Rendement van de ivoren toren

Universitair onderwijs staat onder druk. Doorgeslagen rendementsdenken lijkt van de vrijplaats voor kritische geesten een beroepsgerichte school te maken. Wat is het academisch klimaat en waarom moeten we dit behouden?

Tekst: Tim Ficheroux en Eline Huisman

Voor zo min mogelijk geld in hoog tempo studenten klaarstomen voor de arbeidsmarkt, in overvolle collegezalen waar kant en klare kennis wordt geserveerd. Dit schrikbeeld van doorgeschoten managementdenken voedt de aanzwellende roep om universiteiten terug te laten keren naar een doodgewaand academisch klimaat. Hoe ziet de ideale academie eruit en waarom botst dat beeld met efficiëntiemaatregelen? Een pleidooi voor een gezonde balans tussen rendement en academische vrijheid.

Efficiëntie en ontplooiing
De universiteit beoogt van oudsher een instituut te zijn waar onafhankelijk van kerk en staat wordt onderzocht en onderwezen. Sinds de jaren tachtig ontstond er steeds meer inmenging van politiek en bedrijfsleven. Dat beleid kwam destijds tot stand om de hoge uitgaven te controleren en de universiteit meer bij de samenleving te betrekken. Efficiëntiedenken staat op gespannen voet met de universiteit waar creativiteit en inventiviteit kunnen floreren. Tegenwoordig is de zoektocht naar een gezond evenwicht volop actueel. Forse bezuinigingen en toenemende studentenaantallen hebben geleid tot schools massaonderwijs. De balans schiet door in het voordeel van maatregelen die studierendement moeten bevorderen, waardoor de academische vrijheid ondersneeuwt. We moeten juist de creativiteit en intrinsieke motivatie die de vrijplaats kenmerken beschermen om de waarde van de universiteit te behouden. Voor het waarborgen van het academisch klimaat zijn in het onderwijs drie aandachtspunten van belang: een kritische blik op de samenleving, dialoog tussen student en docent en oog voor de fundamentele principes van een vakgebied.

Buiten de waan van de dag om
Universiteiten moeten niet buiten de samenleving staan, maar studenten leren om met een zekere afstand kritisch te reflecteren op die wereld. Wetenschappelijk onderwijs dient om te ontsnappen aan de waan van de dag en maatschappelijke ontwikkelingen in een breder perspectief te zien. Wanneer er een meldpunt wordt opgericht om te klagen over Polen en Roemenen moet een student meer kunnen dan daar enkel om lachen. Om een constructieve bijdrage te leveren aan de maatschappij moet je uit kunnen leggen waarom zo’n initiatief moreel onverantwoord dan wel noodzakelijk is. Op een heel andere schaal moet je kunnen zien dat de woorden ‘dermatologisch getest’ op een shampoofles een lege huls zijn. Het is de taak van een universiteit om studenten te leren van een afstand en zo objectief mogelijk kritiek te leveren. Dat voorkomt dat de maatschappij vervalt in onwetende oppervlakkigheid.

Grens van het weten
Het klassieke ideaalbeeld van de universiteit als wandelgang waar de bebaarde filosoof in gesprek gaat met enkele studenten is in de huidige samenleving een utopie. De gedachte achter dit romantische beeld geeft echter aanwijzingen voor wat ook een hedendaags academisch klimaat moet kenmerken. In het universitair onderwijs moet de door nieuwsgierigheid gedreven wisselwerking tussen docent en student een centrale rol spelen. Onderwijs is meer dan acht weken braaf meepennen met een dicterende docent om na een lijstje meerkeuzevragen een vak van de lijst te kunnen afstrepen. Door dialoog en kritisch reflecteren dragen student en docent bij aan het opdoen van kennis en het verder brengen van het vakgebied. Een universiteit werkt voortdurend aan de grens van het weten om nieuwe inzichten op te doen. Academisch onderwijs is daarom geen eenzijdige overdracht van bestaande kennis, maar een proces waarbij docent en student zich samen langs die grens begeven en deze proberen te verleggen. Studenten zijn geen consumenten van hapklare kennisbrokken, maar moeten actief en geïnteresseerd participeren in het onderwijs.

Kennis in context
Academische scholing moet verder gaan dan het opleiden van deskundigen in een afgebakend vakgebied. Begrip van een bredere context rondom specialismen is noodzakelijk om opgedane kennis te gebruiken in het dagelijks leven en de maatschappij. Zo moet een rechtenstudent niet alleen een wet interpreteren, maar ook begrijpen wat het morele streven naar rechtvaardigheid betekent. Alleen dan kan hij het toepassen van recht betekenisvol maken. Een celbioloog kan bij het knutselen met celwanden niet zonder kennis van Darwin om het belang van zijn experiment te begrijpen. In de communicatie tussen docent en student wordt niet alleen nieuwe kennis opgedaan, maar leer je ook de fundamentele principes van een vakgebied te begrijpen. Zo kan een academicus ook zelfstandig reflecteren op het belang van zijn handelen.

Wanneer enkel het snel en zo goedkoop mogelijk halen van een diploma richtinggevend is, staat de relatie tussen student en docent onder druk. Ook het vermogen om de context te begrijpen en kritisch en creatief te reflecteren op de samenleving komen dan in het gedrang. Met tentamens die niet veel meer zijn dan een invuloefening, onderwerpen voor bachelorscripties die vooraf afgebakend zijn en steeds minder mogelijkheden om je buiten het curriculum te ontplooien, lijkt het academisch klimaat weg te zakken in een modderpoel van maatregelen die studierendement heet. Natuurlijk moet een universiteit geen speeltuin zijn waar iedereen naar eigen plezier tien jaar lang studeert. De spreekwoordelijke ivoren toren die mijlenver boven de samenleving uitsteekt en alle contact met de werkelijkheid is verloren komt de maatschappij ook niet ten goede. Doordat steeds meer sancties en beloningen gekoppeld zijn aan de afstudeersnelheid, wordt de motivatie bepaald door negatieve externe prikkels. Het afstraffen van uitloop maakt het aantrekkelijker om je te beperken tot het hoogst noodzakelijke voor het behalen van een bul dan om een academicus in de bredere zin van het woord te worden. Een rendementsmaatregel kan nuttig zijn, maar de onderscheidende waarde van een universiteit mag niet worden opgeofferd. Het is noodzakelijk dat docenten het vertrouwen en de vrijheid hebben om de dialoog aan te gaan. Studenten moeten serieus genomen worden door nieuwsgierigheid en participatie van hen te verwachten en dit te stimuleren.

Dit artikel is tot stand gekomen na raadpleging van Jan Bransen, Wouter Sanderse, Ed Vosselman, Leon Wecke en Ron Welters. Kijk hier voor de andere artikelen uit de maart-ANS