Het Laatste Oordeel: Mark Boog

Duffe opsommingen of ultiem entertainment? Tijdens het Wintertuinfestival verschanst ANS zich in de collegebanken om een genadeloos oordeel te vellen over de gastsprekers.

‘Neem één raad van mij aan: dat gij geen raad aanneemt (Multatuli)’, staat geschreven op de eenvoudige PowerPoint en wordt door Mark Boog herhaald aan twintig huiverende dichters in spe. Tijdens deze masterclass verschaft Boog dichttechnieken en tips, maar is het aan de poëeten zelf te bepalen wat ze ermee doen.

‘We dichten vandaag met grote woorden, zoals ‘liefde’ en ‘geluk’, zonder deze in cliché te gebruiken. Vaak zijn dit soort termen taboe en daar schop ik graag een beetje tegenaan.’ Na een korte introductie, geeft Boog de zaal enkele kleine schrijfopdrachten. ‘Ik doe het vandaag zo schools mogelijk. Het is hard werken, want ongeveer drie vierde van wat je opschrijft is onzin. Dichten is te vergelijken met het pellen van een mandarijntje: je moet een beginnetje hebben.’ Voorovergebogen en met de hand het hoofd ondersteunend werpen de aanwezigen zich op de eerste, lastige zinnen. Na enkele minuten complete stilte, worden de ‘beginnetjes’ voorgelezen: ‘Lijden is taai slijm’ en ‘Liefde is dan weer wel, dan weer niet, of zo’, klinkt uit de zaal. ‘Mooi. Heel goed. We hanteren vandaag de werkwijze van Herman de Coninck, waarbij we rijtjes zoals ‘‘Zo hoog als….de lucht’’ maken. Later koppelen we de zinnen aan elkaar. Let wel op dat het niet te clichématig wordt en doe alles zo simpel mogelijk.’

Even later toont Boog een voorbeeldgedicht hoe het in ieder geval niet moet. ‘‘‘Het waren bepaalde dingen die een wond in mijn hart veroorzaakten.’’ ‘‘Bepaalde dingen?’’ Dat is me te vaag, maar desondanks staan er ook dit soort zinnen in jullie gedichten en die redigeren we eruit. Mik op een gedicht van een regel of zes, hoe korter hoe beter.’ Op de vraag of iemand ‘alvast een heel mooi beeld heeft wat hij nu kwijt moet’ reageert het publiek verlegen en terughoudend, wat in eerste instantie doet vermoeden dat de gedichten niet veel soeps zijn.

Bij de laatste opdracht daalt opnieuw een doodse stilte neer over de zaal, dit keer van zo'n tien minuten, waarin Boog rondloopt om wat mensen te helpen. Tot slot kondigt Boog aan de eindversies klassikaal voor te dragen. De vrouw, meest vooraan, bijt het spits af: ‘Titel: dood. Jouw foto, ik kijk ernaar. In het glas zie ik mijn gezicht weerspiegeld’ en de rest volgt. Het niveau blijkt verrassend hoog te zijn en een enkeling lijkt het eerste hoofdstuk van zijn of haar dichtbundel zowaar klaar te hebben. Ondanks dat het publiek snakt naar kritisch commentaar, blijft Boog’s reactie, vanwege de tijd, beperkt tot ‘Mooi’ en ‘Daar wil ik wel meer van weten’. ‘Ik zeg ook alles heel voorzichtig, want ik zie de teksten niet op papier.’

Het Laatste Oordeel der Toehoorders Een van de weinig ervaren dichters in de zaal merkt op: ‘Het niveau is erg hoog. Ik had het publiek wat meer divers verwacht, naar mijn idee zijn hier erg veel dichters aanwezig. Daardoor was het voor mij spannend.’ Toch was er niets dan lof voor de werkwijze van Boog. ‘Hij is erg leuk. Ik had geen betere kunnen voorstellen. De dichttechnieken waren niet erg concreet, waardoor ik ze ook kan gebruiken voor mijn schrijfvaardigheden. Jammer dat het college zo kort was.’

Spreker: Mark Boog Uitstraling: Timide dichtkunstenaar Publiek: Professionele poëten en een enkele verdwaalde rijmer Inhoud: Cliché rijmen in doodse stilte Eindcijfer: 7,5