Hoe moet de toekomst van het hoger onderwijs eruitzien? Om de
koers van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uit te zetten, beantwoorden studenten, docenten, bestuurders en andere stakeholders deze vraag in verschillende bijeenkomsten door het land. ANS bezocht de bijeenkomst in
Arnhem, waarin werd gesproken over de aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt en het doorstromen tussen de verschillende onderwijsniveaus.
Bussemaker stelt teleur
De middag start met een gezamenlijk programma: minister Jet Bussemaker neemt als eerste spreker het woord. Van de speech van de minister wordt de gemiddelde universitaire student niet veel wijzer, haar woorden zijn erg toegespitst op het mbo en hbo en de overgang van het ene onderwijsniveau naar het andere. 'Aan alleen kennis heb je als afgestudeerde student op de arbeidsmarkt niet genoeg', vertelt de minister, 'er moet ruimte zijn voor ontplooiing'. Ook haar punt over Leven Lang Leren keert regelmatig terug. De minister maakt vooralsnog weinig indruk.
Bussemaker maakt plaats voor misschien wel de beste speech van het plenaire deel. Radboud-student Floor Albers van der Linden pleit voor meer investeringen vanuit het ministerie voor extracurriculaire activiteiten. 'Snel studeren en hoge cijfers halen, is niet met de persoonlijke ontwikkeling van studenten te combineren.' Albers van der Linden valt terug op de afscheidsspeech van Bas Kortmann, voormalig rector op de Radboud Universiteit, waarin hij zei dat een scharrelstudent beter smaakt dan een plofstudent. Ook de column van Kees Boele, voorzitter van het College van Bestuur van de HAN, benadrukt de vormingsfunctie van onderwijs: 'Socialisatie, het bewegen in groepen, en personificatie, de onafhankelijkheid van de student, worden steeds belangrijker voor de arbeidsmarkt.'
Panelgesprekken weinig representatief
Een panel van vijf personen komt naar voren om over de visie op en ervaringen met doorstroom en uitstroom te praten. Opvallend is dat geen universitaire studenten of medewerkers van de universiteit in het panel zitten, waardoor ook dit deel weinig toepasbaar is op het wo. Aan het einde van het panelgesprek concludeert minister Bussemaker dat het onderwijs nog flink veel uitdagingen kent, dan zijn de wo-punten niet eens meegenomen.
Hbo en wo naast elkaar?
Het plenair programma wordt gevolgd door twee workshoprondes. In de eerste ronde die ANS bezocht, staat de vraag 'Wat maakt universitair onderwijs?' centraal. Het gesprek wordt geleid door Daniel Wigboldus, decaan en hoogleraar op de Radboud Universiteit. Al snel draait de discussie om het verschil tussen hbo en universiteit. Na vijftig minuten van intensief debat, is de conclusie dat het verschil niet zo groot is als men denkt en dat hbo en wo naast elkaar zouden moeten staan als het gaat om het niveau van de opleidingen, in plaats van boven elkaar. De tweede workshopronde is toegespitst op een leervorm in het hbo, waardoor de universitaire studenten in slaap sukkelen.
De dag wordt afgesloten met opnieuw een gezamenlijk deel, waarin wordt gereflecteerd op de bevindingen van de workshops. De conclusie is weinig verrassend: er is nog veel werk aan de winkel om het hoger onderwijs de toekomst te geven die de aanwezigen voor ogen hebben.
Op naar de borrel.