gevoel kreeg. Later bleek mijn gelijk en begon hij zich agressief te gedragen in zijn brieven. Ik zag het aan zijn handschrift en rare kreten, hij was geestelijk niet in orde. Op een gegeven moment voelde ik me al ongemakkelijk zodra zijn nieuwe brief op de mat viel.’ Evengoed zijn er gevangenen die hun correspondentiepartner proberen te gebruiken om aan geld, voedsel of drugs te komen, zo beamen zowel Annegriet als Anton. Annegriet: ‘Ooit stuurde een penvriend bij zijn eerste brief een hele voedsellijst mee. In sommige gevangenissen wordt nou eenmaal slecht gevoed, hoewel ze daar van de regering genoeg geld voor krijgen. Zij moeten worden bijgevoed door familie of door mensen zoals ik.’ Toch weigert Annegriet zich hiervoor te laten lenen. ‘Dan zou ik me gebruikt voelen. Bovendien zijn hier vanuit stichting Inside-Outside duidelijke regels voor. Het enige wat wij bieden is contact.’ Voor de verjaardagen van Adam maakt Annegriet graag een uitzondering. ‘Via Amazon stuur ik hem altijd boeken. Ik moet dan echt gaan zoeken naar dingen die hij leuk vindt. Hij heeft iets met afbeeldingen van de natuur, dan kan hij even wegdromen uit die afschuwelijke situatie. Tussen die muren is elk plaatje een weldaad.’ De cadeaus die Annegriet stuurt, beschrijft ze nauwkeurig in haar brieven. ‘Anders is er kans dat de cipiers ze inpikken. Dit doen ze ook als er een mooie postzegel op de envelop zit. Daarom vraag ik bij het postkantoor altijd om lelijke postzegels voor het buitenland. Er wordt de gevangenen niets gegund.’ Op verzoek van de geïnterviewde zijn de namen van Annegriet en Adam gefingeerd. ...
Lees meer

Meelopers: 'Ze schijten de hele boel onder'

Iedere maand loopt ANS een dag mee in een wonderlijke wereld. Deze maand: dieren doden als beroepTekst: Erik van Rein en Loes de Veth Illustratie: Sanne Reckman Alle overlast kent een oplossing, ook een uit de hand gelopen vogelpopulatie. Arie den Hertog van Duke Faunabeheer doodt duiven die gevels bemesten en ganzen die zich in het luchtruim van Schiphol begeven. ‘Zie je ze zitten?’ Arie den Hertog (38) wijst omhoog naar het dak van een winkelcentrum in Lelystad, waar een stuk of vijftig duiven rustig zitten te niksen. Toch houden ze volgens Den Hertog de omgeving nauwlettend in de gaten. ‘Ze weten precies wanneer ze eten krijgen. Over een half uurtje, rond een uur of negen, komt hier altijd een oud mannetje om ze te voeren. Allemaal leuk en aardig, maar ze schijten de hele boel onder.’ De luifels van het nabijgelegen café kleuren inderdaad meer wit dan het oorspronkelijke paars. ‘De mensen worden er gek van’, stelt Den Hertog. Van de plaatselijke winkeliersvereniging en de gemeente heeft hij de opdracht gekregen om de duiven voor eens en altijd van het dak te halen. Samen met een collega haalt Den Hertog een ingenieus vangapparaat uit zijn busje, dat hij op de hoek van de straat neerzet. Dit is een zogenaamd schietnet, dat met een simpele ruk aan een touwtje een enorm web zo’n negen meter ver knalt. Het gevogelte dat eronder komt, kan geen kant meer op. Alvorens de duiven te lokken met een paar flinke handen voer, belt hij voor zijn eigen veiligheid even de politie om te melden dat hij ze aan het vangen is. De medewerkers van Duke Faunabeheer, het enige bedrijf in Nederland dat is gespecialiseerd in het vangen, verjagen en weren van vogels op plekken waar ze overlast veroorzaken, krijgen soms te maken met emotionele reacties. Zo is een collega van Den Hertog ooit lastig gevallen door veiligheidsmedewerkers in Rotterdam. Zij hadden geen begrip voor het werk dat hij deed en werden agressief. ‘Daarom gaan we bij dit soort klussen altijd met z’n tweeën op pad.’ Vogelverschrikkers Na de installatie van het vangnet is het een kwestie van wachten. Den Hertog praat met wat omstanders die veelal positief reageren op zijn aanwezigheid. Wanneer hij door een klant wordt gebeld, klinkt het vrolijke gekwetter van een vogel uit de telefoon in zijn binnenzak. Na ruim een kwartier tevergeefs wachten roept hij plots: ‘Kijk, kijk, daar heb je ‘m!’ Net op het moment dat een aantal duiven zich voor het vangapparaat nestelt, komt het mannetje stipt op tijd ‘zijn’ duiven voeren. Duivenbeul en -broeder staan oog in oog met elkaar. Een volgende reactie blijft uit: de oude man ziet al gauw dat het een verloren zaak is en besluit verder te fietsen. ‘Hij gaat nu ergens anders duiven voeren. Die man gelooft echt dat ze dood gaan als hij ze niets te eten geeft’, verzucht Den Hertog. Inmiddels heeft de groep etende duiven op de grond zich uitgebreid tot een stuk of dertig. Wanneer Den Hertog aanstalten maakt om de trekker van het net over te halen, klinkt plots een schreeuw.  Verderop fietst een tweetal pubers voorbij dat geen idee lijkt te hebben wat er gaande is. De duiven schrikken en de vogels zijn gevlogen. Met een volle buik keren ze terug naar het dak. De poging is mislukt. Den Hertog reageert gelaten, ruimt het voer op – ‘ik ga ze echt niet verwennen’ – en deelt mee: ‘Kom, we gaan koffie drinken.’ Gedood en gebruikt In zijn kantoor op het industrieterrein van Lelystad legt Den Hertog meer uit over zijn beroep en de reacties die het uitlokt. Voorheen deed hij zijn werk in redelijke anonimiteit, maar in 2005 verwierf hij landelijke bekendheid door een mus uit de lucht te knallen die vroegtijdig een einde leek te gaan maken aan Domino Day. Dat kwam hem op veel kritiek te staan, omdat hij het leven van een mus opofferde voor een spelletje. Ook zijn werk op Schiphol, het vergassen van ganzen die het luchtverkeer hinderen, is zeer omstreden en bracht hem zelfs aan tafel bij Pauw & Witteman. Den Hertog snapt de kritiek van onder andere de Dierenbescherming en de Partij voor de Dieren, maar stelt dat deze vooral voortkomt uit onwetendheid. ‘Mensen begrijpen niet dat er vaak grote financiële belangen spelen. Bovendien mag ik alleen bij zwaarwegende redenen gas gebruiken en de overlast op Schiphol is zo’n reden. Er komen steeds meer aanvaringen tussen ganzen en vliegtuigen, die rampen tot gevolg kunnen hebben.’ Het argument dat de dieren vreselijk zouden lijden weerlegt hij. Uit twee rapporten die Den Hertog laat zien, blijkt dat vergassen met CO2 de effectiefste en diervriendelijkste manier is. ‘Het gas is niet pijnlijk, het is gewoon koolzuur dat ook in cola zit. Na dertig seconden zijn de ganzen buiten bewustzijn en binnen twee minuten is het gebeurd. Ik kan er vijfhonderd ganzen in een keer mee doden. Als ze het gas verbieden, dan stop ik ermee: ik ga ze niet een voor een de nek omdraaien.’ Enthousiast laat Den Hertog een aantal filmpjes zien waarop hij ganzen bij elkaar drijft en vervolgens in een speciale aanhanger vergast. ‘Kijk, daar staat de koelwagen van de poelier. De ganzen worden meteen afgevoerd en alles wordt gebruikt. Het vlees gaat naar de voedselbank, de poten worden vermalen tot hondenvoer en de veren verwerkt tot kussens. Als ik ze direct moest weggooien, zou ik nooit een dier doden.’ Dakduif versus vangdrang Naast het schietnet bieden kooien een mogelijkheid om duiven te vangen. Via de bovenste verdieping van een parkeergarage klautert Den Hertog met collega op het dak van het winkelcentrum, waar al kooien zijn geplaatst die goed gevuld zijn met voer. ‘Je komt op plekken waar je normaal gesproken niet komt en dat maakt mijn baan zo mooi. Vanaf hier zie je de hele stad, die duiven hebben een prachtig leven.’ Toch wordt hier steeds minder gefladderd, Den Hertog haalde al zo’n 160 duiven weg die in de nissen tussen de gebouwen sliepen. Het resultaat van hun spijsvertering is te zien aan de dikke laag groene prut op het gebouw. ‘Die mest is pure voeding voor de groei van mos’, aldus Den Hertog. Het gros van de duiven is al gevangen en de opbrengst van vandaag is dan ook niet overweldigend. Een tiental duiven en een enkele kauw hebben hun vrijheid verloren. Den Hertog en zijn collega halen ze stuk voor stuk uit de kooien, klemmen ze tussen de handen en draaien ze vastberaden de nek om. Vervolgens worden ze in een juten zak gestopt, de laatste stuiptrekkingen van de vogels worden onttrokken aan het daglicht. Om ook de laatste duiven te vangen, plaatsen de vogelvangers extra kooien. ‘We laten ze door de week open staan, dan raken de duiven gewend aan de kooien en worden er meer gelokt. In het weekend kunnen we er dan in een keer heel veel vangen’, zegt de faunabeheerder, terwijl hij de zak met levenloze duiven in de bus zet. Hoewel fanatieke dierenvrienden het werk van Den Hertog verafschuwen, blijft hij er zelf nuchter onder en is hij overtuigd van de noodzaak van zijn werk. ‘Ik doe het omdat het nodig is, maar geniet er ook van: ik ben geboren met een vangdrang.’      

 

Lees meer

Scherpgesteld

De omstreden missie Task Force Uruzgan kostte tussen 2006 en 2010 vijfentwintig militairen het leven. Filmmaker Robert Oey vertelt hun verhaal in zijn documentaire Gesneuveld door de ogen van de nabestaanden.Tekst en foto's: Kiki Kolman Zittend aan zijn bureau vertelt de vader van omgekomen militair Tim Hoogland dat hij niet boos is op Defensie. ‘Ik kan beter boos zijn op mezelf, ik vond het mooi dat hij in dienst ging.’ Hij is nog lang niet over de dood van zijn zoon heen. Praten over zijn verdriet is lastig voor hem en dat belemmert hem om zijn normale leven weer op te pakken. Zijn vrouw staat bij het graf van hun zoon. Ze zegt hard haar best te doen om verder te gaan, maar ze is de levenslust gewoon verloren. Met zijn film – ‘ik vind documentaire zo’n saai woord’ - Gesneuveld verbeeldt filmmaker Robert Oey de dood van de vijfentwintig Nederlandse militairen die in de periode van 2006 tot 2010 zijn omgekomen in Afghanistan. Hij doet dit niet door middel van shots van ontploffingen of oorlogsgeweld, maar aan de hand van verhalen van nabestaanden, interviews met militairen en beelden die hij schoot tijdens zijn twee weken durende bezoek aan Afghanistan. ‘Ik wil mijn blik op het leger richten via de dood van die jongens.’ Behoefte om te schieten Het leger heeft Oey altijd al gefascineerd. ‘Dat je als man of vrouw voor een beroep kunt kiezen waarbij je mogelijk het leven laat, vind ik heel bijzonder. Toch kan ik begrijpen dat je deze keuze maakt.’ Oey kan zich de aantrekkingskracht tot het wapentuig voorstellen. ‘Ik ben niet vies van het idee dat geweld een onderdeel is van wie we zijn. Als je mij voorstelt om in een weiland te gaan schieten op blikjes, een konijn of zelfs iets groters, dan ga ik zo mee. Een van de militairen uit de documentaire had kort voor het omkomen van zijn buddy zijn vriendin aan de telefoon. Hij had tegen haar gezegd: “Godverdomme, ik heb nog steeds niet kunnen schieten.” Ik kan mij dat gevoel wel voorstellen. Ik zou soldaat worden om te schieten. Veel, lang en zo hard mogelijk.’ De regisseur verbaast zich over de krampachtige houding van Nederland tegenover de krijgsmacht. ’We willen een leger en we geven er flink wat poen aan uit, maar we kunnen ze niet ergens naartoe sturen en zeggen “do your thing”. Weet je waar wij in Nederland goed in zijn? Humanitaire missies. Daar mogen ze wel schieten, maar het liefst niet raak. We missen het besef dat het laten zien dat je stoerder, beter en meer krijger bent dan anderen de essentie van het militaire beroep vormt.’ Bescheiden beelden Hoewel Oeys visie anders doet vermoeden, is Gesneuveld een rustige, bijna gezapige film. De kijker ziet de militairen niet in actie, maar in de kantine of op een gala. Opnames van het strijdveld of schreeuwende soldaten ontbreken. Oey: ‘Beelden van een oorlog met veel lawaai, gevloek en een cameraman die steeds wegduikt zijn al honderden keren vertoond en eigenlijk ook niet interessant. Het is veel aangrijpender om nadien in een veel soberdere beeldvoering op zoek te gaan naar het achterliggende verhaal.’ Dit doet hij aan de hand van monologen van familieleden, collega’s en vrienden van de slachtoffers. Zo spreekt de vader van wijlen Timo Smeeijhuizen over hoe zijn vrouw hem verliet en hij zich overgaf aan het geloof. De zus van sergeant Mark Weijdt doet een boek open over het moment dat zij op het punt stond de kist van haar broer te openen, zelfs al een schroef had losgedraaid, omdat ze anders zijn dood niet kon bevatten. De beelden die worden gebruikt zijn simpel, stil en worden begeleid door een kalme muziek. Oey heeft deze keuze gemaakt vanuit zijn voorliefde voor het klinische, zo vertelt hij. ‘Ik vind het mooi als films de zaken feitelijk weergeven. Ik ben ook een enorme fan van filmpjes zoals ze die vroeger maakten, waarbij je in een bierbrouwerij zag hoe van het hop een biertje werd gemaakt, hoe het flesje werd gevuld en hoe aan het einde iemand dat opdronk. Datzelfde wilde ik in eerste instantie met deze film doen, een feitelijke beschrijving van hoe het slechte nieuws in Nederland werd gebracht. Wat gebeurde er? Wat had diegene aan? Wat werd er gezegd?’ Er is echter meer in de documentaire gekomen dan dat alleen. ‘Uiteindelijk ben ik overmand door de verhalen en is er meer emotie bij komen kijken.’ Is het dan wel mogelijk om een onderwerp dat zo emotioneel geladen is feitelijk te brengen? ‘Jawel. Er zit heel veel zeggingskracht in simpele handelingen: de manier waarop je ontbijt, wat je aantrekt en hoe je dat doet. Ik film sprekers niet voor niets achter hun bureau vol papieren of terwijl zij een kleffe bruine boterham met kaas eten bij de patiëntenadministratie. Ik zou ook een indrukwekkendere omgeving kunnen kiezen, maar deze alledaagse handelingen in hun doorsnee context zeggen veel meer.’ Tarten van het lot De documentaire mag dan uiterlijk kalm zijn, de inhoud is des te heftiger. ‘Deze film is heel diep gegaan. Ik raak ontroerd als ik hem terugkijk. De gevoelens die de mensen in de film bij me oproepen overvallen me op zo’n moment.’ Ook voor hen is het zien van de film confronterend, vooral de eerste keer. ‘Zij moeten vooral heel erg wennen aan het feit dat hun verhaal in dienst staat van een groter geheel. Pas na een tweede, derde of vierde keer beginnen ze het te begrijpen.’ Hoewel Oey het in eerste instantie niet zo heeft bedoeld, zien sommigen de film als een eerbetoon aan de omgekomen militairen. ‘Ik geloof zelfs dat het woord monument is gevallen, maar ik denk dat dat heel persoonlijk is. Een monument is niet van zichzelf een monument, dat moet het blijken te zijn. Ik bepaal niet voor de nabestaanden of dat hier het geval is. Dat is iets heel particuliers.’ De filmmaker gaat zorgzaam om met de rouwenden. ‘Ik vind het belangrijk dat het maken van de film in harmonie met de betrokkenen gebeurt. Documentairemakers die een kort geding aan hun broek krijgen, heb ik altijd heel verdacht gevonden. Bovendien moet je mensen soms tegen zichzelf in bescherming nemen, bijvoorbeeld wanneer ze boos worden of politieke uitspraken doen. Dergelijke beelden gebruik ik dan niet.’ Het is duidelijk dat Oey heel betrokken is bij degenen die in zijn film voorkomen. Hij kent hun verdriet, niet uit ervaring, maar uit hun verhalen. ‘Dat verdriet is een ander soort verdriet dan van iemand die zijn naaste aan een ziekte of ongeluk heeft verloren. Het grote verschil is dat deze mannen het lot zelf opzochten. Het is zoals een van de vaders zegt: “Hij was er al geweest, hij had het al gedaan en toch wilde hij nog een keer.” Vroeger zei men dat je stierf voor je vaderland, maar ik geloof niet dat die zin nog veel wordt uitgesproken. Ook de vraag naar zingeving is daarom een essentiële. Wanneer men op zoek gaat naar antwoorden is dat een linke exercitie, omdat je niet goed weet wat de antwoorden zijn.’ Film is geen kunst Op 30 september ging Gesneuveld in première op het Nederlands Filmfestival. Oey is niet bang voor de reacties. ‘Ik weet dat er momenten in zitten waarop je niet weg zult zappen. Ik heb gewerkt met een camera waarbij om de twaalf minuten de kaart vervangen moest worden, daardoor moesten mensen hun verhaal in korte tijd verwoorden. Dit levert een hoge mate van concentratie op en dat is te zien.’ De vraag met welk doel hij deze documentaire heeft gemaakt wuift hij weg. ‘Voor geen enkel doel, hoogstens voor mijn eigen begrip. Bij de start van het proces ben je enkel bezig met het verzamelen van materiaal. Naarmate je de film maakt, krijgt deze betekenis en diepgang. Nu zitten er honderden dingen in die ik zo kan opnoemen, maar er is geen boodschap die ik wil overbrengen. Een film met een boodschap is volgens mij oervervelend. Wanneer de betekenis verborgen ligt en er voorzichtig doorheen sijpelt is dat vele malen interessanter. Mensen hoeven van mij ook niet stil te staan bij de ernst van wat er is gebeurd, dat is niet iets wat ik wil bereiken.’ Oey staat rationeel en nuchter in zijn werk. ‘Terwijl ik hiermee bezig was stortte er in Afghanistan een Chinook naar beneden, 31 doden in een moment. Breivik schoot op Utoyah bijna zeventig mensen neer. En dan ben ik bezig met een documentaire over 25 gesneuvelde militairen?’ Oey weert opinie uit zijn stukken en wil zich ver van de politiek houden. ‘Dat gelijkhebberige bij documentairemakers kan ik niet hebben. Net alsof ik weet wat goed is voor de wereld. Natuurlijk vind ik dat ik iets te melden heb, maar niet in mijn films. Als mensen Gesneuveld politiek willen uitleggen, be my guest. Het is echter bedoeld als een apolitieke film.’ Het is mede daarom dat hij liever over film dan over documentaire spreekt. ‘Ik heb een afkeer van dat woord. Ik geloof dat een film ten principale is bedoeld om te entertainen en een goede actiefilm kan dan ook veelzeggender zijn dan een Zweedse documentaire. Dit is natuurlijk gevaarlijk om te zeggen wanneer het onderwerp 25 doden betreft. Ik geloof echter dat een film uiteindelijk mensen naar de bioscoop moet trekken en hen daar moet vervoeren.’ Op 17 oktober draait Gesneuveldin VillaLux en ANS mag 2x2 kaarten verloten onder de inzenders van het goede antwoord op de prijsvraag. Dus zend in en win!

 

Lees meer

Verbijsterend redenaar

Wim Helsen zet malloten neer in zijn shows en trekt ten strijde tegen de kwalijke neigingen die in ieder persoon zitten. ‘Mensen moeten ervaren dat ze zichzelf oplichten.’

 

Lees meer