Tussen passie en procenten

Drank, drugs en seks, gesponsord door de belastingbetaler. Studenten hebben van oudsher een slechte reputatie. Toch klinken de zorgen over zesjescultuur, luiheid en passiviteit nu luider dan ooit. Zijn studenten echt te ongemotiveerd en onzelfstandig?

Studenten zijn ‘luie flikkers’ en na toelating tot de universiteit verwachten zij een ‘enkeltje Luilekkerland’. Met deze uitspraken haalde Ewald Engelen, professor Financiële Geografie aan de Universiteit van Amsterdam, afgelopen januari hard uit in De Groene Amsterdammer. Moderne studenten missen in zijn optiek motivatie, proberen met minimale inspanning een zesje binnen te slepen en stellen bijbaan voor studie. De maatschappij moet hen niet langer laten feestvieren op belastinggeld, is zijn conclusie. De discussie die Engelens column uitlokte, ging behalve over motivatie, ook over strategisch studeren en studierendementen. Tijdens een debat georganiseerd door studentenfractie AKKUraatd benadrukt voormalig USR-lid Joep Bos-Coenraad: ‘De generatie van onze ouders studeerde zeker niet sneller, terwijl de beurzen destijds rianter waren.’ Toch bestaat de vrees dat inzet en zelfstandigheid afnemen. Studenten zouden als schapen willen worden geleid en zich daarnaast meer toeleggen op bijbanen dan verdieping. Is de huidige student echt zo’n verwend nest zonder drive? En zo ja, waar kan dit aan liggen?

Vijven en zessen Na de introductie door minister-president Balkenende werd de zesjescultuur een gevleugeld begrip. Het staat voor een houding van strategisch studeren: net genoeg moeite doen voor een zes, studeren met weinig interesse en zonder het beste uit jezelf te halen. In 2007 ontspon zich een welles-nietes over hoe wijdverbreid deze instelling is. Middenin dit gekrakeel besloot Ron Welters, docent Filosofie en Wetenschapsstudies aan de RU, voor Vox daadwerkelijk naar de cijfers te kijken. Wat bleek? In Nijmegen is het aantal zessen voor gehaalde tentamens niet toe-, maar juist stevig afgenomen de laatste decennia. De data lijken, met enige kanttekeningen, het geschetste beeld te ontkrachten. Welters concludeerde vervolgens dat de zesjescultuur een ‘verzamelmetafoor voor onbestemd onbehagen’ is. Drie jaar later erkent hij de frustraties over studenten gedeeltelijk te begrijpen. In zijn optiek bestaat er een te romantisch beeld van het academisch verleden. De moderne universiteit is er een van hyperspecialisatie en grote studentenaantallen. De veranderde instelling kan volgens Welters niet uitsluitend aan studenten worden geweten.

Hapklare brokken Studenten zien zichzelf in studie-enquêtes evenmin als calculerend. In het aprilnummer 2009 van ANS geeft slechts 15 procent aan minimaal te studeren. Ondertussen meent ruim 40 procent tot het uiterste te gaan. De rest werkt exact de voorgeschreven stof door. Ondanks dit optimisme vindt ongeveer de helft dat ze harder moet studeren. Jonas Sweep, voorzitter van studentenvakbond AKKU, geeft aan dat van studenten mag worden verwacht dat ze gemiddeld 36 uur per week studeren. Hoewel men op de Bètafaculteit en bij Medische Wetenschappen nog dertig uur per week studeert, stopt de teller op de overige faculteiten op ruim twintig uur. In weerwil tot hun eigen tevredenheid blijken studenten er dus geen volle weken op na te houden. Naast de beperkte inzet wordt ook geklaagd over verloren zelfstandigheid. In het eerdergenoemde AKKUraatd-debat hekelde professor Bob Lieshout, vice-decaan onderwijs aan de Faculteit Managementwetenschappen de ‘prinsen en prinsessen’-mentaliteit. Studenten zijn volgens hem te passief. Zelfs tweede- en derdejaars verwachten alles in hapklare brokken aangeboden te krijgen, tonen geen initiatief en ontberen discipline. Joep Bos-Coenraad wil wat tegengas bieden: ‘Als in het eerste jaar de verwachtingen niet duidelijk zijn, krijg je dit soort studenten.’ Zijn oplossing is een stevige propedeuse die gewenst niveau en houding afdwingt. Eerstejaars die verkeerd kiezen, vallen daarnaast sneller af. Het systeem maakt de student, is zijn stelling.

Perverse prioriteiten De vele bijbanen onder studenten lijken debet aan de lage academische inzet. In de CBS-enquête over bijverdiensten in het hoger onderwijs van 2008 blijken de gemiddelde dertien gewerkte uren per week aan het begin van de studie later oplopen tot 23 uur. In de praktijk werkt een kleine bijbaan positief op de studieresultaten, aldus Sweep. Pas vanaf acht uur per week heeft het een negatieve impact. Het is volgens hem zonneklaar waarom er zoveel wordt gewerkt: ‘Studenten hebben het niet breed. De studiebeurzen zijn niet toereikend.’ De studiefinanciering verschraalt terwijl kosten stijgen. Tegenstrijdige overheidsadviezen compliceren deze situatie. Was staatssecretaris Rutte nog enthousiast pleiter voor de lening als ‘investering in jezelf’, de afgelopen jaren sloegen onderwijsminister Plasterk en het Nibud alarm over ditzelfde leengedrag. Universiteiten lijken de studenten ondertussen het liefst te motiveren met allerlei negatieve prikkels. Het bindend studieadvies wint zo snel aan terrein, dat het al bij tweederde van de WO-studies is ingevoerd. Ook met – al dan niet verplichte – extra contacturen, P-in-2 en B-in-5 lijkt de universiteit toenemend een keurslijf. Hiernaast is er weinig aandacht voor positieve motivatie, klaagt Sweep. Onderwerpen als onderwijskwalificaties voor docenten en goede studiebegeleiding staan laag op de agenda. Daarnaast is er steeds minder geld beschikbaar voor onderwijs. Volgens de WO-paragrafen van het CBS-jaarboek onderwijs 2009 neemt het aantal ‘prinsen en prinsessen’ al twaalf jaar op rij toe. Ondertussen krimpt het werkzame onderwijsondersteunend personeel en zijn WO-investeringen nauwelijks meer toegenomen na 2001.

Studenten studeren te weinig en lijken te volgzaam. Toch wordt de schuld te gemakkelijk bij studenten gelegd. Zonder bewijs worden fenomenen als de ‘zesjescultuur’ uit de lucht geplukt en voor wetenschap verkocht. Legio andere factoren spelen een rol. De overheid speelt een twijfelachtige rol met de veranderlijke kijk op de financiering van het studeren. Tenslotte hanteren universiteiten de wapens van de negatieve motivaties te veel in hun rendementszucht. Zo krijgt elk onderwijssysteem de studenten die het verdient.

Tekst: Rob Ramaker en Floortje Schiks

Klik hier voor alle artikelen van de ANS uit de Introductie van 2010.