Geachte sport (en dan vooral voetbal)wereld,

Afgelopen zondag heb ik me weer ten zeerste lopen verbazen. Niet alleen over enkele primaten die het prachtige feestje probeerden te verstoren dat ik en 100.000 anderen bouwden op het Museumplein, maar ook over andere huldigingen in het land. In de provincie vonden er namelijk huldigingen plaats voor de plaatselijke FC’s in Groningen en Twente.

Twente werd gehuldigd in de avond, na aankomst uit Amsterdam. Op het eerste gezicht begrijpelijk, gezien de bekerwinst van een week eerder. Toch getuigt het niet bepaald van een topsportklimaat, vrolijk gaan juichen op de dag waar je de titel hebt verspeeld. Ja, verspeeld ja. Het bestuur trachtte er een positieve draai aan te geven: je plaatsen voor de voorronde Champions League en tweede worden is ook goed. Daar zit wat in, ware het niet dat op dezelfde dag, toen iedereen ontwaakte, Twente de ranglijst nog aanvoerde. Een ware topclub viert geen verlies of tweede plek.

Deze trend is ingezet in de zomer. Vol ongeloof staarde ik in de Telegraaf (vergeef me, ik was in Tsjechië op vakantie en daar hebben ze niets anders) naar een foto van een feestende Nederlands Elftal-selectie. Feest. Want ze zijn tweede geworden. Nu, bijna een jaar later, kan in retrospectief best gezegd worden dat ik het ook wel een goede prestatie vond. Toen, twee dagen na de finale, was het ridicuul. Het verdriet, de nederlaag, het was nog een open, zwerende wond.

Echte toppers worden niet gehuldigd na een tweede plek. Echte toppers zijn dan niet blij. Echte toppers gaan met bravoure een finale in. In die hele huldigingsfarce ligt het probleem van Twente en Oranje. Winnaars juichen niet op het verkeerde moment.

Groet, Walbert