Vanuit het ANS-kantoor (week 18)

vanuit het ans-kantoor Iedere vrijdag becommentarieert een redactielid zijn of haar week in ‘Vanuit het ANS-kantoor’.

‘Nee. Nee! NEE!’ Ik stel mij zo voor hoe oud ANS-hoofdredacteuren het Algemeen Nijmeegs Studentenblad lezen. Of achter hun computer zitten om ANS-Online.nl te bezoeken. Ik heb overwogen er een sappige column te schrijven: over twee vriendinnen van me, die sindskort geen vriend meer hebben. Maar ik zie de reacties van de ‘reagurende’ ex-redacteuren al.

‘Nee. Nee! NEE! Hoe haal je het in je hoofd? Waarom denk je in vre-des-naam dat ik wil lezen over het “neuken” van een “klein Zweedje”. Of hoe een tripje naar Münster eindigt in een orgie op een pooltafel. Dat Klaartje al iemand te logeren had toen ze een scharrel mee naar huis nam, waardoor ze uiteindelijk schroeiplekken op haar knieën opliep van het tapijt voor de voordeur.’

Maar ook offline, tijdens de redactievergaderingen, kunnen emoties hoog oplopen. Na bijna 25 jaar ANS moeten er nog steeds originele onderwerpen worden bedacht. Sommige mensen schudden de briljante ideeën zo uit hun mouw. ‘Laten we een nostalgie-ANS maken!’ ‘Laten we oorlogsfotografen interviewen.’ Van die ideeën waar uiteindelijke iedereen achter kan staan.

Soms lijkt de redactietafel echter wel een burgeroorlog. Aan de zuidelijke kant de confederatie van intellectuelen, aan de noordelijke kant de verenigde ‘populairen’. Ikzelf hoor bij het kamp van de populairen. Zij die vinden dat er best wel wat laagdrempeligere onderwerpen in de ANS mogen staan. Het hoeft niet elitair filosofisch intellectueel te zijn wat de klok slaat. Het interview met Mental Theo vond ik dan ook briljant. De geconfedereerden hebben hier uiteraard een andere mening over.

Als de burgeroorlog van de VS als analogie wordt gebruikt, dan is de VOX wel ons Verenigd Koninkrijk. Noordelijk en zuidelijk ANS staan verenigd tegenover het universiteitsblad. Het spreekt voor zich dat ANS meer inhoud heeft dan VOX. ‘Voxiaanse’ onderwerpen komen niet in de ANS. Wellicht zijn we jaloers. Misschien mogen we wel een keertje op bezoek komen.

Martijn Wehrens