Mijmelarij

Meisjesdroom: punker worden. Nee, geen sprookjeshuwelijk of prins op het witte paard; daar heb ik in mijn prille kinderjaren nooit of te nimmer over gefantaseerd. Punker worden, daarentegen, leek me fantastisch. Helaas ben ik gewoonweg niet stoer genoeg. Ik zie er zelfs zo hulpeloos uit dat als ik in mezelf gekeerd op straat loop, fietsers stoppen om te vragen of ik de weg soms kwijt ben, en dat ’s avonds laat dronken jongens in de tram me waarschuwen dat ik niet meer alleen moet reizen omdat ze dat te gevaarlijk voor me vinden.

Geen punk materiaal, lijkt me zo. Een netpanty, zwartleren jasje met studs en buttons, half kaalgeschoren hoofd en wasbeerogen zouden bij mij gewoonweg lachwekkend staan. Zelfs in volledige punkoutfit zouden mensen doorzien dat ik toch echt geen punker ben.

Ik geef toe. Niet alleen qua uiterlijk ben ik niet stoer genoeg, ook qua karakter pas ik er niet helemaal bij de onverschrokken anarchisten en meedogenloze hanenkamdragers. Als de ME het door mij gekraakte pand zou bestormen, zou ik óf doodsangsten uitstaan óf er allang vandoor zijn en mijn medekrakers in de steek hebben gelaten.

Bovendien: hoe vaak zie je nog echte punkers rondlopen? Zelden. De meeste alternatievelingen zijn tegenwoordig van het metal- of emotype, en nee, dat heeft op mij niet dezelfde aantrekkingskracht als de echte punker. Ook vonden de hoogtijdagen van punk toch wel eind jaren zeventig plaats en had ik beter zo’n dertig jaar eerder geboren kunnen worden geworden.

Ik denk dat ik het voorlopig maar bij mijn vrolijke bloemenjurkjes houd.