De monsterarm

Om me heen zitten bejaarden te snuffen, te kuchen en onophoudelijk te klagen over het weer. Mijn eigen huisarts is op vakantie dus ik moet naar een vervanghuisarts. Blijkbaar behandelt mijn vervanghuisarts alleen maar mensen boven de 70. En duurt dat ook nog eens erg lang. Inmiddels is mijn afspraak al een half uur geleden en heeft de assistente al drie keer verontschuldigend gezegd dat ‘de dokter een beetje uitloopt’. ‘Mevrouw Van der Vet?’ Ik veer op uit mijn stoel en draai me richting de deur. Daar staat 1.85 M. puur visueel genot. Hij leidt me de spreekkamer in en schudt mijn hand. ‘Jelle Verhof, ik ben nieuw hier in de praktijk. Zeg maar Jelle hoor.’ Ik ga tegenover hem zitten aan zijn bureau. ‘Wat scheelt eraan?’ Ik hou mijn arm omhoog. Daar loopt een grote diepe kras overheen. Echter, de kras wordt dramatisch geaccentueerd door een enorme onderhuidse zwelling eromheen. Jelle’s gezicht vertrekt. ‘Oeh, pijnlijk.’ Ik beaam het, blij dat ik eindelijk erkend word in mijn lijden. Een heel weekend lang heb ik rondgezeuld met mijn onmenselijk dikke arm omdat ik geen mietje wilde lijken. Jelle wil weten wat er is gebeurd. Ik vertel dat mijn kat is aangevallen door een hond, maar dat de betreffende kat zich op het moment van de aanval in mijn armen bevond. De kat koos het hazenpad (haha) en worstelde zich in blinde paniek vrij. Daarvoor gebruikte hij naast brute kracht ook zijn nagels. Jelle luistert geboeid naar mijn spannende verhaal en pakt ondertussen het Grote Kwalenboek erbij. Ik kijk hem verontwaardigd aan. ‘Jelle, noem jij DIT een kwaal?’ Zeg ik, terwijl ik naar mijn monsterlijke arm wijs. Jelle wordt een beetje rood. ‘Nee, nee zeker niet maar ik dacht, ik kijk even om alles uit te sluiten.’ Een minuut lang is het stil, terwijl Jelle het hoofdstuk ‘verwondingen door huisdieren’ doorneemt. Dan belt hij een collega. Die wil ook even komen kijken. Een bevredigende ‘oeh pijnlijk’ volgt ook uit zijn mond. Hij draait mijn arm, prikt in mijn zwelling met zijn vinger en is weer weg. Jelle mompelt iets over antibiotica en begint te typen. ‘Doxycicline, hoorde ik dat nou goed?’ Hij knikt en gaat verder met typen. ‘Nou Jelle, volgens mij zijn doxyciclinepillen de geen pret, geen zon, geen alcohol pillen en het is 100 graden buiten dus ik weet niet of ik daar erg warm voor loop.’ Jelle moet hard lachen en gaat op zoek naar een alternatief. Hij wil me wegsturen maar lijkt zich nog iets te bedenken. ‘Ben je nog ergens anders geraakt?’ Vraagt Jelle. ‘Ai, dat is een beetje een pijnlijke vraag.’ Jelle begrijpt in eerste instantie niet waarom, maar als ik mijn shirt omlaag trek en mijn verminkte borst laat zien begrijpt hij waarom. ‘Dat ziet er niet mooi uit.’ ‘Zeg je nou dat je mijn borst niet mooi vindt?’ Het was eruit voordat ik er erg in had. Jelle wordt vuurrood. Ik kan mezelf wel voor mijn kop slaan. ‘Je borst is prachtig, jammer van de krassen.’ Zegt Jelle uiteindelijk. Ik word de deur uitgestuurd met een fikse antibioticakuur en een gevoel van ultieme schaamte.