Geacht Barcelona,

Ik ben de afgelopen week in de gelukkige omstandigheid geweest dat ik vier dagen in jou heb mogen doorbrengen. In de eeuwige rivaliteit tussen Madrid en Barcelona ben ik, heel eerlijk, altijd een fervent Madrileen geweest en heb ik je altijd enigszins wantrouwend benaderd. In de Spaanse hoofdstad vond ik het gemakkelijker om opgezogen te worden door de sfeer, je waande je meer gast dan toerist. Over La Rambla lopen als een stuk vee, samengeperst en continu je hand op je zak om zakkenrollers tegen te werken, beviel mij maar allerminst goed.

Vorig weekend heb je mij echter een andere kant van je gezicht laten zien. Parc Guell, de Sagrada Familia, Casa Mila, het is allemaal fijner te bezichtigen tussen Catalanen in een nazomers zonnetje met een graad of twintig, niet gehinderd door opdringerige souvenirverkopers. Ook het eten van tapas en paella in Barceloneta en in het speciaal in het havengebied, leverde een gelukzalig gevoel op. Stappen in de Opium, losgaan op een hiphopconcert in de Jamboree, een ijskoude San Miguel drinken in een loungebar, ik voelde me helemaal thuis.

Dat je nu voor mij ineens een stad met hart en gevoel bent in plaats van een enorm attractiepark, komt niet alleen door het bovenstaande. Sterker nog, er ligt iets anders aan ten grondslag. Dat ik altijd een Madrileen geweest ben, lag mede aan Real, de koninklijke. Het maagdelijke wit deed mij altijd meer dan jullie blaugrana. Bernabeu is een mooier stadion en Camp Nou vond ik, sorry, altijd maar een enorme naar pis stinkende bak beton. Tot afgelopen zaterdag. Voor 32,50 euro was ik een van de 96000 gelukkigen die een kaartje voor Barcelona - Villarreal had bemachtigd. We waren, doordat we nog vanuit Reus moesten komen, tien minuten te laat. Dat jullie Villarreal compleet wegspeelden, dat Andres Iniesta ondanks de WK-finale nu mijn persoonlijke held is, dat jullie met een krappe 2-1 voorsprong een partij gallery Play weggaven, dat was allemaal schitterend. Maar alles verbleekt bij wat ik zag toen ik arriveerde op de derde ring van Camp Nou. Tijdens onze sprint naar de derde ring, over een trap of twintig, hoorden we het geluid al aanzwellen. Het laatste trapje naar de tribune, vanaf de binnenring, lag nog tussen ons in. Met twee sprongen stonden we op de tribune. Camp Nou baadde in verlichting, de 96000 mensen versmolten tot één grote brullende massa, die Messi’s naam scandeerde. De heuvels van Barcelona lagen er prachtig bij in het stadslicht. Kippenvel en we konden maar één ding uitbrengen: wauw. Mes que un club, mes que una ciutat.

Tot snel, tot gauw,

Walbert