Heyendaalse kloof

Met de bezuinigingen op hoger onderwijs in het vooruitzicht is het meer dan ooit noodzakelijk dat iedere student op de juiste plek terechtkomt. Wat kunnen de RU en de HAN gezamenlijk betekenen voor de universitaire uitvallers en ambitieuze hbo'ers die de oversteek willen maken?

Tekst: Tim Ficheroux en Rik van Hulst

Eind oktober werd pijnlijk duidelijk dat de RU en de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) niet altijd alles goed op elkaar afstemmen. Tot verbazing van beide onderwijsinstellingen bleken de introducties van 2012 in dezelfde week gepland, waardoor de Nijmeegse binnenstad zal worden overspoeld met eerstejaars studenten. Zeker wanneer een universiteit en hogeschool op nog geen steenworp afstand van elkaar liggen, mag je verwachten dat ze enigszins naar elkaar kijken. Samenwerking tussen wo en hbo kan voor studenten grote voordelen met zich meebrengen. Niet iedere universitaire student past immers binnen het wetenschappelijk onderwijs en op hogescholen lopen uitblinkers rond met academische ambities. Ongeveer een op de acht universitaire studenten valt binnen twee jaar uit, een kwart daarvan maakt de overstap naar het hbo. Anderzijds bezit 12 procent van de universitaire studenten een hbo-bachelor. Door gezamenlijk de oversteek te begeleiden, kunnen instellingen voorkomen dat deze studenten met onnodig oponthoud en dubbel werk worden opgezadeld. Met de invoering van de langstudeerdersboete, het bindend studieadvies en mogelijke afschaffing van de basisbeurs komen studenten die switchen snel in de problemen. Doorstuderen of een foute studiekeuze kan je hard in de portemonnee treffen. Studenten die van de RU naar de HAN willen verhuizen, of vice versa, kunnen onnodige vertraging niet gebruiken. Hoe zorgen de Nijmeegse universiteit en hogeschool ervoor dat de overstappende student niet tussen wal en schip geraakt?

Het gras is altijd groener Uit een rondgang langs Nederlandse universiteiten blijkt dat in verschillende steden de samenwerking met hbo’s wordt opgezocht. In 2002 fuseerden de Universiteit van Amsterdam en Hogeschool van Amsterdam op bestuurlijk niveau. Volgens Paul Doop, waarnemend collegevoorzitter van de instellingen, kun je er gezamenlijk voor zorgen dat iedere student op de juiste plek studeert. ‘De drempel om aan een andere instelling vakken te behalen moet worden weggenomen.’ Ook wil Doop de doorstroom tussen universiteit en hogeschool soepeler laten verlopen. Zo bieden de instellingen speciaal voor studenten die in het eerste jaar afhaken een heroriëntatietraject aan, een vijf maanden durend programma met tien uur studiekeuzebegeleiding per week. In Enschede hebben de Universiteit Twente en Hogeschool Saxion samen de werkgroep ‘Wisselstroom’ opgericht. Vertegenwoordigers van deze instellingen proberen de doorstroom in beide richtingen in kaart te brengen en te versoepelen. Vorig jaar organiseerde de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) een bijeenkomst voor haar studieadviseurs en die van hogescholen in de regio. ‘Het is belangrijk om studenten te wijzen op verwante opleidingen van een ander niveau. Door studieadviseurs van verschillende instellingen met elkaar in contact te brengen, weten ze beter welke mogelijkheden er zijn,’ aldus Ronald van den Bos, beleidsmedewerker aan de EUR.

Nijmeegs samenspel Concrete voorbeelden van samenwerking tussen de RU en de HAN vinden voornamelijk op het niveau van faculteiten en opleidingen plaats. Sinds 2009 bieden de instellingen gezamenlijk de Academische Lerarenopleiding Primair Onderwijs aan, waarin studenten zowel praktijkgericht als wetenschappelijk onderwijs krijgen. Ook biedt de HAN een gezondheidszorgopleiding aan waarbij intensief wordt samengewerkt met het Universitair Medisch Centrum (UMC) St. Radboud. In de eerste twee jaar van de opleiding lopen hbo’ers stage in het UMC, daarna volgen ze ook universitair onderwijs. Het voordeel van deze gecombineerde opleidingen is volgens Ron Bormans, bestuursvoorzitter van de HAN, dat er geen mensen buiten de boot vallen. Grootschalig en structureel bestuurlijk overleg, zoals in Amsterdam, ziet Bormans niet zitten. Hij denkt dat samenwerking het beste tot stand komt op facultair- of opleidingsniveau. ‘Als de hoogleraren aan de RU en onze lectoren en docenten samenwerking niet zien zitten, zullen gezamenlijke projecten niet ontstaan.’

Selectief schakelen Net als de HAN ziet onze alma mater geen heil in verregaande samenwerking. Martijn Gerritsen, woordvoerder van de RU, zegt dat de relatie tussen de instellingen goed is: ‘Het halfjaarlijks overleg verloopt prima, maar zowel de RU als de HAN heeft een eigen doelstelling en agenda.’ Hij laat verder niet veel los over de visie van de RU: ‘Hbo’ers die geschikt zijn voor een universitaire studie zijn van harte welkom. Omdat een hbo-diploma echter geen garantie is voor een succesvolle master aan de universiteit stelt de RU voorwaarden aan de inschrijving en biedt ze net als andere instellingen pre-masterprogramma’s aan. Daarmee voorkomen we onnodige studie-uitval.’ Op verschillende hogescholen in Nederland worden ‘ingedaalde’ schakelprogramma’s aangeboden. Excellente hbo’ers krijgen de kans om minoren in te vullen met vakken uit een universitaire pre-master, waardoor ze beter voorbereid aan een universitaire master kunnen beginnen. Ook de HAN en de RU bieden soortgelijke trajecten aan. Hoewel Bormans daar graag intensievere samenwerking en duidelijkere afspraken ziet, merkt hij dat de RU terughoudender wordt en hogere toelatingseisen wil stellen aan de schakelprogramma’s. Het College van Bestuur van de RU lijkt tevreden met de huidige samenwerking, terwijl Bormans duidelijke punten voor verbetering ziet. ‘Over de voorlichting aan uitvallende studenten en schakelprogramma’s kun je allerlei afspraken maken. Het onderwijssysteem hoort niet oneindig selectief te zijn, maar moet toegankelijk blijven.’

Door de aankomende maatregelen is het meer dan ooit van belang om de nog niet uitgeleerde hbo’er vloeiend een academische master in te leiden. Voor de student die zich op de universiteit niet thuis voelt, zal de weg naar het hbo makkelijk vindbaar moeten zijn. Intensievere samenwerking tussen RU en HAN kan daarbij van meerwaarde zijn. Door bijvoorbeeld studieadviseurs wederzijds informatie te laten delen en knelpunten in de doorstroom in kaart te brengen, kan voorkomen worden dat de overstappende student dubbel werk doet. In het Nijmeegse hoger onderwijs komt dit helaas nog niet van de grond zoals in andere steden.

Kijk hier voor de andere artikelen uit de februari-ANS