ANS bezocht: Onbederf'lijk Vers

Op Onbederf’lijk Vers, een jaarlijks poëziefestival in Nijmegen, waren gisteren gedichten van zowel doorgewinterde als kersverse dichters te horen. Grootse dichters als Ingmar Heytze, Ellen Deckwitz, Daniël Vis en Lieke Marsman lazen voor uit hun bundels en werden afgewisseld door ontspruitende dichters met hun literaire hoogstandjes. Zeven verschillende plekken in Nijmegen, van cafés tot aan de bibliotheek , stelden zich open voor de dichttalenten. ANS bezocht brouwerij De Hemel en voer mee op de metrische klanken van de dichters.

Dichters Lieke Marsman, Loren Brouwers en Jochem Aben vormen het poëtische trio dat op deze avond is toegewezen aan de brouwerij De Hemel. Het programma verliep in drie rondes, in elke ronde draagt iedere dichter een kwartier lang voor. De eerste ronde start met de Amsterdamse dichteres Lieke Marsman, die de dichtbundels Wat ik mijzelf graag voorhoud (2011) en De eerste lezer (2014) uitbracht en al meerdere keren in de prijzen is gevallen. Met een monotone, maar standvastige stem draagt Marsman gedichten voor die gaan over herinneringen, over oud worden en de angsten die daarbij gepaard gaan en over de goede en slechte kanten van liefde. Marsman staat krachtig voor het intens luisterende publiek, alsof zij niet langer bang is voor de angst waarover ze praat. Ze sluit af met een gedicht dat ze zelf een ‘test’ noemt. 'Het is niet af en eigenlijk moet het nooit afkomen', zegt ze ter inleiding over het gedicht dat gaat over verschil. Ze laat ruimte over voor ironie, al klinkt deze niet door in haar stem.

Loren Brouwers, dit jaar de campusdichter van de Radboud Universiteit, is de dromerige gestalte die opeens bruisend tot leven komt wanneer ze begint met voordragen. Haar actieve houding laat zien dat deze jonge dichteres zich in het zweet werkt en schrijft om zich goed voor te bereiden op het NK Poetryslam in 2015. Haar gedichten gaan ook onder andere over liefde en ze weet het publiek te amuseren met een tip: 'Kennen jullie Voorvecht? Ik had daar een keer een date…', begint Brouwers aan het begin van een ‘liefdesgedicht’. ‘Nooit doen!’

De derde dichter van de avond is Jochem Aben, die eind september debuteerde op de Kunstnacht. Zijn gedichten zijn zeer humoristisch en hij weet de lachers op zijn hand te krijgen. Het publiek, dat nipt van het zelfgebrouwen bier van De Hemel, is verbaasd over de vindingrijkheid van de jonge dichter. Niet alleen het publiek wordt aangesproken, maar ook een van de bedienende obers van de avond speelt een rol in een van zijn gedichten: 'Barkeeper, mag ik een glas water?' eist de jonge dichter. Een slok brengt hem in een hoestbui waarop hij met cynische stem verkondigt dat hij niet vaak zo metrisch hoest.