Job Cohen - De messias

Zijn kwaliteiten als bestuurder staan buiten kijf en hij werd onthaald als de ideale premier. Toch is de verkiezingsstrijd nog volledig open vanwege zijn onervarenheid als partijpoliticus. ‘Mensen moeten zelf maar uitmaken of ik geschikt ben.’

Een luid applaus valt hem ten deel wanneer hij de collegezaal binnentreedt om een gastcollege te geven. Job Cohen (62) werd na het vertrek van Wouter Bos direct op het schild gehesen als leider van de Partij van de Arbeid (PvdA). Hij zou na het burgemeesterschap van Amsterdam de ideale premier zijn om de polarisatie in Nederland een halt toe te roepen. Na de wittebroodsweken waarin hij alom werd gelauwerd en de peilingen de hoogte in schoten, stokte het succes. Televisieoptredens waren verre van indrukwekkend en zijn economische inzichten staan zwaar ter discussie. Nijmegen is de eerste halte van zijn tour langs verschillende universiteiten. De massaal toegestroomde toehoorders willen het deze middag maar over één onderwerp hebben: de invoering van een sociaal leenstelsel. De basisbeurs, die nu nog een voorwaardelijke gift is, moet volgens de sociaaldemocraten veranderen in een lening. ‘Als de studenten van nu later bakken met geld verdienen, is het niet meer dan redelijk een extra bijdrage van hen te vragen’, aldus de voormalige staatssecretaris van Onderwijs en de voormalige rector magnificus van de Universiteit Maastricht in zijn inleidende rede. In de daaropvolgende drie kwartier wordt hij onderworpen aan een spervuur van vragen die allemaal op dezelfde leest zijn geschoeid: ‘Is het sociaal leenstelsel niet een onrechtvaardige, verkapte bezuiniging op het hoger onderwijs?’ De lijsttrekker houdt tamelijk eenvoudig stand. Zonder concrete cijfers aan te halen, weert hij iedere vraag kranig af. De menigte blijft na het debat morrend achter. Na verschillende cameraploegen te woord te hebben gestaan, wordt Cohen onder strikte beveiliging weggeleid naar een achterkamertje in de krochten van het collegezalencomplex. Onder toeziend oog van collegevoorzitter Roelof de Wijkerslooth en rector magnificus Bas Kortmann ontvouwt hij zijn ideale Nederland.

De commissie Veerman stelt in haar rapport dat juist nu moet worden geïnvesteerd in het hoger onderwijs. Uit uw verhaal bleek dat u vooral in het mbo en een voorschoolse opleiding wilt investeren. Schuift u hiermee dat rapport terzijde? ‘Ik wil het alle drie. Het mbo heeft een forse investering nodig, zodat meer scholieren kunnen doorstromen naar het hoger onderwijs. Desalniettemin wil ik ook geld steken in hogescholen en universiteiten. Wat ik vooral begreep uit het rapport is dat het onderscheid tussen hbo en wo ter discussie staat. Daar wil ik nog wel naar kijken, maar dat moet ik eerst diepgravender bestuderen.’

Ondanks uw onderwijsachtergrond staat u vooral bekend om uw sterke stellingname in het multiculturele debat. Is dat ook uw drijfveer om weer de nationale politiek in te gaan? ‘Er zit een onbehagen in mij over de manier waarop we met elkaar omgaan. Dat gevoel tref ik in de gehele samenleving aan. In onze maatschappij is geldelijk gewin een heel belangrijke motiverende factor. Daar komt nog eens bij dat bevolkingsgroepen te gemakkelijk aan de kant worden geschoven. Ik wil het sociale geluid laten horen. ‘De samenleving moet weer hoop krijgen. De economie moet weer gezond worden en de maatschappij weer fatsoenlijk. Iedereen moet tot zijn recht komen. Diegenen die daar een bijdrage aan kunnen leveren, moeten dat doen. De mensen die in eerste instantie weigeren moet je er toch bij proberen te betrekken. Als dat niet lukt moet je ze stevig aanpakken. Een uitgestoken hand waar mogelijk, een harde hand waar nodig.’

Dit klinkt erg mooi, maar wat gaat u daadwerkelijk doen? ‘Mijn kernwoorden zijn “sterker” en “fatsoenlijker”. Sterker heeft vooral betrekking op de economie. Door nieuwe banen te creëren voorkomt de PvdA dat de werkloosheid nog verder toeneemt. We moeten investeren in onderwijs, we moeten investeren in duurzaamheid en we moeten investeren in achterstandswijken. ‘Een fatsoenlijker Nederland is een Nederland waarin men eerlijker deelt. Daarin ligt ook de oplossing van de financiële crisis: iedereen moet zijn steentje bijdragen. De hogere inkomens, die het meest hebben geprofiteerd gedurende de vette jaren, zullen het meest moeten inleveren. Fatsoen betekent ook geld steken in veiligheid. De normen en de regels die hier gelden, moeten worden nageleefd. Toezicht, en met name politie, verdient meer aandacht. Werk en onderwijs kunnen hierin eveneens een belangrijke rol spelen. Mensen die met onderwijs of werk bezig zijn, zijn niet met rottigheid bezig.’

Welke rol is voor studenten weggelegd in uw plannen? Glimlachend wijst hij naar De Wijkerslooth en Kortmann: ‘Kijk, van die oudjes die daar zitten moeten we het niet meer hebben. Jullie brains zijn de toekomst. Daarom is onderwijs zo vitaal. Alle landen investeren in onderwijs en Nederland kan niet achterblijven, puur uit concurrentieoverwegingen. Dus: opleiden, opleiden, opleiden!’

Hij neemt nog een slok van zijn thee, die even daarvoor door rector Kortmann hoogstpersoonlijk is ingeschonken. Het kopje thee is een symbool geworden voor zijn manier van besturen. Keer op keer probeerde Cohen strijdende partijen aan tafel te krijgen, zoals na de moord op Theo van Gogh, toen hij herhaaldelijk verschillende radicale imams uitnodigde op zijn werkkamer. Het leverde hem een soft imago op dat hij nog steeds niet van zich heeft weten af te schudden. Zijn aanpak was desondanks succesvol; de stad kwam weer tot rust.

Haalde u geen voldoening meer uit het burgemeestersambt? ‘Niets daarvan. Ik heb tot het einde toe enorm genoten van mijn functie. Ik had wel het gevoel dat hetgeen ik in Amsterdam heb gedaan mij een ideale kandidaat maakt om Nederland te leiden.’

Als burgemeester was u populair omdat u de stad bij elkaar wist te houden. Vindt u het vervelend dat de verkiezingen nu om de economie draaien? Dat is niet bepaald uw sterkste punt. ‘Ik weet niet of de economische crisis het hoofdthema is. De economie is ongelooflijk belangrijk om ervoor te zorgen dat het land bij elkaar blijft. Het is nu zaak om de sterkeren een grote bijdrage te laten leveren aan de oplossing van de crisis. Als dat niet gebeurt, wordt de tweedeling tussen arm en rijk eerder groter dan kleiner.’

Is het wel fair om de jongeren van nu te laten opdraaien voor zowel de kosten van de vergrijzing als die van de economische crisis? ‘Dat is een heel belangrijke en heel terechte vraag. De kunst is om ouderen en jongeren te verbinden. Ouderen moeten betalen voor goed onderwijs en jongeren voor goede zorg. Het plaatje dat wordt geschetst is overigens niet volledig. Jullie generatie zal later geen last hebben van werkloosheid, omdat de beroepsbevolking kleiner wordt.’

U smeert uw bezuinigingen uit over dertig jaar. Treft u de jongeren van nu daardoor niet onnodig hard? ‘De manier waarop wij de hypotheekrenteaftrek beperken is ook goed voor jongeren, omdat het huizenprijzen doet dalen. Veel bezuinigingen kun je niet plotsklaps doorvoeren. Mensen hebben bepaalde verwachtingen en die moet je niet zomaar schaden. Als je al jaren uitkijkt naar je vijfenzestigste verjaardag, kom je met de plannen van de PvdA niet voor een verrassing te staan. De geleidelijkheid van onze plannen maakt ze acceptabel.’

Vanaf het moment dat hij met veel bombarie de nationale politieke arena betrad, was Job Cohen de belangrijkste kandidaat om minister-president te worden. Hoewel hij als verlosser werd binnengehaald, blijft hij er zelf nogal nuchter onder: ‘Ik heb mijzelf kandidaat gesteld als lijsttrekker van de PvdA en dat ben ik geworden. Als we de grootste worden, ben ik premier. Anders niet.’ De hallelujastemming rond zijn persoon maakt hem echter het favoriete doelwit van vijandige spindoctors. Geert Wilders maakte hem uit voor een ‘vriend van de moslims’ en de VVD stelde dat hij nogal nukkig kan worden als hem moeilijke vragen worden voorgelegd. Zo ook in dit gesprek. Op de vraag of Wouter Bos bewust is ingezet als aanvaller om de lijsttrekker uit de wind te houden, antwoordt Cohen geagiteerd: ‘Punt één: het antwoord is nee.’ Ontzet vervolgt hij: ‘En in de tweede plaats: dit antwoord is gewoon nee. Het lijkt me betrekkelijk onverstandig om over strategie te praten.’

Bos noemde Jan-Peter Balkenende een ongeschikte kandidaat voor het premierschap. Wat vindt u daarvan? ‘Volgende vraag.’

U bent betrekkelijk onervaren in de landelijke politiek. Hoe hebt u zich op deze stap voorbereid? ‘Ik geloof dat ik een aantal jaren geleden staatssecretaris van Onderwijs ben geweest en daarna ben ik een tijd staatssecretaris van Justitie geweest. Dat is niet echt de allergemakkelijkste post. Het valt dus wel mee met die groenheid.’

Was het wennen om terug te komen? ‘Het is een andere rol. Ik was eerst burgemeester en nu ben ik lijsttrekker.’

Er waren geen verschillen of moeilijkheden waar u tegenaan bent gelopen? ‘Het is een andere rol.’

Stel dat de Partij van de Arbeid de verkiezingen niet wint. Welke functie ziet u dan voor uzelf weggelegd? ‘Of ik word premier, of ik ga de Kamer in.’

Na de Paarse jaren kwam er een stroom op gang die ageerde tegen de toen heersende regentencultuur. Halen we met u niet een regent terug, iemand die nog nooit op een kieslijst heeft gestaan? ‘Ach, de vraag stellen is hem beantwoorden. Ik heb verteld waarom ik mij heb gekandideerd en wat mijn beweegredenen zijn. Verder moet iedereen zelf maar uitmaken of ik geschikt ben of niet.’

U heeft in de campagne steeds gesteld dat verschillen niet benadrukt moeten worden. Betekent dit dat u zich niet afzet tegen andere partijen? ‘Nee. Ik vind het prima om verschillen te benadrukken, maar je moet ze vervolgens wel oplossen. Je moet ze niet uitvergroten of onder tafel schuiven, want ze zijn er nu eenmaal. Als er in Amsterdam sprake was van frustraties, probeerde ik de ruziënde partijen bij elkaar te halen. Ik zocht altijd naar overeenkomsten, want we wonen hier tenslotte allemaal. We hebben het met elkaar te doen en dan is het maar beter om je zo constructief mogelijk op te stellen.’

Waarom spreekt u zich dan niet uit over Jan-Peter Balkenende? ‘Dat heeft niet zoveel te maken met verschillen, maar met stijl. Ik heb geen zin in al dat persoonsgerichte gedoe.’

Daarmee maakt u zich een gemakkelijk slachtoffer om met modder naar te gooien. ‘Dat moeten die anderen dan maar doen. Als ze denken dat ze daar beter van worden, ga ik ze niet tegenhouden.’

U laat zich niet van de wijs brengen. ‘Nee, dat was ik niet van plan.’

Tekst: Joost Nellen en Henk Strikkers Foto's: Boy van Dijk

Klik hier voor alle artikelen van de ANS juni 2010.