Vanuit het ANS-kantoor (week 13)

Ieder weekend becommentarieert een redactielid zijn of haar week in ‘Vanuit het ANS-kantoor’.

Je herkende ze meteen, veel te kleine mensjes met een veel te grote fiets, Kipling-tas en een aura van onzekerheid om zich heen. Ze liepen wat onwennig rond, waren zich nog niet bewust van de ongeschreven regels van de middelbare school zoals waar te zitten tijdens de pauze en dat je je schooltas niet al te hoog op je rug moest dragen. Zodra ze er waren keek je ze met een vies gezicht aan, vol verbazing sprak je ieder jaar weer over het feit dat ze nog kleiner waren geworden dan het vorige jaar en nog irritanter. Toen jij brugklasser was had je echt nog niet zo’n grote mond en was jij nog echt niet zo brutaal.

Nostalgie, het thema van ANS is dit jaar op een goed moment gekomen. Terugkijkend op mijn middelbare schooljaren, glimlach ik. Een dag van te voren voor het eerst de boeken openslaan en toch een hoog punt halen voor mijn proefwerk en me o zo volwassen voelen als ik die ‘brugpiepers’ zag rondlopen.

Nu is het april en dat betekent wederom nostalgie, maar ditmaal van een periode die nog niet zo ver in het verleden ligt. Het betekent voor mij dit jaar dat ik wederom meer herkansingen heb dan ik zou willen waardoor ik weer mijn voornemen om dit jaar echt te gaan knallen niet heb volgehouden. Dus zit ik in de UB te studeren, met alle andere mensen die hun tentamens moeten gaan halen. En dan zie ik ze lopen. Meisjes die nog geen heupen hebben, skinny jeans dragen met Uggs eronder, en daarboven een long sleeve en een lang vest. Jongens met nog een puppyvachtje op hun blotebillengezicht, een iets te wijde spijkerbroek waar een Björn Borg boxershort onderuit piept en een houthakkershemdje aan. Het zijn…middelbare scholieren. Met nog gekafte boeken voor zich kijken ze verveeld om zich heen en spelen ze met hun telefoon. Op hun examenbundels staan vakken als Maatschappijleer en Aardrijkskunde. En ineens ben ik weer terug op de middelbare school, en voel ik ongewild dezelfde weerstand opkomen als toen. Wederom lijken ze allemaal op elkaar, wederom houden ze zich niet aan de ongeschreven regels van ditmaal de UB. Ze lopen rond, maken lawaai en hebben de muziek veel te hard aanstaan op hun mp3-speler. Vol afgrijzen kijk ik ze aan als ze weer naar een klasgenootje lopen om iets knulligs te vragen of als ze voor de tiende keer in een uur naar buiten lopen om studieontwijkend gedrag te vertonen. En dan ineens weet ik wat het is: ik ben stikjaloers. Jaloers dat zij nog zo licht over studeren kunnen denken en weten dat ze het toch wel halen, jaloers op hun gevoel van ‘volwassenheid’ omdat zij in de UB studeren en nu weet ik het dus zeker en komt de pijnlijke waarheid boven water: ik word oud.

Jolene Meijerink