Vanuit het ANS-kantoor (week 24)

Voordat het ANS-kantoor mijn nieuwe tweede thuis werd, had ik een hekel aan meningen. Niet alleen de meningen van anderen, maar ook die van mezelf. Op televisie, op internet, op de radio en in het lokale sufferdje, overal schreeuwen de geventileerde opinies je tegemoet.

Niet dat ik zelf geen sterke neiging had tot spuien wat ik vond, maar mijn pogingen om het voor me te houden hadden redelijk succes. De mening van pietje-van-hiernaast is over het algemeen helemaal niet interessant en de mijne ook niet, redeneerde ik. Alleen mijn huisgenoten mochten genieten van mijn eindeloze uiteenzettingen over het irritatiegehalte van Peter R. de Vries, het groeiende straatgeweld in mijn geboortedorp en de enigszins sneue pogingen van de gemeente om dat op te lossen.

Hoe anders is het nu. Sinds ik voor het eerst het ANS-kantoor binnenliep is mijn mening geven onderdeel geworden van de dagelijkse routine. Helemaal nu ik lid ben geworden van de nieuwe redactie. Menig vergadering vliegen de zienswijzen en ongezouten standpunten over tafel. En het beperkt zich niet tot het kleine kantoor in de Ondergang. Ik ben iemand geworden waartegen ik vroeger had willen zeggen dat je niet altijd iets hoeft te vinden, dat het soms heerlijk is om het even aan te zien en er niet over na te denken en dat er al zoveel mensen zijn die om het hardst schreeuwen. Er is alleen iets veranderd: ik vind het heerlijk. De krant, het journaal, de OOR, nieuwssites en zoveel mogelijk mailinglijsten zijn mijn beste vrienden geworden. Ik wil alles weten en alles zien. Ik lees de krant met de pen, net als de eerste draaien van artikelen, en ik streep lelijke zinnen aan. En het wordt alleen maar erger. Volgend jaar om deze tijd zal ik dit nog eens teruglezen. Waarschijnlijk heb ik er dan een andere mening over.

Jozien Wijkhuijs