ANS bezocht: Onbederf'lijk Vers

Woensdagavond was er de mogelijkheid om je proza en poëzie kennis bij te spijkeren met het festival Onbederf’lijk Vers. Op acht locaties in de Nijmeegse binnenstad kon je dichters in drie rondes van dichtbij bewonderen en hun poëtisch verwoorde dromen aanhoren. ANS begint de avond van 16 oktober in café de Opera, gaat vervolgens naar Brouwerscafé de Hemel en sluit de avond af in Stadscafé TouT. Zijn de negen dichters in staat een leek op proza en poëzie gebied bij de les te houden? Tekst: Hendrieke Vossebeld Ronde 1 : Café de Opera Ex Nijmeegs stadsdichter Dennis Gaens bijt het spits af en doet zijn onopvallende voorkomen eer aan. Dichtend zoals hij al jaren doet, krijgt hij het café doodstil en haast ademloos. Ritmisch komen zijn woorden voorbij en je beseft dat er een zwaar begin aan de avond kleeft. Toch worden we uitgenodigd om tussen de rondes door bij hem langs te lopen, want ‘Ik klets ook gewoon graag’. En oja, hij heeft gratis stickers bij zich. Na deze invitatie neemt Moniek Spaans het stokje over met haar perfect uitgesproken gedichten. De voorleesmoeder allitereert er op los terwijl je bedenkt dat haar kinderlijk ogende gedichten toch stiekem een prikkelende ondertoon bevatten. Jelou zorgt voor een wending en beschrijft haar poëzie op een Groningse platte en nuchtere manier. Geen onwennige zinnen, maar duidelijke taal. Een ‘Jullie zoeken het zelf maar uit’ toont haar eerlijkheid bij de inleiding van een van haar gedichten. Het werd een luchtig eind van de eerste ronde. Ronde 2: Brouwerscafé de Hemel ‘Strekt uzelf eens even uit. Bent u los? Dan kunnen we beginnen!’ Het is warm in dit afgeladen café waar de toon wordt gezet door een levendige presentator. De bescheiden Maarten Buser neemt als eerste de microfoon in handen en draagt zonder spiekbriefje voor. De vraag uit het publiek of het wat luider mag, zorgt ervoor dat hij zichtbaar afgeleid raakt van zijn verhaal. Vluchtig volgen er een paar droge grapjes die door een publiekelijke en goedbedoelde lach worden ontvangen. Buser kijkt tevreden, wij zodoende ook. Hierna betreedt de gerenommeerde dichter Ingmar Heytze het podium die als een echte verhalenverteller zijn poëzie siert. Een rapgedicht tussendoor en een zucht naderhand maken het optreden compleet. Nicole Teunissen komt lichtelijk nerveus over maar beoefent de vaardigheid van een echte poëet en legt de nadruk op elk afzonderlijk woord. Een wisselwerking tussen harde en zachte klanken weet helaas niet sommige verveelde blikken in de zaal tegen te houden. Ronde 3: Stadscafé TouT In TouT worden we opgewekt onthaald als ‘vrienden van de poëzie’. Sexy zinnen vullen de eerste minuten van Jelmer van Lenteren zijn optreden en hijzelf geeft toe dat het heftig was om mee te beginnen. Snel over naar wat lichters. Lenteren is een grappenmaker die fijn en zelfs romantisch met het publiek kan omgaan. Michelle Brouwer neemt deze rol over door zachtjes haar gedichten voor te dragen, zoals het voordragen al eeuwen bedoeld is. Ze deinst niet terug voor wat grove beschrijvingen in donder verdomme op, met je seks en de woorden veel, vunzig en vies komen voorbij. Esther Naomi Perquin mag de laatste poëtische driften presenteren en doet dit met een pakkend sarcasme. Ze blijkt al veel nagedacht te hebben waardoor ze ons achterlaat met gissende antwoorden. Perquin kan ook al vertellen. Zo goed dat ze haar laatste voordracht introduceert met: ‘Het gedicht is nu volledig overbodig omdat ik alles al verteld heb’. Wanneer de inleiding langer is dan het gedicht zelf, weet je dat je met een echte vakman te maken hebt. Het leukste van deze avond zijn misschien niet eens de gedichten, maar wel de variatie, de open houding van de dichters en de ongemakkelijke doch warme zitplaatsen in prachtlocaties. Afdwalen is dan ook geen probleem, dat hebben deze bijzonder openhartige figuren vast ook gedaan.

 

Lees meer

ANS bezocht: Onbederf'lijk Vers

Op Onbederf’lijk Vers, een jaarlijks poëziefestival in Nijmegen, waren gisteren gedichten van zowel doorgewinterde als kersverse dichters te horen. Grootse dichters als Ingmar Heytze, Ellen Deckwitz, Daniël Vis en Lieke Marsman lazen voor uit hun bundels en werden afgewisseld door ontspruitende dichters met hun literaire hoogstandjes. Zeven verschillende plekken in Nijmegen, van cafés tot aan de bibliotheek , stelden zich open voor de dichttalenten. ANS bezocht brouwerij De Hemel en voer mee op de metrische klanken van de dichters. Dichters Lieke Marsman, Loren Brouwers en Jochem Aben vormen het poëtische trio dat op deze avond is toegewezen aan de brouwerij De Hemel. Het programma verliep in drie rondes, in elke ronde draagt iedere dichter een kwartier lang voor. De eerste ronde start met de Amsterdamse dichteres Lieke Marsman, die de dichtbundels Wat ik mijzelf graag voorhoud (2011) en De eerste lezer (2014) uitbracht en al meerdere keren in de prijzen is gevallen. Met een monotone, maar standvastige stem draagt Marsman gedichten voor die gaan over herinneringen, over oud worden en de angsten die daarbij gepaard gaan en over de goede en slechte kanten van liefde. Marsman staat krachtig voor het intens luisterende publiek, alsof zij niet langer bang is voor de angst waarover ze praat. Ze sluit af met een gedicht dat ze zelf een ‘test’ noemt. 'Het is niet af en eigenlijk moet het nooit afkomen', zegt ze ter inleiding over het gedicht dat gaat over verschil. Ze laat ruimte over voor ironie, al klinkt deze niet door in haar stem. Loren Brouwers, dit jaar de campusdichter van de Radboud Universiteit, is de dromerige gestalte die opeens bruisend tot leven komt wanneer ze begint met voordragen. Haar actieve houding laat zien dat deze jonge dichteres zich in het zweet werkt en schrijft om zich goed voor te bereiden op het NK Poetryslam in 2015. Haar gedichten gaan ook onder andere over liefde en ze weet het publiek te amuseren met een tip: 'Kennen jullie Voorvecht? Ik had daar een keer een date…', begint Brouwers aan het begin van een ‘liefdesgedicht’. ‘Nooit doen!’ De derde dichter van de avond is Jochem Aben, die eind september debuteerde op de Kunstnacht. Zijn gedichten zijn zeer humoristisch en hij weet de lachers op zijn hand te krijgen. Het publiek, dat nipt van het zelfgebrouwen bier van De Hemel, is verbaasd over de vindingrijkheid van de jonge dichter. Niet alleen het publiek wordt aangesproken, maar ook een van de bedienende obers van de avond speelt een rol in een van zijn gedichten: 'Barkeeper, mag ik een glas water?' eist de jonge dichter. Een slok brengt hem in een hoestbui waarop hij met cynische stem verkondigt dat hij niet vaak zo metrisch hoest.

 

Lees meer

Mustafa Stitou: 'Ik heb de nacht nodig'

In het kader van het Wintertuin-thema ‘het leven is al zwaar, laat de literatuur licht zijn’ stelt ANS-Online vijf vragen aan verscheidene gastsprekers en muzikanten. Ditmaal; Mustafa Stitou. Mustafa Stitou (39) debuteerde in 1994 op twintigjarige leeftijd met de dichtbundel Mijn vormen.  Na het winnen van een aantal prijzen en een rol als stadsdichter van Amsterdam, kwam hij dit jaar met zijn vierde bundel Tempel. Uit dit werk droeg hij een aantal gedichten voor op het Wintertuinfestival. Tekst: Kiki Kolman en Guusje van den Ouweland Foto: persoonlijk archief Mustafa Stitou Heeft u liever licht of donker? ‘Mijn antwoord is denk ik ook door anderen gegeven: beide. Licht alleen lijkt me heel vermoeiend en enkel donker lijkt me erg zwaar. Letterlijk genomen: ik ben meer een avond- dan een ochtendmens. Ik heb de nacht nodig om te kunnen lezen, denken en schrijven.  Mijn verbeelding lijkt dan verder te reiken. Toch is mijn concentratievermogen en helderheid 's ochtends ook goed.’ Wat kan volgens u het licht niet verdragen? ‘De leugen. Er zijn weinig dingen die ik mezelf met succes heb afgeleerd, maar liegen is er een van. Dat doe ik niet zo snel.’ Waarom verdient uw werk het om in de spotlight te staan? ‘Wat ik vaak hoor is dat mijn werk toegankelijk is, maar toch complex. Daar kan ik mij wel in vinden. In een gedicht, gericht aan een vogel, schreef ik dat eens: “Regen drinken, zingen met een bek vol mieren”. Zingen, dat is licht, en die bek vol mieren, dat is donker. “O niet minder duister en licht dan die van jou, holenbroeder, is de bron waaraan ik ben ontsprongen!” De bron waar zowel dichter als vogel uit voortkomen is tegelijkertijd licht en duister en dat geldt natuurlijk voor de hele natuur.’ Wanneer tastte u voor het laatst in het duister? ‘Net onderweg van het station hiernaartoe. Ik hoorde geschreeuw en iemand huilen. Een vrouw werd geslagen door een man. Wat doe je dan? Doorlopen kan niet, dat zou die leugen zijn die het licht niet verdraagt. Dus ik merkte dat ik een paar stappen zette in de richting van de man. Hij begon tegen me te schreeuwen en mijn hart ging enorm tekeer. Ik zei niets, keek hem rustig aan en terwijl hij mij uitschold, pakte zij haar tas en sloop weg. Toen keerde langzaam het licht weer terug en liep ik door.’ Waar heeft u een zwaar hoofd in? Net als Hanna Bervoets eerder deze avond, kost het beantwoorden van deze vraag Stitou grote moeite. ‘Ach, laten we het simpel houden. Ik heb er een zwaar hoofd in dat Frankrijk ver komt op het WK.’    

 

Lees meer

Onbederf'lijke dichters (4)

Ook dit jaar zal de binnenstad van Nijmegen het decor vormen voor poëziefestival Onbederf’lijk Vers. In de aanloop naar het evenement op 22 oktober, plaatst ANS iedere week een gedicht van een dichter die zijn/haar kunsten vertoont tijdens dit culturele festival. Het gedicht van deze week is van Rik Sprenkels (26), die is afgestudeerd aan de Radboud Universiteit in Fysische Chemie.       Het café van LUX De jongen in de sjaal ooghoekte het meisje twee blauwe ogen vanachter de stralende laptop die zijn wallen accentueerde. Hij zou haar niet aanspreken. Maar misschien als hij heel stil doortypte en daar dan heel interessant bij keek zou ze hem stilletjes bewonderen. Dat hoopte hij dan.

 

Lees meer

Sublieme bagger

Ilja Leonard Pfeijffer is deze maand een van de grote namen op literair festival Wintertuin in Nijmegen. Met zijn soms extreme gedichten en proza toont hij lef, waar het anderen volgens hem soms aan ontbreekt. ‘Sommige dichters willen er gewoon heel graag bij horen.’

Tekst: Daan van Acht Foto's: Marit Willemsen

Dit artikel verscheen eerder in de november-ANS

Jarenlang vormde de stad Leiden het decor voor het leven van schrijver, dichter en classicus Ilja Leonard Pfeijffer. Op het terras van City Hall, een Italiaanse bistro gelegen aan het Stadhuisplein in hartje Leiden, steekt hij een peuk op en legt zijn aansteker met daarop een naakte vrouw terug op tafel. De man vormt een opvallende verschijning; zijn snor is net wat te lang, zijn jas reikt tot zijn enkels en vooral het paar Crocs aan zijn voeten trekt de aandacht. Het lijkt hem allemaal weinig te schelen. Ondanks dat Pfeijffer graag een bezoekje brengt aan City Hall, kan de tent in geen enkel opzicht tippen aan de authentieke sfeer van het Italiaanse Genua – zijn huidige woonplaats. Pakweg zes jaar geleden belandde Pfeijffer min of meer bij toeval in de Italiaanse badplaats door ‘een stomme fietsreis’, die hij beschrijft in zijn roman De filosofie van de heuvel. ‘Ik had aanvankelijk voor twee maanden een appartementje gehuurd, maar vervolgens wilde ik helemaal niet terug. Inmiddels woon ik er al zes jaar.’ Op zaterdag 29 november zal Pfeijffer in Doornroosje geïnterviewd worden in het kader van het Nijmeegse Wintertuinfestival, een literair evenement met aandacht voor muziek. In het verleden gold Pfeijffer onder het grote publiek niet als een bekende naam, maar recentelijk is hij sterk in populariteit gestegen. Deze maand gaat zijn toneelstuk Blauwdruk voor een nog beter leven in première en schrijft hij het Poëziegeschenk voor de Poëzieweek 2015.

Zowel in zijn literaire werk als in zijn publieke uitspraken schuwt Pfeijffer zijn mening niet en staat hij bekend om zijn scherpe tong, wat regelmatig discussie en woede oproept. ‘Ik kan mijn kritiek beter op een scherpe toon formuleren, anders luisteren mensen niet naar me’, meent Pfeijffer.

Recentelijk zei u dat er een overvloed is aan poëzie die niets anders wil dan op poëzie lijken en aan dichters die op dichters willen lijken. Wat bedoelt u hiermee?
‘Vandaag de dag verschijnt er veel poëzie die op een bepaalde manier vrij risicoloos is. Ik kan niet eens zeggen dat het slechte poëzie is, maar het is allemaal volgens een beproefd recept. Het heeft een snufje verwondering, een sausje van absurdisme. Dit resulteert in een gedicht waar je niet iets van kunt vinden. In plaats van dat het een echt slecht gedicht is, is het een zes min. Dan heb ik liever een nul.’

Wat bedoelt u met dichters die op dichters willen lijken?
‘Ik polemiseer natuurlijk een beetje, maar ik heb soms de indruk dat er dichters zijn die niet speciaal iets te zeggen hebben. Ze willen er gewoon heel graag bij horen en ook naar Het Tuinfeest in Deventer mogen om daar hun gedichten voor te dragen.’

Ilja grootVindt u uzelf een betere dichter?
‘Mijn ambitie om meer risico te nemen, vind ik beter. Of ik er in slaag om die ambities waar te maken, is niet aan mij. Ik betrek het niet per definitie op mezelf, er zijn genoeg dichters die ik wel goed vind. Een sterk gedicht kenmerkt zich niet per se door de boodschap of betekenis. Het kan ook gaan over de manier waarop men met taal omgaat, waarop je experimenteert met syntaxis en woorden. Dit vind ik meestal zelfs belangrijker dan de inhoud. Ik wil alleen maar oproepen meer ambitie en lef te tonen en buiten de gebaande paden te wandelen. Een goed gedicht moet het genre vernieuwen. Ik verwacht daarom een risicovolle omgang met taal. Het is prima als een dichter een gedicht schrijft over zijn poes, maar dat moet dan wel een verdomd goed gedicht over een poes zijn. Het gaat helemaal niet over die poes, het gaat erom hoe het gedicht in elkaar steekt.’

Dat Pfeijffer graag risico neemt in zijn werk, blijkt wel uit de in 2004 verschenen roman Het grote baggerboek. Hierin strooit Pfeijffer met aaneenrijgingen van scheldwoorden, uitgesproken door het hoofdpersonage – de zogeheten baggeraar:

Krijg nou de tiethoest en schurft aan je schompes met zweren. Krijg nou de tiethoest en schurft aan je schompes met zweren, jeuk aan je lurven en tientallen complexe breuken, sisyfussoa met aids die je krijgt van het neuken. Krijg nou de pijnlijke ziekte die aan je blijft teren.

Hoe kwam u op het idee om een werk als Het grote baggerboek te schijven?
‘Het is moeilijk om daar in algemene zin op te antwoorden, omdat de insteek van mijn antwoord telkens anders is. Neem bijvoorbeeld de passage waarin de baggeraar zes pagina’s lang vloekt. In dat geval had ik het nodig dat hij ging vloeken voor het verhaal. Ik wilde het zo extreem mogelijk maken, aangezien de baggeraar nogal een extreem personage is.’

In Het grote baggerboek wisselt Pfeijffer het vunzige taalgebruik af met prachtige, gestileerde zinnen, waarvoor hij destijds de prijs voor de mooiste zin ontving. Het onderschrijft de virtuoze variatie die hij in zijn literaire werk stopt. Recent bleek dat Pfeijffer ook in 2013 deze prijs ontving, ditmaal voor een zin afkomstig uit La Superba:

Het was het witte uur na het middagmaal, de blanke pagina waarop hooguit iets met potlood wordt gekriebeld in geheimschrift, iets om onmiddellijk weer uit te gummen zodra de rolluiken omhoog worden getrokken en het leven opnieuw zwart op wit een aanvang neemt met bonnetjes, bestellingen en bezwaarschriften. Het bleef niet alleen bij deze onderscheiding, de roman werd afgelopen mei bekroond met de Libris Literatuurprijs. ‘Zulke prijzen hebben een groot effect op de verkoop van je boeken. Bij La Superba merkte ik dat goed. Het boek kwam binnen in de top drie van de Bestseller 60. Normaal bestaat die lijst uit de biografie van Wim Kieft, vijftig kookboeken en de zoveelste zwangerschapsgids van Daphne Deckers.’ In januari kan er nieuw werk van Pfeijffers hand worden verwacht, in de vorm van het Poëziegeschenk.

Het overkoepelende thema van de aankomende Poëzieweek is liefde. Is dit niet het meest uitgekauwde onderwerp waar een auteur over kan schrijven?
‘Ja, natuurlijk. Dat thema is helemaal niet belangrijk. De Stichting Collectieve Propaganda voor het Nederlandse Boek bedenkt dat en houdt het thema liever breed. Wat dat betreft is ‘liefde’ ideaal, maar in feite dient het slechts als een glitterspray op de etalage. Het slaat helemaal nergens op.’

Houdt u rekening met het feit dat het Poëziegeschenk is bedoeld voor een breed publiek, of kan men veel vuilbekkerij verwachten? ‘Ik houd er uiteindelijk wel rekening mee. Ik heb geprobeerd om iets te maken dat niet heel extreem is en onmiddellijk iedereen zou afschrikken.’

iljagroooot
Doet u uzelf en uw werk daar niet mee tekort?

‘Nee, want het paste ook bij het idee dat ik in gedachten had. Ik wilde het hebben over een cynische cyclus van relaties, die telkens weer opnieuw begint. Elke relatie gaat van begeren naar beminnen, vervolgens gaat het uit en mis je elkaar. Dat missen is in feite een vorm van begeren, waarmee de cyclus opnieuw begint.’

Zijn er bepaalde thema’s die u met name inspireren?
‘Bijna al mijn boeken hebben iets te maken met de relatie tussen fantasie en werkelijkheid, tussen feit en fictie. Dit is een thema dat me blijft fascineren, met name omdat het een onderwerp is van deze tijd.’

Op wat voor manier?
‘Nooit eerder is authenticiteit zozeer op prijs gesteld. Men verlangt van je dat je jezelf bent, dat je je eigen talenten volgt. Mensen zeggen: je moet je hart volgen, of je eigen ding doen. Tegelijkertijd is het begrip authenticiteit nooit eerder zo problematisch geweest. ‘Je ding doen’ is een soort samengesteld mengsel van anderen nadoen. Zelfs fictieve rolmodellen uit televisieseries worden nagedaan. Een fictief voorbeeld: ik kom erachter dat mijn vriendin is vreemdgegaan. De manier waarop ik hier vervolgens op moet reageren is vormgegeven door Hollywoodfilms en televisieseries. Ik moet boos en teleurgesteld zijn, gepaard gaande met bepaalde quotes. Maar stel nou dat ik het helemaal niet erg vind en zou vragen of ze ervan heeft genoten, dan zou dit niet authentiek overkomen omdat het niet de verwachte reactie is. Deze dynamiek vind ik mateloos interessant, ik wil het onderzoeken en belichten van verschillende kanten. Misschien wil ik met mijn boeken bereiken dat mensen zich daar bewust van worden, dat ze gaan nadenken over hoe raar dit eigenlijk is.’

Pfeijffer ziet de hedendaagse, onpersoonlijke televisiecultuur als een voorbeeld van de afname van authenticiteit. Toch duikt hij op in Nederlandse spelshows. De dichter tikt zijn zesde La Chouffe weg en lacht: ‘Ik neem alles aan dat op mijn pad komt. Wat dat betreft ben ik eigenlijk een grote hoer.’

Klik hier

...
Lees meer