Vanuit het ANS-kantoor (Week 1)

Iedere vrijdag becommentarieert een redactielid zijn of haar week in ‘Vanuit het ANS-kantoor’.

‘Je bent zesdejaars? Wat heb je dan al die tijd gedaan?’

Deze stompzinnige vraag (ik zie het liever als een grove beschuldiging) kreeg ik afgelopen week in mijn schoot geworpen door mijn kersverse huisgenootje: een naïeve eerstejaars Geschiedenis, zo groen als gras.

Laat ik van deze gelegenheid gebruik maken en een openbaar statement maken: ‘Ja, ik maak deel uit van het trotse geslacht der zesdejaars studenten. Ja, ik heb een hoop gefeest de afgelopen jaren. Maar: ik ben geen niksnut.’ (Valt het jullie op dat ik bij deze laatste zin niet de noodzaak voel om een uitroepteken te gebruiken? Awel, ik heb de waarheid aan mijn zijde en dus geen uitroeptekens nodig.) Die vertraging – die ik natuurlijk volledig buiten mijn schuld om opliep – heeft in grote mate bijgedragen aan mijn algemene ontwikkeling. Als ik bovendien twee jaar eerder was afgestudeerd, was ik nog lang niet toe geweest aan het hebben van een baan. Althans, dat vertel ik mezelf.

Nu is het einde echter in zicht. Na mezelf een week lang vastgeketend te hebben aan mijn laptop moet ik nog één pietepeuterig essay schrijven en dan is mijn allerlaatste take-home exam af. ‘Af’, zeg je? AF! Daarna jas ik er even een afstudeerscriptie doorheen en vervolgens ben ik in het voorjaar van 2010 een tadatatatataaaaaaaa ex-student. De wereld zal aan mijn voeten liggen. Iedereen lacht me toe en ik kan eindelijk de legendarisch leuke dingen doen die ik al die tijd heb moeten laten.

...Dan hoef ik nooit meer met forse tegenzin te zwoegen op vervelende aaneenschakelingen van argumenten ...Dan hoef ik nooit meer te stressen over het wel of niet halen van mijn deadlines ...Dan hoef ik nooit meer mijn uiterste best te doen om slim over te komen

Oh, kut. Dan heb ik ANS nog.

Ateke Willemse