Geacht ANS,

Met het gevaar dat dit een wel zeer incestueus stukje gaat worden: een brief aan jou. Eerst wil ik je feliciteren met het 25-jarig bestaan van het blad. De eerste twintig jaren zijn volstrekt aan mij voorbij gegaan, toen ik nog deels vloeibaar en deels inwoner van het diepe zuiden was. De afgelopen vijf jaar grabbel ik echter maandelijks een ANS uit de bakken. Het begon voorzichtig, ik bladerde er wat doorheen, las een artikel dat ik echt interessant vond en liet hem daarna weer ergens rondslingeren.

Ongeveer tweeëneenhalf jaar geleden ben ik het blad echt gaan spellen. Dit had deels te maken met eigen journalistieke ambities, maar deels ook met het blad zelf. Het zag weer allemaal net wat flitsender uit en de artikelen leken zowaar interessanter te worden, parallel aan mijn groeiende interesse voor het studentenbestaan. Daar is ANS gelukkig onlosmakelijk mee verbonden, zoals het een studentenblad betaamt: voor en door studenten.

Bij dat laatste mag wel eens stil worden gestaan. Ik ben verslaafd aan tijdschriften. Als ik ergens kom en ik zie een willekeurig tijdschrift, wil ik het lezen. Of het nu aansluit bij mijn interesses (een VI, een Quest, een OOR) of totaal niet (een Viva, de Flitsende Fazant – hèt blad voor fazantfanaten, noem het maar op), ik lees het. Nu zit achter de meeste van deze bladen een professionele redactie, dag in dag uit bezig met het blad. Ze mogen in vele gevallen nog niet de schoenen poetsen van de ANS-redactie. There, I said it! Zelden tot nooit spelfouten, uniformiteit (de ANS-stijl is berucht voor iedereen die er werkt.

Dit jaar is er, mijns inziens, nog meer vooruitgang geboekt. De naamsbekendheid is enorm gegroeid door verschillende relletjes, die het schaamteloze falen van de communicatieafdeling van de RU prachtig illustreren. Links en zurig? Neutraal en de vlakke hand erop, zo zou ik het liever noemen. Er heerst een klimaat waarin studenten hun journalistieke kwaliteiten kunnen bijspijkeren. Daar mag je best wel een keer op je waffel mee gaan. Ik ben blij dat ik in dit klimaat mijn carrière als columnist mag voortzetten. Mijn vorige column was een moment waarop het mis had kunnen gaan. Mijn boodschap kwam totaal niet over, het vrouwonvriendelijke had grappig moeten zijn, een opmaat naar de clou. Helaas mislukte het. Gelukkig heeft het ANS-podium me ook de kans gegeven om eerder betere columns te schrijven en heb ik nog aardig wat kansen op revanche.

Bedankt en leef nog vele jaren voort,

Walbert