10 jaar na Bologna

In 1998 werd op de Parijse universiteit Sorbonne door alle ministers van Onderwijs besloten dat studenten en docenten mobieler zouden moeten worden. Een jaar later tekenden zij vol trots de Bolognaverklaring, waardoor de bachelor-masterstructuur en de befaamde ects in de toenmalige Europese Unie plus de toenmalige kandidaat-lidstaten en Noorwegen, IJsland en Zwitserland werden ingevoerd. Later werden er nog meer doelen aan het Europese beleid gesteld: zo zou een leven lang leren een standaard moeten worden en moet in 2020 20 procent van de studenten in het buitenland studeren of gestudeerd hebben. Dit alles zou Europa het kennismekka van de wereld moeten maken. Tien jaar na de Bologna-verklaring schrijft een commissie in opdracht van de Europese Commissie een vernietigend rapport (pdf-alarm).

Alle landen hebben inmiddels de bachelor-masterstructuur ingevoerd, al zijn er nog behoorlijke verschillen tussen lidstaten. Zo hebben veel Oost-Europese landen gekozen voor een bachelor die vier jaren duurt en een master van minstens anderhalf jaar. Ook instituten die studenten opleiden tot arts verschillen in 27 van de 30 landen nog steeds van 'normale' programma's. De onderzoekers zien enige transparantie ontstaan in het kluwen van opleidingen, maar beseffen dat er nog veel moet gebeuren in het komende decennia om mogelijke studenten nog meer duidelijkheid te bieden.

Volgens de wetenschappers is echter de sociale waarde van hoger onderwijs het laatste decennia grotendeels ondergesneeuwd. De trend dat steeds meer studenten het hoger onderwijs weten te vinden heeft weliswaar doorgezet dankzij het Bologna-akkoord, maar dit wordt vooral veroorzaakt doordat landen die achterop liepen bij het gemiddelde aanhaakten. Toch zijn de groepen die tien jaar geleden nauwelijks gebruik maakten van het hoger onderwijs in het afgelopen decennia vergeten. Groepen die ondervertegenwoordigd waren in het hoger onderwijs zijn dat nog steeds en de oorzaak hiervan is te zoeken in een te passieve houding van regeringen. Zij nemen vaak niet de moeite om intensief te onderzoeken welke groepen daadwerkelijk ondervertegenwoordigd zijn en doen het vaak af met 'jongeren van buitenlandse afkomst' of 'jongeren uit lagere milieus'. Tevens wordt volgens het rapport te weinig aandacht besteedt aan tegemoetkomingen voor potentiƫle studenten voor wie studeren simpelweg te duur is. In landen als Frankrijk, Ierland en de Vlaamse gemeenschap heeft men goede convenanten gesloten om dit op te lossen, maar voor Nederland hebben de wetenschappers geen goed woord over.

Als laatste merkt het rapport op dat voorlopig nergens in de Europese Unie de economische crisis wordt aangegrepen om studeren duurder te maken, maar dat juist het vertrouwen in het hoger onderwijs wordt bevestigd. Toch is dit niet voldoende om de doelen die voor 2020 gesteld zijn te bereiken. Het budget voor hoger onderwijs moet in heel Europa structureel omhoog, omdat er anders een achterstand op Aziƫ en de Verenigde Staten dreigt. Met name op de gebieden sociale emancipatie en een leven lang leren moet nog veel werk worden verzet. Wij hopen alvast dat de lijsttrekkers voor de Tweede Kamerverkiezingen meelezen.