11.700 vragen voor de Nationale Wetenschapsagenda

Voor de Nationale Wetenschapsagenda kon iedere Nederlander in de maand april prangende vragen aan de wetenschap stellen. Dit jaar werd deze agenda voor het eerst georganiseerd, de volgende editie zal waarschijnlijk pas over tien jaar plaatsvinden.

Het aantal vragen overtrof alle verwachtingen, daarom is besloten de 11.700 individuele vragen onder te brengen in 248 vragen. Vijf wetenschappelijke jury's van verschillende wetenschappelijke gebieden gaan de ingediende vragen onderverdelen in clusters van thema's. Voor iedere cluster wordt een overkoepelende hoofdvraag geformuleerd. Deze clusters worden opgesteldĀ op basis van verschillende criteria. De vragen moeten bijvoorbeeld onderzoekbaar zijn binnen tien jaar, maar ook uitdagend en grensverleggend zijn. Bovendien moeten de hoofdvragen passen bij een Nederlandse onderzoeksgroep, of aanleiding vormen om een nieuwe onderzoeksgroep op te richten.

Hanneke Heeres, persvoorlichter van de Nationale Wetenschapsagenda, zegt dat alle vragen even belangrijk zijn, want ze komen uit verschillende wetenschapsgebieden. Opvallend is volgens haar wel dat tijdens het gehele proces er vooral veel vragen zijn gesteld over de hersenen en energie.

Tijdens drie conferenties op 16, 17, en 18 juni in Den Haag wordt besproken welke vragen in het bijzonder relevant zijn voor de wetenschap zelf, onze economie en voor de maatschappij. De resultaten hiervan zullen de basis vormen voor de Nationale Wetenschapsagenda, die in november zal worden gepresenteerd.