Uit de Oude Doos: Het leven na de dood

Iedere twee weken rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: liturgie rond lijken.

Nog een weekje en het is lente, de tijd van korte rokjes, witbier op terrastafels en nieuw leven. Nieuw leven dat voorbestemd is om weer dood te gaan. Dat was de nogal negatieve boodschap die de ANS-redactie in de lente van 1990 verspreidde. Een uitgebreid artikel over diverse beroepen die met de dood te maken hebben en de manier waarop men omgaat met het einde vulde een van de pagina's van de april-editie van dat jaar. Conclusie: Nederlanders behandelen hun doden erg afstandelijk, prachtig verwoord door de toenmalige studentenpastor Görtz: 'We leven in de maatschappij van de wegwerpmens.'

Bij dezen nog een keer het deprimerende artikel op de drempel van vrolijkheid. Richt je blik nog eenmaal op de grauwe lucht, de doodse bomen en dit stuk om de winterdepressie zo lang mogelijk te rekken. Des te mooier is het straks wanneer de zon weer begint te schijnen.

Het leven na de dood

De lente is weer aangebroken, de tijd van het nieuwe leven. De christenen onder ons vieren de wederopstanding van hun Heer. ANS ging op zoek naar dat andere leven dat begint na de dood, dat van de mannen in donkere pakken, de dragers en de geestelijken en de mensen van het mortuarium. Wat gebeurt er wanneer wij sterven, en hoe gaan wij om met de dood?

Tekst: Henk van Velthooven en Jan Maurits Schouten

Jan is sinds zeven maanden drager bij een Nijmeegse uitvaartmaatschappij. 'We proberen zo onopvallend mogelijk te werken; vooral wanneer we 's nachts een lichaam moeten ophalen. Dan word ik midden in de nacht gebeld, trek ik mijn nette kleren aan, met een witte doktersjas eroverheen, en ga samen met de chauffeur in de auto zo snel mogelijk naar het huis van de overledene. We wikkelen het lijk in absorberend wit papier, leggen het op een draagbaar, slaan er een stuk zeildoek omheen en dan is het snel weer weg, richting mortuarium.' Daar gaat het lichaam, op een plaat, tot nader order de koeling in. 'Overdag hebben we meer bekijks. Het valt natuurlijk ook op als je met zo'n auto de straat in komt rijden. De mensen komen niet naar buiten. Ze staan achter de ramen te kijken, je ziet de gordijnen bewegen.' Met de nabestaanden wordt bijna niet gesproken. 'Dat is de taak van de uitvaartbegeleider. Die heeft ook het eerste telefonische contact met de mensen. Die komt meestal nadat wij weg zijn.' Jans werkzaamheden beperken zich nu verder tot het lijk. Achter de gesloten deuren van het mortuarium houdt hij zich, met een paar collega's, bezig met wassen, scheren, aankleden en kisten van het stoffelijk overschot. De eerste paar weken in zijn nieuwe baan mocht Jan gewoon een beetje meelopen, om te bepalen wat hij wel en niet wou doen. 'Het is een raar gevoel, je bent toch met de dood bezig,' vindt hij. 'Wij verzorgen alles, van A tot Z,' zegt meneer Roelofs, uitvaartbegeleider bij dezelfde begrafenisfirma. 'Vanaf het eerste telefonische contact regelen wij de verzorging van de overledene, de kist, bloemen, rouwdrukwerk, de advertentie in de krant, de aangifte bij de burgerlijke stand, kortom, alles wat er te bedenken valt. Daar maken we dan tegelijk een begroting van, die we de mensen ook meteen laten zien, om latere onenigheden daarover te voorkomen. Een gemiddelde, goed verzorgde uitvaart kost tussen de viereneenhalf en de vijfduizend gulden. We hebben een paar keer kort contact met de nabestaanden; daarna zien we ze pas terug tijdens de uitvaart. Of, wanneer dat niet op dezelfde dag is, bij het afscheid nemen in het mortuarium.

Praten Anneke is de assistente in het mortuarium van het Canisiusziekenhuis. 's Morgens komen de overledenen uit het ziekenhuis hier binnen. We verzorgen ze, leggen ze in de koelcel en regelen allerlei zaken, met bijvoorbeeld de lijkschouwer, de patholoog anatoom, de begrafenisondernemers en natuurlijk de familie.' Anneke, die een opleiding voor verpleegkundige heeft gevolgd, werkte vroeger in een antroposofische kliniek. 'Daar heb ik veel geleerd. Antroposofen gaan heel anders met de dood om. Ze geloven bijvoorbeeld dat de ziel na de dood nog drie dagen in het lichaam blijft. Daarom praten ze met de doden. Ik zeg nog altijd "sorry", als ik iemand aanstoot bij het opbaren. Dat praten met de doden is iets wat je in andere culturen ook tegenkomt. We hebben hier vooral te maken met islamieten. Die verzorgen hun doden altijd zelf. Het afscheid is bij hen heel intensief.' De Nederlandse manier van met de dood omgaan vindt ze erg afstandelijk. 'Hoewel, er is in Nederland ook wel iets aan het veranderen. Mensen die hun overleden familieleden thuis willen opbaren, of mensen die een stukje verzorging overnemen, al was het maar het kammen van het haar. Het is zo belangrijk om nog even dat contact te hebben met de dode. Maar veel mensen durven niet; er rust echt een taboe op de dood.' Deze mening wordt gedeeld door dokter Van Lammeren, gemeentelijke lijkschouwer en als zodanig belast met het toezicht op de naleving van de wet op de lijkbezorging. 'De mensen zijn bang voor lijken. Het komt tegenwoordig vaak voor dat mensen die op sterven liggen naar het ziekenhuis worden vervoerd, louter en alleen om daar dood te gaan. Als het maar vooral niet thuis gebeurt. De dood wordt onttrokken aan de persoonlijke leefsfeer, terwijl het fysieke afstand nemen zo belangrijk is. Ik vind dat er meer gelegenheid moet komen voor mensen om dat de kunnen doen.

Symbolen 'De dood is anoniem geworden,' vindt ook studentenpastor José Görtz. 'Veel oude gebruiken zijn verdwenen, zonder dat er iets voor in de plaats is gekomen. We leven in de maatschappij van de wegwerpmens. Sinds Hirosjima weten we dat enkele mensen kunnen besluiten over leven en dood van duizenden anderen. Mensen worden afgeschreven als machines. De norm tegenwoordig is jong zijn, niet in verval zijn. Het wordt ons dagelijks door de reclame ingeprent. Alles wat daar buiten valt schuiven we van ons af.' Toch ziet ook hij een verandering in de maatschappij. 'De laatste tien, twintig jaar wordt er toch meer over het doodgaan gesproken,' meent hij. 'Ook ten aanzien van suïcide, de hoofdoorzaak van overlijden van studenten waar ik mee te maken heb gehad, wordt tegenwoordig heel anders gedacht. Het begint tot de mensen door te dringen dat wanneer iemand niet meer in deze maatschappij wil leven, dat toch ook voor een gedeelte aan die maatschappij ligt.' De pastor ziet het als zijn taak nieuwe symbolen te vinden, om aan te sluiten bij de veranderende belevingswereld van de moderne mens. 'Veel geestelijken hanteren een soort standaardprocedure bij een begrafenis: er worden bepaalde liederen gezonden, vaste handelingen verricht. Vaak vanuit het gevoel dat het zo hoort. Maar in wezen liggen die dingen veel minder vast dan de mensen denken.' Door gesprekken met familie en vrienden probeert hij een indruk te krijgen van de overledene en vooral ook van de emoties die rond het sterfgeval leven. 'De dood is een ingrijpende gebeurtenis. Voor de nabestaanden is het een breuk in hun normale bestaan, een blikseminslag. de vraag is dan: hoe geef ik daar vorm aan?' Het komt wel voor dat de ouders van een overleden student daar hele andere ideeën over hebben dan de vrienden.' Voor oudere katholieken is de eucharistieviering vaak erg belangrijk, terwijl veel jongeren daar negatieve gevoelens over hebben. Ik probeer dan die mensen met elkaar in gesprek te brengen. Dan blijkt dat het delen van brood en wijn alleen voor henzelf belangrijk is en niets toe- of afdoet aan het heil van de overledene.' Vroeger werd het beeld van het hiernamaals van bovenaf opgelegd: de kerk vertelde hoe je over God moest denken. Dat vaste godsbeeld verdween, de mens werd de maat van alle dingen. De religie reageerde door ook het goddelijke in de mens zelf te zoeken: het godsbeeld werd subjectief. 'Geloven is niets anders dan met elkaar in gesprek komen over het wezenlijke dat iedereen bezig houdt,' zegt de pastor dan ook. 'Dat wezenlijke probeer ik tijdens zo'n afscheidsviering met taal, maar ook met bewegingen uit te drukken. Ik wil een katalysator zijn van de verwarde gevoelens die op dat moment heersen bij de aanwezigen.'

Vuur 'Goed met symbolen omgaan kan heel verlichtend werken.' Pastor Görtz heeft gemerkt dat elementaire begrippen het sterkste werken: 'Licht, water, vuur en lucht zijn hele sterke metaforen voor het leven.' Daarbij willen de mensen zelf ook iets doen: een kaars opsteken, een gedicht voordragen. 'Een keer heb ik een bloesemtak meegenomen, waarmee ik de dode besprenkelde. Hoewel er niets was afgesproken kwamen de aanwezigen één voor één naar voren om die handeling na te doen. Kennelijk volgde ik een spoor waarin de mensen zich konden herkennen.' Van de intense uitvaartvieringen van de studentenpastor naar Cor Nelisse, beheerder van het regionaal crematorium 'Jonkerbos'. Daar is het laatste afscheid heel anders geregeld. 'Een crematieplechtigheid duurt zo'n twintig minuten. Er worden drie plaatjes gedraaid en tussen de plaatjes door is er de gelegenheid om iets te zeggen. Meestal door een geestelijke of een familielid. Het is een standaardplechtigheid. Mensen kunnen eraan veranderen wat ze willen, maar de ervaring leert dat zo'n vijfennegentig procent voor die standaardprocedure kiest. De mensen uiten zich niet zo. Je ziet dat er veel geleden wordt, maar men beheerst zich. Toch hebben we gemerkt dat de symboolfunctie erg belangrijk is voor de nabestaanden. Ook na een crematie moet er iets tastbaars overblijven. Al is het maar een plaatje met inscriptie, dan hebben de mensen toch nog iets waar ze naar toe kunnen gaan om de overledene te gedenken. Daar is behoefte aan.' De dood, de ziekte waarmee we allemaal vanaf onze geboorte mee besmet zijn, is een essentieel onderdeel van ons leven. Toch schuiven wij de dood weg. We zijn er bang voor. Veel mensen die dagelijks met de dood omgaan vinden dat een slechte houding. 'We potten op, houden in, gaan niet natuurlijk om met de dood,' zeggen zij. Hindoes verzorgen zelf hun doden. Zij vormen de enige groepering in Nederland die zelf haar lijken mag verbranden. Islamieten praten met hun overledenen en leggen ze in de kist. Ze hebben een lang en intensief afscheid. Antroposofen en een enkele pastor proberen nieuwe wegen te vinden in hun omgang met de dood. De lente is aangebroken, begin van nieuw leven. Leven dat voorbestemd is voor de dood. Het moment is ideaal om na te denken over het 'leven na de dood.'